No. 69. Zaterdag 27 Augustus 1887. 10® Jaargang.
J)it blad verschijnt ieder en Woensdag en I A.DVERTENTIEN voor Dinsdag-
en Vrijdagmiddag 12 unr te bezorgen bij den
De prijs per halfjaar f O.dO, franco per post f 0,90, nif^prer J.
waarover per halfjaarlijksche kwitantie Ull£ever SSU3>», l*OeS.
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommorszijn a 1 cent verkrijgbaar.
Oplaag 1500 Exemplaren.
i.)ienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
'ïroote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents.
Bij flit nommer behoort een Bijvoegsel.
Aan het Commissariaat van Politie zijn terug te
verkrijgen
Een Paternoster; een Armband (Berlijnzilver.)
BE KERMIS.
Eene oude bekende zal in de volgende week in
onze stad weder hare opwachting maken en in de
anders zoo stille stralen heel wat leven en beweging
wekken. De kermis is in aantocht, hare herauten
zijn reeds aangekomen en hebben veler aandacht ge
trokken en veler verwachting gespannen.
Wat zal het zijn, als zij zelve hare intrede doet!
Zij zal met gejuich worden begroet en een hartelijk
welkom zal haar worden toegeroepen. Maar naast de
velen, die juichen, staan anderen, die haar beschim
pen die haar vloskenomdat zij haar dood en ver
derf in haar gevolg zien voeren die haar verwenschen
als eene van de oorzaken van maatschappelijke en
zedelijke ellende en die wat zachter oordeelen
vinden haar ten minste zwak en afgeleefdzij vinden
haar eene oude best. die de schoonheid, welke haar
in hare jeugd sierde, heeft afgelegden daarmee ver
loor al wat zij aantrekkelijks bezat, omdat geen we
zenlijke deugden haar eigendom waren, en nu in baai-
grijsheid tracht zij zich nog wel wat op te flikken,
maar liet klatergoud, waarmee zij zich dekt, is niet
eens in staat hare lompen te verbergen en door het
blanketsel heen vertoonen zich ellendige trekken op
het verschrompelde gelaat en uit hare doffeglanslooze
oogen spreekt de dorheid harer ziel
Maar de kermis zelve stoort zich niet aan dat harde
oordeel. Zij gaat niemand uit den weg; die haar wil
mijden, moet zelf ter zijde gaan. Zj tracht steeds een
vriendelijk gelaat te zetten, zich verheugende inden
bijval, dien zij geniet, ongevoelig voor de verachting,
die men haar toedraagt. Zij is zelfzuchtig in hooge
mate, doch die eigenschap is niet zoo gevaarlijk, als
gij zoudt meeneu; want het mom is niet instaat ze
te verbergenal wilde zij 'tzij zou 't niet kunnen.
Zij stelt er hare opgeruimdheid tegenover en rekent
er ten slotte op, dat wie zich niet door haar wil
laten beetnemen, maar een weinig op zijne hoede
moet zijn. Zij weet eindelijk, dat er eene groote
macht is, die haar altijd hoeft gesteund en die zich
nog niet heeft teruggotrokken'tis de jeugd. En wie
toch, die zich zijne kinderjaren voor den geest kan
terugroepen', die zich herinnert, hoe verrukt hij was
bij de beschouwing van zooveel moois in zoo'u bonte
en toch niet ongevallige mengeling tentoongesteld,
hoe hij schudde van luchen bij de toeren van den
eenigen Jan Elaassen, welk een genot hij smaakte
op paard of leeuw te rijden in de caroussel, tot het
was, alsof alles met hem begon te draaien, hoe
hij zijn hart vasthield bij de gevaarlijke toeren op
paard of koord en die toch altijd met den besten uit
slag werden bekroond wie zich dat alles nog kan
voorstellen in den glans, wairmede de jeugd het om
geeft, wie zou het der kinderen tot een verwijt ma
ken, dat zij de kermis verlangend tegemoet zien en
zich gelukkig rekenen hij hare komst?
