No, Zaterdag 19 Maart 1887. lO Jaargang. De ijzeren en de gouden Koevoet. Dit blad verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag De prijs per halfjaar O.oO, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszijn k 1 cent verkrijgbaar. ADVEKTENTIEN voor Dinsdag- en Vrijdagmiddag 12 nur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dieuatsanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentïën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan aeht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. De oudjes waren ook wel slimal meenen wij in wijsheid hoog boven hen te staan en wij mochten ze wel dankbaar zijn voor veel, dat zij vernuftig hebben bedacht en waarvan wij ons nog altijd met vracht bedienen. Hadden zij geen begrip van werk tuigen, in latere tijden uitgevonden, wij moeten er kennen, dat de eenvoudige middelen, waarvan zij gebruik maaktenzeer practisch warenal was ook de uitwerking niet zoo verbazend groot als die te genwoordig; door de machines verkregen wordt. Een koevoet behoorde zeker tot die eenvoudige middelen en het was ook geene kleinigheid, als één mandie niet voor één paard kracht hadmet dat eenvoudige werktuig eene bracht van wel drie paar den; bon uitoefenen. Het komt niet te pasdat iedereen daarmede proe ven neemt. Men laat die gewoonlijk door werklieden verrichten. Maar de kracht, die er mede gedaan wordt is niettemin wel eens, eene oorzaak, dat wij ons daar over verbazen. Toch is zulk een ijzeren koevoet, hoe sterk en krach tig en hoe verrassend soms in zijne uitwerking nog maar een z Wakke hefboom in vergelijking van den gouden koevoet, die, wel in anderen vormmaar met nog oneindig meer bracht, het onmogelijk geachte mogelijk weet te maken. Wij noemen het een gouden koevoet, omdat wij zoo gewoon zijn van het goud als vertegenwoordiger van geld en schat te spreken; want men zou even goed van een zilverenja zelfs van een papieren koevoet bunnen spreken, ais wij er op wijzen willeu, welke de macht is van het geld, dat, zooals Vader Cats zeide, al is het stom, toch het kromme recht kan maken. Die gouden boevoet, wij zullen de benaming nu maar houden kan nog al iets uitwerkendat langs geenen anderen weg kan verkregen worden. Ér zijn maar weinigen die onverschillig voor rijk dom en nog minderendie voor wat meer of min der geldbezit onverschillig zijn. Het onmisbare geld heeft voor verreweg de meesten eene groote bekoring niet alleen omdat het onmisbaar ismaar omdat het in de schatting van het algemeentegen verstand deugd, stand en aanfcien opweegt. Die karaktertrek wordt dan ook nog al eens benuttigd, om een of ander doel te bereiken en de voorbeelden zijn niet zeldzaam van hendie men met geen menschelijke kracht of zelfs geweld van hunne plaats kou krijgen en die met een gouden koevoet wel tien voet hoog werdeu opgelicht of wel twintig mijlen van hunne ingenomen plaats verwijderd werden. Met dien gou den koevoet kan men velen laten denken of zeggen doen of laten alles wat men maar wil. Geen wonder dat dit werktuig gretig wordt ter hand genomen FEUILLETON. 3) MELPOMENE. Novelle van Karl Emil Franxos. Toen nu echter in haar zestiende jaar deze verandering plaats greepdie schier een wonder nabij kwamtoen zij binnen weinige maanden het schoonste meisje van geheel Praag was geworden, had zij geene vrouw moeten wezen, omniet bedwelmd door dien ommekeer, in eenen maalstroom van zoete, hoewel vage ge voelens te worden medegeslee-pt. Eene zeldzame gewaarwording, waarin zich vrees en verrukking mengden, wekte het ontluiken harer eigene schoonheid bij haar open hoewel zij zich des daags op straat vaak onder den blik der voor bijgangers het bloed naar de wangen voelde stijgen, de diepste blos van schaamte en vreugde bedekte toch haar gelaat, wanneer zij des avonds, alleen in haar kamertje, zichzelve bij het los maken van het haar in den spiegel aan schouwde. Doch deze toestand duurde