No. 101.
Zaterdag 18 December 1886. 9e Jaargang.
AAK ÉÉN OOR DOOF.
OxuSB
,-sggnr. A in-
Dit blad verschijnt lederen Woensdag en
Zaterdag
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommers zijn 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN voor Dinsdag
en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
üvi.viivuun/u, youuuiuc-, iiuwciyjiS"j V erjamigo"j-ruutiueiiünijcii eii ut? uettirup utjuicn.ü.iijg ticuucuut
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents.
Als er soms onder mijne lezers zijndie aan die
|kwaal lijden dan verzoek ik hen beleefdom mij voor
een oogenblik het hoorende oor te presenteeren, want
het is minder pleizierig hard te moeten schreeuwen
en toch niet verstaan te worden. Ik heb een geheel
medelijden ook met de half-dooven, maar juist daarom
stel ik er prijs op, goed te worden begrepen, 't ls
ook maar het best opteschrijvenwat ik te zeggen
heb, ofschoon een zeker soort van dooven en half-
dooven ook met de oogeu schijnt te sukkelenomdat
ze zoo vaak voorkomendie al even gebrekkig lezen
als hooren.
Dat half-doof zijn is wel zeker eene kwaal, een
gebrek, dat veelszins lastig is; 'tis dikwijls ook eene
ramp voor hemdie er niet op let met welk oor hij
luistert. En aan den anderen kant heeft het ook weer
zijn gemak en zouden de meesten van dat gebrek niet
eens willen genezen worden, omdat men meteen half
gehoor toch wel eene geheele waarheid verstaan kan
en ook de nieuwsgierigste verlangt die niet altijd te
weten.
Gelukkigdat onze zintuigen van dien aard zijn
dat de werkzaamheid van het eene deel in de werkeloos
heid van het andere voorziet. Die half-dooven moe
ten wel eens wat scherper toeluisterenof zich het
gezegde laten herhalenmaar opmerkelijk is hetdat
als zij er belang bij hebben om te hoorenmen van
die gedeeltelijke hardhoorendheid weinig of niets be
merkt. Ze vragen wel eensdat gij rechts moogt gaan
zitten, waar uw plan was links plaats te nemen maar
gij kunt er dan ook op rekenen, dat zij op uwe me-
dedeelingen prijs stellen en dat ze gaarne voldoen aan
hun verzoek. Dat alle3 neemt echter niet weg, dat
hier sprake is van een verbazende lasteene onaan
gename gesteldheiddie in zekere mate ons medelijden
opwekt en ons eene herinnering is, dat wie het on
belemmerd gebruik van alle zijne zintuigen beeft
wel dankbaar zijn mag voor dat genot, dat evenals
zoovele anderen vaak onnadenkend genoten wordt,
alsof het niet anders kon wezen.
Maar bet kwaad heeft ook eene goede zijde. Bij
een onbeduidend gesprekeene vervelende redeslechte
muziek eu ontrustende geluidenbrengt het met twee
ooren en vooral het scherp hooren niet altijd genot aan.
De half-doovigheid is al verder een veel gebruikte ver
ontschuldiging als men minder lust heeftom te hooren
en bet is zekerdat er weinigen met die kwaal geboren
wordenmaar dat men daarvan wel eens last meent
te hebbenals er niet naar den zin des hoorders ge
sproken wordt. Als ge iemand eene goede tijding
brengt, hem een of ander voordeel aankondigt; dan
is het of bij wel vier ooren baddoch komt gij hem
vragen, om van het zijne eens eene goede gave af-
testaan dan schijnt bet dikwijlsdat één oor gehoor-
loos is en dat men juist dat oor beeft getroffen.
Waagt ge het eene of andere verkeerdheid te bestraf
fen en tot afstand daarvan optewekkendan is het
niet zeldzaamdat gij maar half verstaan wordt en
wie zal een half begrepen raad volgen, 't Is verwon-
FEUILLETON.
7)
DE GEHEIMZINNIGE RAADGEVER.
„Ik moet hem weer in zijne eer her
stellen, sprak de dokter bij zich zeiven,
terwijl hij zijn studeervertrek met lang
zame schreden op en neer wandelde.
„Doch hoe? Zal ik mijne schuld be
kennen? Dat is onmogelijk! Ten eerste
zou ik de lieve en rijke bruid moeten
missen, want oom Mandel trok onmid
dellijk zijn woord weder in. Dat mijne
kleine grap eigenlijk zijn broeder gold,
zal hij eenvoudig niet gelooven, en zoo
hij het al geloofde, dan gevoelde hij,
dat ze meteen betrekking op zijn neus
had.
