VI
No. 104. Woensdag 28 December 1887. 10e Jaargang.
Dit blad verschijnt iederen Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENT1EN voor Dinsdag
en Vrijdagmiddag 12 nnr te bezorgen bij den
nitgevcr J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Oieuataanvragen wordengeplaatst tegen 5 cent
en Advertentiön tegen 6 cent per regel
(■ïroote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der-
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekenduitgezonderd Dienstaanvragcn.
-J nu Iiuiyao-, -cxjat jug^- .'JUUUUCi A „t.LA Cil Lv- Ulrt! up ifOtll ca&uiQ uouuvu
Dankbetnigiügenniet meer dan aclit regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents.
wow Teneinde de gelegenheid open te stel
len, om NIEUWJAARSWENSCHEN in dit
blad te plaatsen, zal op Maandag 2 Januari
1888 een Extra-Nummer verschijnen.
Advertentiën voor dit nummer worden in
gewacht tot Zaterdagavond zes nur.
Advertentiën niet met Nieuwjaarsdag in
betrekking staande, worden in dit nummer
slechts geplaatst, wanneer dit uitdrukkelijk
verlangd wordt. De Uitgever.
NEDERLAND.
Men schrijft aan de Middelb. Courantonder den
titel: „geen kwartjesvinders meer", -liet navolgende:
De kwartjesvinders zijn uit de mode, eene variatie
op dat thema zijn tegenwoordig z.g. aardappelkoo-
pers, die zich ook in Middelburg vertoonen.
Donderdag voor 8 dagen komt een landbouwer uit
de gemeente V. in Middelburg, langs de Londonscbe
kaai, en wordt aangesproken door een „Mijnheer",
waarachtig een mijnheer, want hij had een hoed op,
en een bril op zijn neus, die hem vraagde:
„Zeg vrind, zoudt ge me niet kunnen helpen aan
een paar adressen van boereu, bij wie ik een groote
partij aardappelen zou kunnen koopen voor goeden
prijs?"
De boerdie zelf veel aardappelen te missen bad, ant
woordt: Ja, mijnheerboevee! hebt ge er wel noodig?"
„Wel 5 a 600 mud."
„Zoodan weet ik wel een paar boerendie met
mij samen zooveel zouden kunnen en willen leveren,
maar zonder kwade er in, kunnen wij dit niet doen."
„Odat komt er niet op aanze zijn maar voor
de soldatenze moeten per spoor vervoerd worden.
Weet je wat, ga met mij mee naar gindsche herberg,
dan kunnen wij de zaak bepratenen een kop koffie
drinken."
De boer, die in zijn portefeuille vrij wat bankpa
pier bad, zooeven bij den notaris ontvangen, had er
wel geen ergon trek inom in dat kroegje op de
Turlkaai te gaan, maar het uitzicht op een vcor-
deelig karreweitje deed hem er toe besluiten.
Ze traden binnen.
„Aannemen! een bittertje!" (geen kop koffie dus.)
„Wat drink jij vrind, ook een bittertje?"
Met de linkerhand onder zijn rok op zijn rechter-
vestzakwaarin da portefeuille met dierbaren inhoud
stak, zeide de boer: „Ja, een elixertje, als 't wezen
mag!"
Men ging zitten.
De mijnheer vroeg alsof bij de lucht van de por
tefeuille had.
„Heb je niet een potlood voor me?"
„Zeker mijnheer 1" en de boer haalde leukweg
een eind potlood uit zijn wijden broekzak dus
niet uit de portefeuille.
„Zeker wel een stnkje papier ook?"
„Nee mijnheer dat niet."
De mijnheer sprak niet meer over aardappelen of
adressenmaar over heel wat anders.
FEUILLETON.
30) -
A N N E L E,
No veile van E. Ve ly.
Hij is de tafel genaderd en steunt er
met zijne breede rechterhand ophij haalt
diep adem en zegt: ,,'t Gaat er vandaag
lustig toe, vinden jullie niet?"
Slechts vrouw Siissbeck antwoordt hem.
„Dat zou ik denken."
Houtvester Bitzerdie aan Jörg's lin
kerzijde staatvindt het noodig hem even
aan te stooten.
„Kijk eens, je hebt nog eene gast aan
tafel. Die moet toch zeker je meisjes
niet in de leer nemen?"
Anncle ziet zijne spottende trekken, ze
weet, dat die honende woorden haar
goldenen de mantot wien ze gericht
zijn, weet er niets op te antwoorden.