niet lang; de zinnen, die bij hun eerste ontwaken gefluisterd hadden, verstom den weder, en het verstand deed zich hooren. Lea was spoedig weder dezelfde als voorheen, ernstig en kalm. Het beeld harer toekomst had zich veranderd, dat was alles; want zij vatte ook dit nieuwe beeld met zulk eenen scherpen, nuchte- ren blik in het oog, als vroeger haar lot als onderwijzereszij moest thans de vrouw van een rijk man worden, van den rijksten, of ten minste van hem die geneigd zou wezen hare ouders, hare zusters en haar zelve het best te verzorgen. Maar geen zweem van bitterheid vervulde bij deze gedachte hare zielhet sprak immers van zelf, dat het zoo gaan moestin haren kringen zoover haar blik reikte, was het aan gaan van dergelijke huwelijken zoozeer de gewoontedat het haar natuurlijk toescheen. Wel had zij gehoord, dat bij de Christenen soms echtverbintenissen uit liefde, ja zelfs tegen den wil der ouders gesloten werden; ook wist zij hoe er enkele zulke gevallen in aanzienlijke Joodsche familien hadden plaats gehad; maar het was steeds met groote afkeu ring, dat zij hierover had hooren spre ken, en zij begreep de redenen dezer veroordeeling; de tegenovergestelde re denen begreep zij niet. De Christenen waren immers in alle opzichten andere menschen, daarom ook in het sluiten van huwelijken; maar hoe kon eenjoodsch kind verlangen hen na te volgen; hoe zou zij, Lea, het anders willen dan de overigen? Hare eigene ouders hadden elkander immers bij de verloving pas voor de eerste maal gezien; waren zij nochtans elkander hun leven lang niet trouw gebleven? Liefde aldus was geen vereischte: wel moest er op stand, ka rakter en vermogen gelet worden, en om deze te beoordeelendaartoe waren de ouders beter in staat dan de kinderen. Gelijk Lea het natuurlijk had gevonden, dat de huwelijksmakelaar voor hare leelijke zusters enkel vrijers had kunnen opsporen die eene aanzienlijke bruids gift vorderden, zoo sprak het evenzeer van zelf, meende zijdat haar vader haar slechts aan eenen rijken, vrijgevigen man wilde uithuwen. Rijkdom was ge luk, armoede ongeluk: zij had het nooit anders gehoorden dankte in allen dee moed de Voorzienigheid, die haar deze schoonheid gesel-onken had, en daar mede de hoop op geluk voor haar en de haren had doen wederkeeren. En dat de spiegel en de blikken der men schen haar iederen dag, ja elk uur van den dag bij vernieuwing zeiden hoe schoon zij was, vervulde haar niet met hoogmoed en trots, neen, het wekte bij haar enkel een gevoel, dat niets met vrouwelijke ijdelheid gemeen had: eene soort van kalme blijdschap over het be zit harer schoonheidhet meest overeen komende met de tevredenheid, die haar voorheen, toen zij het andere levensdoel nog voor oogen had, bezielde, wanneer zij zich weder een ot ander stuk weten schap vast had in het geheugen geprent. En inderdaad beteekende voor haar zelve hare schoonheid ook niets meer of niets anders, dan toenmaals hetwei- nigje taalkundebeide waren het wapen, waarmede zij voor zich en de haren het aandeel aan de tafel des geluks op aar de veroveren wilde, en de voldoening over hare schoonheid was wellicht daar om wat grooter, wijl dit wapen zooveel te machtiger was. Met deze opvatting stemde dan ook geheel de wijze overeen, waarmede zij de huldigingen, die haar onophoudelijk ten deel vielen, opnam. Slecht in de eerste maanden was zij over de sprake- looze bewondering van sommigen ver rukt over de vrijpostigheid van anderen verontwaardigd geweest; later nam zij beide zoo kalm op, als regen en zon neschijn: men beschermt zich er tegen zoo goed men kan, en bekommert er zich verder niet over, wanneer er noch tans enkele droppels op het kleed, eenige stralen in het aangezicht vallen. Zelden mag eene schoonheid zich min der verheugd hebben in de macht, die zij uitoefende op de zinnen en de harten der mannen.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1887 | | pagina 1