voi«: No. 65. Zaterdag 13 Augustus 1837. 10e Jaargang. Viz blad verschijnt lederen. Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN vóór Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever J. -4. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaanvragen wordeugeplaatst tegen b cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Iroote Letters en Afbeeld. naarplaatsruimteP Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig c e U t s. Aan het Commissariaat van Politie zijn terug te verkrijgen een Pistool (defect); een Vlaggetje met rooden stok; een Middelstuk van een gouden oorbel; een Paternoster; een Broche met roode steentjes, zijnde een paardenhoef; een koperen gewichtje, 5 gram; een koperen gewicht, 5 decigram; een koperen Pinkring met steentje; een paar grijze Kousen; een Voorstuk van een pantoffel, zwart fluweel waarop een' bloem. Z eTÏsTAS lil GÏÏËlDr~ „Ik verkies niet langer aan den leiband te loopen; ik ken mijn eigen weg, en andereu behoeven mij dien dus niet te wijzen." Deze woorden gaf mijn vriend A. mij ten antwoord, toen ik meende ik beken, 't was ongevraagd hem van raad te moeten die nen. Die uitval verbaasde mij niet weinig, daar ik mijn' vriend kende als iemand, die hoogst zelden tot eeuige handeling overging, zonder alvorens het ge voelen van anderen te hebben ingewonnen, iemand, dien het gemakkelijk viel over te halen tot eene daad die hij eenige minuten vroeger nog zou hebben af gekeurd. Mijn vriend deed nooit iets op eigen gezag, en de grootste moeilijkheid, waarin hij gewikkeld kou wordenwas dezedat hij van meer dan één' kant en daardoor tegenetrijdigen raad had ontvan gen, en nu niet wist-, wejkeg te moeten, volgeudaar hij zijn eigen oordeel niet kon of niet durfde te la ten beslissen. Dan geraakte hij in een doolhof, waar het voor hem moeilijk was uit te bomen. Ik wist alzoo niet, hoe ik het met hem bad, en hoewel mijne eerste opwelling eene van vreugde was, geloof ik toch, dat die niet lang onvermengd bleef. Mijne vriendschap voor A. was geheel belangeloos, en waar ik hem ooit had g'ebolpen of bijgestaanhad ik nooit anders dan ziju bestwil op liet oog. Hem dus tot een werktuig te makendat ik tot eigen profijt kou aanwenden, was te laag, dan dat ik er ooit over zou gedacht hebbenwel had liet mij meer malen gehinderddat. hij nooit op eigen beenen kon staan en alzoo iu da hand van gewetenlooze zelf zuchtiger» zoo'n werktuig zou kunnen wordenen daarom verheugde het mij, de betuiging van zijne verkregen zelfstandigheid te hooren. Dan al spoedig maakte zich zekere bezorgdheid van mij meester; want hoewel ik weetdat plotselinge omkeeringenschoon tot de zeldzaamheden, toch niet tot de onmogelijk heden behoorenwas deze verklaring te onverwacht en te zeer in strijd met zijn karakter, om waar te kunnen zijn, en daarom achtte ik het noodig op meerdere inlichtingen aan te dringendie ik dun ook later verkreeg. Ik vernam, dat men misbruik badge- maakt van de al te groote volgzaamheid van A. dat men hemzooals men in 't dagelijkseh leven zegt, er leelijk had laten inloopen, en zich ten slotte vroo- lijk gemaakt liad over ziju ongelukkig figuur. Zijne gansche natuur: zijn gevoel en zijn verstand waren daartegen.opgekomen, zijn vertrouwen in anderen was er plotseling door geschokt en 't was de moed der wanhoop, die hem bovenstaande woorden had doen uiten. Ik beklaagde mjjn' vriend en ik wist waarlijk niet, FEUILLETON. 14) E E SJ -SOHULO. Naar het Duitsch van Victor van Strtrass. Lilli liad reeds den dag, nadat zij vergeefs op weg was geweest, om vrouw Schulze te bezoeken, van hare hospita vernomen, dat de man weg was, maar de pas herstelde weder in een zeer slech ten toestand verkeerde. Zij had dus hare bezoeken hervat, en haar opnieuw bed legerig gevonden. Zoodra Liili binnenkwam strekte de zieke met onbeschrijfelijke hartelijkheid beide handen naai" haar uit, en zeide: „O, ik heb verschrikkelijke dagen be leefd, maar nu trekken liefde en vrede weer bij mij in." Lilli kwam bij haar zitten en trachtte haar tot bedaren te brengen. Toen vroeg zij hoe het haar