Jörg Neithart heett, toen hij Annele
naast zijne vrouw zag zitten, zich wel
van schaamte willen verbergenop zoo
iets was hij niet verdacht. Ja, uit zal en
moet het zijn met de meidhij heeft haar
wel wat om den tuin geleid, maar per
slot van rekening heeft ze het toch eigen
lijk niet veel beter verdiend, al ware
het alleen maar om Jörgle. Hij roept al
zijn vaderlijk gevoel te hulp, alles, wat
er toe kan bijdragen om hem zeiven
vrij te spreken. Dat hij ze daar nu juist
moet zien! Koelbloedigheid is niet zijne
grootste deugd, en nu zal ze toch op de
proef gesteld moeten worden. Hij blijft
staan, alsof hij Annele en haar nichtje
niet zagof als waren ze geene vreemde
gasten aan zijne tafel.
Babett spreekt alleen maar met Jörg,
wanneer hij het woord tot haar richt: in
de twee-en-twmtig jaren van haar huwe
lijksleven heeft ze de vrees voor hem en
zijnen gebiedenden aard niet verloren,
en ook nu ziet ze bescheiden voor zich.
Vrouw Siissbeck is alles behalve ver
legen en zegt daarom: ,.Ik dacht, dat
ieder hier in de streek Jörg Neithart wel
eens gezien had! En dat is nu Annele
Merlde, en ik kan er maar niet over uit,
dat ze je niet heeft willen kennen; ja,
waarachtig, dat is nu de Albgraaf in
eigen persoon!''
Nu staat Annele op. Haren hoed heeft
ze zooeven afgenomen, hare lange blon
de vlechten hangen haar over den rug,
en over haar voorhoofd vallen als altijd
de fijne speelsche krulletjes, die haar zoo
goed staan en die maar niet weg te kam
men zijn. Haar gezicht is doodsbleek,
en de donkere oogen schijnen grooter
dan gewoonlijk, als zij den hinken man
aanziet, die nog onbeweeglijk op dezelf
de plaats staat.
„Zoo, ben jij dat?" zegt ze zachtkens.
„En jij bent Annele van den molen"
want immers zijne drie vrienden, die toen
die onderhandelingen hebben bijgewoond
zijn vlak achter hem, en hij moet toch
zorg dragendat ze zich niet verbazen.
„Je molen wil ik altijd nog hebben')
zegt hij.
Ze moet weer gaan zitten, eene dui
zeling bevangt haar, en het is maar goed,
dat juist de muzikanten voorbijkomen,
want nu kan Jörg, zonder dat iemand
het bespeurt, fluisteren:
„Meid, Annele, houd je nu vandaag
goed! Dat moet maar, want anders wor
den we allebei uitgelachen! En als je
verstandig bentvergeet en vergeef jc
alles! Kijk eens, 'twas alsof ik bezeten
was, 't is heelemaal buiten mijne schuld
geweest;"
Hare lippen trillen, maar ze kan geen
antwoord geven.
Daar begint het dansen, de meisjes
worden meegenomen en vrouw Süssbeck
volgt met Babett, om eens een kijkje te
nemen.
„Annele," zegt Jörg, „is het waar, dat
je al zoovele mannen voor den gek ge
houden hebt? Je bent zoo'n drommel-
katersche meid, en als ik je weer zoo
eens aankijk, dan geloof ik nog, dat ik
dol zou kunnen worden."
„Jörg Neithart, je bent een gemeene
leugenaar!"
Hij grijpt haar bij den pols. „Meid,
schreeuw zoo niet!" En dan lacht hij.
„Wat voor kwaad heb ik je dan gedaan?
Alleen maar je gezegd, dat ik zooveel
van jc houd!Ik ben nu wel zoo heel
jong niet meer, maar mijn hart klopt
nog warm, en als je verstandig bent,
meid''
„Halt, niet verder," beveelt ze hem,
„houd je slechte gedachten voor je, Jörg
I Neithart, en spreek ze niet uit, want
anders zou ik kunnen vergetendat ik
maar eene vrouw ben! Maar dit zal je
j ten minste hooren, wat ik je te zeggen
I heb„een gemeener, slechter kerel dan
jij, heeft er hier nog nooit over de ber-
I gen rondgeloopenen als ik dat in het
bijzijn van al die menschen daar zou uit
roepen, zouden er wel ooren te vinden
zijn om tc luisteren."
Ilij is bleek, drinkt haastig zijn glas
uitwil eerst met zijne vuist op de tafel
slaan, doch bezint zich dan.
„Wees toch verstandig. Ik heb eene
vrouw en de meisjes, dat h,eb je zelve
gezien, en die moet je geen kwaad doen
j bedenk dat wel. Wist ik maar, hoe ik
het goed kon maken! En kijk eens, als
j ik je weer zoo zie, dan moet ik altijd
nog denken, dat Onze Lieve Heer ons
juist voor elkaar heeft geschapen en dat
we den goeden tijd, om elkaar te vinden,
I voorbij hebben laten gaan."
Wordt vervolgd