No. 98. Woensdag 7 December 1887. 10' Jaargang. Uit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag De prijs per halfjaar f O.aO, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN vóór Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever J. -4. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. bitastaan. vragen wordengcplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel G-roote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. Bij dit No. behoort een Bijvoegsel. Aan het Commissariaat van Politie is terug te bekomen een ouderwetsch engelsch zilveren Horloge, met dubbele dito kast, waaraan een zilveren ketting met twee tonnetjes, NEDERLAND. Goes. Wij vestigen nogmaals de aandacht der le zers, niet-leden van de Vereeniging van Volksver- vermaken, op de advertentie voorkomende in dit blad, waarin wordt medegedeeld, dat hedenavond een uit voering vanwege die vereeniging wordt gehouden, voor het volk. De entree bedraagt slechts 10 cents en dat nog wel in verteer. De poging, door eenigs Dames en Heeren aangewend, om den kinderen der mingegoeden een aangenaam St..-Nicolaasfeest te verschaffen, mag als uitnemend geslaagd beschouwd worden. Geschenken in de grootste verscheidenheidnuttige zoowel als smakelijke, werden met kwistige hand uitgedeeld. De opvoering van „Sneeuwwitje" verschafte den kleinen veel genoegenwat wel de onverdeelde aan dacht bewees, waarmee de voorstelling werd gade geslagen. Wij twijfelen niet, of het feest van Maandag zal bij de kleinen en hunne ouders in dankbare berin nering blijven. De vorige week schreef men uit Rotterdam aan het U. D. „Als het dikwijls voorkwam, dat er nieuwe grond wetten moesten worden afgekondigddan diende men hier het stadhuis wel te verbouwen, want dit ge bouw is voor dergelijke doeleinden zeer slecht inge richt. Ons stadhuis staat eigenlijk ten achterste voor. De achterkant, aan de Hoogstraat uitkomendedient tot ingang, maar de voorkant (aan de Kaasmarkt) wordt nooit als ingang gebruikt, ofschoon hij een fraaie gevel heeft. Ditmaal echter moest die voorzij de gebruikt wordenwant de plechtige afkondiging der proclamatie moest plaats hebben „van de puie van het stadhuis." „Om nu diö „puie" te bereiken, moest onze ge meente-secretaris een laddertje opklimmen, en toen de aflezing (waarvan niemand een woord verstaan kon, omdat de secretaris zoo hoog stond) was ge ëindigd, dat laddertje weer afklimmen. „Dat laddertje was de spellebreker. Al 't plechtige en indrukwekkende, dat naar de bedoeling der regee ring de afkondiging hebben moest, ging daardoor verloren. „De burgemeester en de wethouders schenen er geen lust in te hebben zich op het laddertje te wa gen en hielden zich daarom bescheiden op den ach tergrond, wat trouwens ook zonder het laddertje niet onverstandig was, daar de heeren niet in cos- tuum waren (de burgemeester droeg alleen zijn zil veren ketting met peuning over zijn winterjas). „Er was vóór de puie" een zeer talrijk publiek 24) FEUILLETON. A N N E L E. Nov e l le van E. Ve ly. Pruilend keert vrouw Süssbeck zich van hem af. Hij ziet naar den straatweg, waar al een druk gerij is, en roept naar bin nen, dat hij nu niet langer wil wachten. Zijne vrouw en zijne beide dochters ko men aantrippelen, als eene kip met hare kuikens. En dan gaan ze naar het plaats je, waar het feest zal plaats hebben en dat niet ver af is. Maar Jörg Neithart moet deftig komen, dat mag nu eenmaal niet anders. In de verte hoort men reeds de mu ziek. Men verdringt zich om het afgeslo ten terrein, waar de brandweer hare kun sten vertoont; overal zijn tenten opgesla gen; in de eene is eene reuzin te zien, in de andere negers en eene levende koe met drie pooten. En als de mannen met hunne kunstvertooning klaar zijn, dan spuiten ze nog eens even met de