>.75. Zaterdag 17 September 1887. lO Jaargang. De omstandigheden maken den menscii. Dit blad verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag Be prijs per halfjaar f G.öO, franco per post f 0,90, waarover per halljaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever J. A, ROSS, Goes, Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaanvragen wordengeplaatsttegenö cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Droote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodbericbten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. t'lifiSfif* volgend nummer zal een aanvang Tp'TSi worden gemaakt met bet boeiend Feuille- i ton, getiteld: „Annele", novelle van B. Vely. 'tValt zeker niet te ontkennen, dat de omstan digheden veel invloed op den mensch uitoefenendat iemand, hetgeen bij is, soms meer te danken heeft aan inwerking van buiten, dan aan eigen krachts inspanning, dat, wat iemand ontbreekt, hem min der onthouden is door eigen schulddan door de omgevingwaarin bij is opgegroeid. Rang en rijkdom zijn veeltijds erfenissenwaarvoor men maar hoeft geboren te worden, om ze te ver werven en waarvoor men alleenlijk moet zorgenze niet moedwillig te verschoppen. Kennis zelfs, hoewel men de moeite moet waardeerenwaardoor za ver kregen wordt, is voor een deel de vrucht van de omstandigheden, die alle bulpmiddelon daartoe bin nen 's meuschen bereik gebrachten en de gele genheid schonken zonder zorgen voor andere dingen ze te kunnen gebruiken. Iemand mag zich gelukkig rekenen in het bezit van schatten, die zijne ouders hem nalieten, zich er op beroemen zal hij toch niet kunnen doenbij mag het een groot voorrecht noemen, dat bij eene uitste kende opvoeding beeft genoten en daardoor in staat werd gesteld, eene eervolle betrekking te bekleeden, het zich zeiven als eene verdienste toerekenen zou toch geen grond hebben. In tegenstelling daarmee denken wij aan de velen, diein armoede geborenopgroeien als het onkruid geheel aan zich zelve overgelaten, misschien wel beschouwd als lastpostendie bi] vermeerdering van bun aantal steeds meerdere zorgen eiscben en die nooit iets gevoelen van den band der liefde, die de leden van bet gezin aan elkander verbindt, en daar door, als 'tware, gedoemd worden tot een leven, even vol ellendeals de omgeving waswaarin zij het levenslicht aanschouwden. Hoe dikwijls gebeurt het ook niet, dat iemand, die goed is opgevoed en met de noodige kennis is toegerust, door teleurstelling op teleurstelling gefol terd tot wanhoop geraakt eu in een' toestand ver valt, waaruit bij niet meer is op te beffen, terwijl een ander met evenveel of minder bekwaamheden zijn aanvankelijk pogen met zulk een' gunstigen uit slag bekroond ziet, dat bij het hoofd steeds booger opheft en eindelijk een gevierd en invloedrijk man wordt? 't Zijn in beide gevallen de omstandigheden, die den mensch gemaakt hebben. Deze voorbeelden zijn sprekend, doordat ze wat sterk gekleurd zijnmisschien waren ze niet eens noodig, want ieder, die een weinig doordenkt en heeft gezienboe overal inwerking bestaat van bet eene voorwerp op alle andere, waarmee het in be trekking staat, zal begrijpen, dat de mensch alleen van die groote wet der natuur niet is buitengesloten en dat hij dus ook wel degelijk den invloed zal moe ten ondergaan van wat hem omringt. Toch gaat het met bovenstaande uitdrukking als met zoovele in de taal: zij doet sterk aan overdrij ving. Daarom past zij alleen in den mond van hem, die haar volkomen verstaat, terwijl zij aanleiding geeft tot verkeerde toepassing door hem, die er de volle waarheid in meent te vinden, 't Is waarde omstandigheden oefenen op den mensch een' onmis- kenbareu invloed uit, waaraan niemand vermag zich geheel te onttrekken; maar gelukkig is den mensch eene kracht toebedeeld, die hij maar behoeft aan te wendenom dien invloed te beperkenten minste om te beletten, dat de omstandigheden zoodanig een FEUILLETON. 