Ten tweede zou ik den directeur
alles moeten biechten, en deze zou me
den goeden raad voor kale hoofden nim
mer vergeven. Dan zou ik ten derde
voor de geheele residentie ontmaskerd
wordenen met mijne praktijk was het
gedaan! Er bevindt zich onder het ge
tal mijner patiënten geene familiewelke
niet eens] eene kleine terechtwijzing heeft
ontvangen. Neen, door eene openhar
tige bekentenis is het me onmogelijk,
den armen Ruddecke te reddenik moet
de zaak anders overleggen. Doch hoe,
ja, indien ik dit wist!''
Dokter Wilkens verzonk in diep na
denken over deze vraag, totdat hij ein
delijk triompheerend zijne rechterhand
omhoog hief, en riep:
„Halt, ik heb het gevonden! Zoo
zal'tgaan, en 'tzal mij' geen schade
doen. Het is thans zeven uur, en ik
tref Ruddecke nog thuis. Alzoo frisch
aan den arbeid!"
De dokter maakte in allerijl zijn toilet,
en begaf zich op weg naar zijn vriend.
Natuurlijk vond hij den jongen man
in eene zeer mistroostige stemming.
Hij betuigde hem zijne deelneming, en
gaf de verzekering, dat hij geen woord
van alles geloofde, althans niet, dat Rud
decke de bewuste persoon was.
„Ge schijnt u de zaak erg aangetrok
ken te hebben, Ruddecke," sprak de
dokter in den loop van het gespreken
zette een zeer bedenkelijk gezicht.
„Mag ik u tong eens zien? Die ziet
er slecht genoeg uit," sprak hij met ge
huichelde bezorgdheid.
„Laat ook uw pols eens voelen
Ook deze slaat niet als gewoonlijk."
Verder moest Ruddecke eenige malen
diep ademhalenen toen onderzocht de
arts den toestand zijner bloechvarmte
onder den arm.
Eindelijk kwam hij tot het besluit, dat
de toestand zijns vriends bedenkelijk was
slechts door eene zorgvuldige ver
pleging zou hij voor eene boosaardige
ziekte bewaard blijven, en het beste zou
zijn, dat hij terstond naar het ziekenhuis
vervoerd werd.
Hiervan echter wilde de patient niets
weten, ja, eene ziekte zou hem zelfs
welkom zijn.
Daar de bedenkingen des dokters niets
baatten, wendde deze zich tot Ruddecke's
hospita, en verzocht haar, er vooral bij
den heer R. op aan te dringen, om in
het ziekenhuis te gaan, daar er zich bij
hem verschijnselen van typhus hadden
voorgedaan.
Dit gaf den doorslag, en bleek
van schrik toog de goede vrouw naar
boven om Ruddecke te smeeken, toch
in het belang van hein zeiven en haar
huisgezin in het ziekenhuis te gaan, daar
hij hier noodwendig eene betere verple
ging ontving. Toen brak ze in tranen uit.
Ruddecke begreep, dat de vrouw ge
lijk had de tranen deden het overige
en zoo besloot hijzich aan des dokters
schikking te onderwerpen. Werkelijk,
hij gevoelde zich op 't oogenblik zeer
ziek, dan was hij weer heet, dan koud;
ook gevoelde hij een belemmering
in de ademhaling.
Even hierna stond de vigelante voor
de deur, om hem te vervoeren.
Leunende op den arm des dokters,
liep hij langzaam de trap af.
De bezorgde hospita had reeds eene
wollen deken en een kussen in het rij
tuig neergelegd, opdat de zieke goed
toegedekt zou zijn.
Toen de dokter weer op zijne eigene
kamer terugkwam, begon hij te glim
lachen.
„O, inbeelding, wat zijt ge toch voor
wonderbare macht." sprak hij zacht.
„Nauwelijks was ik mijn komediespel
begonnen, of hij gevoelde zich reeds
ziek; wel een bewijs, dat bet sterven
hem welkom was. Welnu met een paar
dagen laat ik hem weer gezond worden.
Na een bezoek in het ziekenhuis afge
legd te hebbenrichtte de dokter zijne
schreden naar het bureau der krediet
bank.
Toen hij het kantoor van den chef
binnentrad, vond hij daar tot zijne groote
verbazing Ella in een druk gesprek met
den heer Polenz gewikkeld.
Bij zijne verschijning nam zij echter
haastig afscheid van den directeur, die
alles behalve op zijn gemak scheen te
zijn, en zich verlegen over het voor
hoofd streek.
Wordt vervolgd.)