brandspuit al de lui nat, en daarna be gint de dans, waar de meisjes het meest op vlassen. Als Jörg Neithart zijnen knecht de teu gels toewerpt, roepen alle boeren: „Hoe ral" Vincenz en Ivr.sper en Klaus Tor gen, die ook niet bij het feest mogen ontbreken, nemen hem in hun midden. Zie zoo, nu is het feest eerst volmaakt en van alle kanten wordt Jörg toegejuicht. Ze brengen hem en de zijnen naar de herberg, en als ze een best plaatsje voor hem hebben uitgezocht, roept hij: „Wie hier komtmoet met me klinkent Ik geef een rondjen, ikJörg Neithart!" „Leve Jörg Neithart!" en onder dat ge roep hoort men gerinkink van glazen. Hij drinkt snel en wordt warm, en hoe kwellender en drukkender gevoel hij daar van binnen heeft, des te overmoediger stelt hij zich aan. Houtvester Bitzer moet ook even aan het tafeltje komen, en de Albgraaf klinkt met hem. „Op de aanstaande houtvestersvrouw roept hij. „Dat heeft nog tijd," is het antwoord. „Nu, heb je nog bij niemand eens aan geklopt?'' vorscht Jörg uit. De houtvester meentdat dit een steek is; hij weet wel hoe de menschen zeggen, dat hij Annele van den stroopersmolen heeft nageloopen, en denkt, dat de Alb graaf hierop zinspeelt. „Och", zegt hij, „tegenwoordig is het in de stad mode, Amerikaansch vleesch te eten, en dat verzenden ze in bussen over zee. Wat zoo over en weer over zee zwemt, deugt gewoonlijk niet veel." Jörg spitst de ooren. Dat doelt natuur lijk op Annele; dus 'tis toch waar, dat ze op de spraak is. Hij treedt dichter op den groenjas toe. „Zeg eens, is 't waar wat ze vertellendat die Amerikaansche vrouwen de mannen zoo voor den gek kunnen houden?" „Asjeblieft'', meent Bitser, „daar zou ik je staaltjes van kunnen vertellen! En ik ben er de man niet naar om me aan twee gele vlechten op te hangen; neen, als ze dat zeggen, dan liegen ze!" Jörg Neithart klinkt met hem, en als hij lacht, klinkt zijn lach schril. Zóó wou hij het hebben; zoo'n feestdag is toch ergens goed voor, dan word je heel wat wijzer. Daar, iets verder, zijn zé eene houten stelling op- en afgekkmterd, en de lui, die staan te kijken, slaan van verbazing de handen in elke ar. „Wijn voor de brandweer! Ik zal het wel betalen! Ik, Jörg Neithart." „Leve Jörg Neithart 1" En ze komen allen om hem heen staan, en als hij met zijn glas zwaait, doen ze hem bescheid met een donderend „hoera." Hij lacht steeds luidruchtiger, en daarbinnen voelt hij eene groote leegte en van tijd tot tijd pijn, net alsof er iets gebroken ware. En dan zegt hij ook zachtjes iets bij zich- zelven: „Wees nu verstandig, Jörg! Denk dat je de Albgraaf bent en dat alle menschen je nu kunnen zien! Niemand kan je wat verwijten! En aan de zaak met die meid moet een eind komen! 'tls alleen geweest, dat je bloed wat warm wasMaar een eind moet er aan komen En als ze er zoo eentje is, als de hout vester zegt, wat kan het je dan schelen? Dan gaat het immers des te gemakke lijker." Annele is tegen haren zin naar het feest gegaan. Als ze het niet om dat kleine, danslustige Rïekele deed, zou ze liever de lui hebben laten dansen en zingen, en stil op haren molen zijn ge bleven, die nu door Mattheus bewaakt wordt. Jaclde drentelt achter de beide meisjes aan; hij heeft eene fluit, waar uit hij krijschende tonen te voorschijn brengt; 't meest is hij in zijnen schik, als ze heel schril zijn. Riekele heeft hare mooiste kleeren aangedaan; de lui uit Blaubeuren heb ben daar wel slag vanen zij is de doch ter van eenen welgestelden boer: ze kan dus voor den dag komen. Ook Annele heelt een mooi pakje aangetrokken; ze loopt met fleren tred, dat is zoo hare gewoonte; maar er komt een ernstig ge laat onder den ronden hoed met veld bloemen te voorschijn, en het is blee- ker dan anders. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1887 | | pagina 1