23) E E f J E SCHULD. Naar het Duitsck van Victor van Strauss. Tc huis aangekomen, liet de ritmee ster den koffer naar zijne kamer brengen, opende hem, legde de zoo gewichtig ge worden papieren boven open deed het deksel weder dicht. Daarna stapte hij de kamer op en neer, totdat Paszhul werd aangediend. Hij liet hem binnen komen; Paszhul verscheen. „Gij hadt mij wel' kunnen meenemen, mijnheer de ritmeester," zeide hij. Zonder op dit gezegde acht te slaan, sprak Koenraad: „Je hebt je hier in de stad Schulze genoemd. Waarom?" Paszhul vond iets bijzonders in den toon, waarop de ritmeester sprak, en meende hem op dezelfde wijze te moe- j ten antwoorden. „Dat gaat niemand aan zeide hij„u ook niet. Ik kom hier niet om over zulke dingen te spreken, maar om mijn geld te halen." „Bedaard," zeide Koenraad, meer tot zich zeiven dan tot Paszhul. „En al ware alles, zooals je mij verteld hebt," ging hij voort, „dan zou toch alle reden om mij met je in te laten vervallen zijn, om dat mijn vader reeds in het graf ligt. Maar niemand weet beter dan jij zelf, dat je hem hebt voorgelogen om hem geld ai te persen; dat die leugen zijn leven jarenlang ellendig heelt gemaakt, en dat je de nietswaardigste schurk bent, die Gods aarde betreden heeft." Paszhul was verbleekt, maar nog be gaf hem zijne onbeschaamdheid niet. „Dat zult ge mij bewijzen!'' riep hij. „Wie heeft u dat wijsgemaakt?" De ritmeester was naar den koffer ge gaan en sloeg het deksel open. Paszhul's scherpe blik herkende dadelijk den ver zegelden omslag. Hij sprong er op toe, om zich van het pakket meester te ma ken. De ritmeester stiet hem terug. „Dat vervloekte wijf!" riep Paszhul. „Ik zal haar doodslaan." „Zij is al begraven, booswicht!" zeide Koenraad. „Zij zal ook wel een slacht offer van je zijn.'' Paszhul staarde eenige oogenblikken als verstomd voor zich. „Welnu," zeide hij toen, als gij dat alles gelezen hebt, weet gijdat ik niemand heb omgebracht. Des te eer kan ik nu bekend maken dat uw vader mij daartoe heeft opgestookt." „Vergeet je dat hij dood is, ellende ling? Vergeet je, dat je wegens je schan delijke afpersingen tot tuchthuisstraf ver oordeeld zult worden?" Paszhul zag hem met een van woede en vertwijfeling vlammenden blik aan haalde een revolver te voorschijn en wil de juist op Koenraad losbranden, toen deze hem voorkwam, zijne hand greep en daardoor het wapen, dat tweemaal vuur gaf, van zich afwendde. Toen ont rukte hij hem. het moordtuig. De knecht, die het schieten gehoord hadkwam aan snellen. ,,'t is niets," zeide Koenraad. „Neem dat ding mee en bewaar het goed. Die man weet er niet mee om te gaan." De knecht verwijderde zich met de re volver. „En nu, schurk," zeide de ritmeester, op koelen, vasten toon, „kun je de po ging tot moord op een Feldrichshausen niet loochenen. Uit mijne oogen! Geen woord meer. Maar als je nog langer hier in de stad blijft, komen de gevolgen over je hoofd." Hij wees naar de deur. Bevend van woede ging Paszhul heen. Verscheidene jaren waren verloopen, toen de dagbladen uit eene verre streek vermelddendat een manBalthasar Pasz hul genaamddie wegens eene zware mis daad veroordeeld was, zich in de gevan genis had opgehangen. Niet zoozeer dit bericht, als wel de vele smartelijke her inneringen die het wekteschokten Koenraad, en met een blik ten hemel erkende hij de Goddelijke rechtvaardig heid. Maar hij zweeg. Want tegenover hem zat Lilli als de gelukkige moeder van twee schoone kinderen. En niet al leen si/ hadden hem liet. Hij werd be mind en geacht door allen, die hem ken den; hij was ook in rang bevorderd en de afgod zijner soldaten. EINDE.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1887 | | pagina 1