ging. „Plet zal spoedig met mij afloopendat gevoel ik, dat weet ik," zeide de zieke. Deze dagen hebben mij den laatsten stoot gegeven. Niemand weet, wat ik zoovele jaren achtereen te lijden heb gehad. Nie mand weet hoe gaarne ik het einde zie komen. Maar, niet waar juffrouw, tot zoolang kunt ge mij immers bezoeken? Gij zijt mijn eenige troost.'" „Ik huüp, dat uwe ziekte spoedig" over zal zijn", antwoordde Lilli, „en tot zoo lang zal ik 11 getrouw bezoekendat be loof ik u. Ik heb helaas, njLt meer vrijen, tijd dan gewoonlijk. Maar in de eerste plaats zullen wij den dokter weer laten komen. Wij kunnen hem spoedig hier hebben, want liij is juist bij mama." „Laat dat maar juffrouw. Tiet zal niet meer helpen. Waartoe zou hij mij nog kwellen?" „Ditmaal moet gij mij mijn zin laten doen" zeide Lilli met een lief glimlachje, en ging de kamer uit, om iemand naar den dokter te zenden. Daarna kwam zij terug, en hare tegenwoordigheid, hare bedaarde vriendelijkheid, hare hartelijke toespraak verkwikten de lijderes zoodat zij de oogen niet van haar kon afwenden. De dokter kwam spoedig, onderzocht de patiënt, schreef iets voor, en gaf Lilli bij liet heengaan een wenk om hem uit te laten. Dit deed zijen buiten de kamer zeide hij„Dat is eené instorting van de ergste soort. Er is niet veel meer aan te doen, en ik heb alleen maar iets pijn stillends en kalmeerends voorgeschreven. De goedheid, die gij de arme vrouw be wezen hebt, zal niet door haar herstel beloond worden." Dit gezegd hebbende, groette hij haai en ging heen. Van nu aan verdubbelde het edele meisje hare liefderijke zorgen. Men kan niemand lang hartelijke deel neming betoonen, zonder genegenheid voor hem te gevoelen. De uitspraak van den dokter deed Lilli dus oprecht leed, maar gaf de zieke tegelijk in hare oogen eene zekere waarde, die haar des te meer teederheid aan den dag deed leggen. Zoo had Lilli eenige dagen haar tijd verdeeld tussclien het ouderlijke huis en het ziekbed, en intusschen scheen de toestand der zieke niet te verergeren, toen op zekeren avondterwijl het gezin weder voor het huis zat, de rijknecht van Feldrichshausen haar een brief over handigde, maar terstoiid daarop 'zich weder verwijderde. Hare oogen straalden van vreugde, toen zij den brief openbrak. De anderen zagen haar glimlachend aan, zooals zij daar kond. Maar zij bemerkten, dat zij bij het lezenems <:g werd, verbleekte, hevig beefde, wankelde, het blad liet vallen en hare moeder, die dadelijk toe schoot, bezwijmd in de armen zonk. Men bracht haar naar een stoel, en spoedig kwam zij weder bij. Haar vader had het blad opgenomen. „Lees", bracht zij met moeite en op een doffen toon uit, terwijl de tranen haar over de-dbleeke wangen, stroomden. „Lees overluid! Ik heb het niet kunnen uitlezen.'1 Haar vader zag rond of zij ook belui sterd konden worden. Hij bemerkte de kamenier van zijne vrouw niet, die om den rijknecht buiten gekomen was, en zich achter een kreupelboschje in de na bijheid verscholen had. Hij las als volgt: „Innig geliefde LilliMijn dierbaarste schat op aarde! Want dat zijt gij voor mij, en dat zult gij voor mij blijven, zoolang ik nog' adem en herinnering heb. Dat weet gij, gij kent mij, gij gelooft mijook wanneer ik u een ver driet moet aandoen, dat daardoor het mijne nog des te zwaarder maakt. Ach, kon ik het u besparen! „Lilli, een ongeluk heeft mij getrof fen, dat mij noodzaakt u, en alles waaraan mijn hart gehecht is, te ver laten. Wat het is, kan ik niemand zeggen, zelfs u niet. Behoef ik u te verzekeren, dat ik er buiten mijne schuld in geraakt ben? Als ik dat noo dig achttezou ik het ten minste doen. Maar het is er, het is zoo vast en zeker als al het verleden, en het jaagt mij van hier, mijn vaderland uit. Ik moet den band, die ons verbindt, verscheu ren, ik mag u niet meer naderen, u niet meer zien. Lilli, als gij de onuit sprekelijke smart, waarmede ik mij aan deze noodzakelijkheid onderwerpbe grijpt, vergeeft gij zeker ook uw altijd getrouwen Koenraad von Feldrichshausen." Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1887 | | pagina 1