Maar de kermis rekent ook op den steun van velen
die door hare komst stoffelijk voordeel genieten en,
wat erger is, ook op dien van hen, die in haar eene
welkome gelegenheid vinden tot uitspattingendie zij
den naam geven van genot, maar die in werkelijkheid
de gestalte aannemen van verdierlijking door drank
misbruik en onzedelijkheid. Willen wij de jeugd hare
genoegens laten en gunnen wij gaarne aan winkeliers
en anderen hunne meerdere verdienstendat de kermis
tot ongebondenheid aanleiding geeft, dit is het ge
wicht, dat zij in de kwade schaal werpt, en de vraag
rijst op, of dat in de goede schaal er tegenop kan wegen.
Wij durven die vraag niet bevestigend te beant
woorden en toch zouden wewat sommigen zullen
meenen, dat er eigenlijk noodwendig uit volgen moet,
niet gaarne de verantwoordelijkheid van hare afschaf
fing op ons nemen. Wij weten: de kermis is verouderd.
Oorspronkelijk een kerkelijk feest, heeft zij haar ka
rakter als zoodanig al lang geheel afgelegd. Later
was zij als jaarmarkt, niet geheel overbodigmaar se
dert tengevolge van de vele uitvindingen op liet gebied
der werktuigkunde, de productie zoo is toegenomen,
de verkeerswegen zijn verbeterd ja zelfs ,,de afstanden
zoo aanzienlijk zijn verkort en de steden nader tot
elkander gebracht"dat men zich in elke plaats kan
voorzien vau al wat noodzakelijkheid of weelde eischt
kan zij ook als zoodanig gemist worden.
De kermis vindt dus alleen eene plaats onder de
rubriek uitspanningen. En werkelijk uitspanningen
zijn ook eene behoefteal erkennen wedat in dezen
veel overdrijving heerscht. Voor de rijken is het niet
moeilijk zich genot te verschaffen: met hun geld doen
zij veelmaar de lagere klassendie zich niet zoo ge
makkelijk kunnen verplaatsenzijn geheel afhankelijk
van wat zij in de plaats hunner inwouing vinden.
Hun zouden wij niet gaarne eene gelegenheid tot
uitspanning ontnemenzij het dan ookdat die mis
bruikt wordt. Want misbruik is ons inziens hier
de kwaal en het misbruik van iets bewijst nog niet
de ondeugdelijkheid er van. Al blijft het du in 't al
gemeen waar, dat de oorzaken van 't kwaad moe
ten aangetast wordenom het kwaad zelf te
voorkomentoch zou het kunnendat de eerste nog
eenige kiemen van wat goeds in zich houden en zou
't jammer wezen, die tegelijk te verstikken. Wanneer
nu eens de kermis in wezen gelaten werdmaar door-
alle weidenkenden werd samengewerktom haar zoo
danige vormen te gevendat zijal wat haar afzich
telijks aankleeftverlooren een genot kan verschaffen,
dat in stede van het schoonheidsgevoel te kwetsen
dat opwekte, en als dan eens door ieder werd gedaan,
wat hij kon, om bij zijn medemensch, dia zich door
dronkenschap of onzedelijkheid verlaagt tot beneden
het dier, het besef te doen ontstaan van zijne licha
melijke en zedelijke ellende, zou die kermis dan niet
in het voor velen vrij wel eentonige leven eene gepaste
afwisseling kunnen geven en zoo nog nut hebben?
Wij doen slechts de vraag, zonder haar te kunnen
beantwoorden, maar gelooven toch, dat hervorming
van de kermiswat trouwens net noodwendig
gevolg moet zjjn van het eenige middel: verheffing
en veredeling van den meusch, wel zoo goed is
als haar in eens den genadeslag toe te brengen. Door
dat laatste vreezen wij eene verbittering te wekken,
die niet gepaard gaat met opheffing van dé ellenden,
die niet zoo zeer door de kermis worden in 't leven
1 geroepen, maar wel haar gewoonlijk vergezellen. En
ook zonder dat gezelschap tieren zij helaas, welig!