No, 95. Zaterdag 27 November 1886. Jaargang, 1.k v e s i: it v s T. Dit blad verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszfjn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN róor Dinsdag- en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Otenataanvragen worden geplaatst tegwiö cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der- zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als; Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. Bij dit nommer behoort een Bij voegsel, j Het Volksblad gaat eene predicatie bonden Waarom denkt ge dat? Welals bet opschrift van het hoofdartikel al van ernst spreektdan zal er zeker wel wat volgenwaar bij wij een effen gezicht moeten toonen. Laat mij u zeggenals ge soms zoo redeneeren mocht, dat gij u dubbel vergist. Vooreerst volgt uit het opschrift nog niet, dat hier geen blijmoedig en opgewekt woord zou mogen gesproken wordenen dan is het ook eene verkeerde gedachtedat ernst onver- eenigbaar zijn zou met een vroolijk gelaat. Zeker zijn er zulkendie meenen dat als men heuseh ernstig is, de oogen öf half gesloten öf zoowat kwij nend naar boven moeten gericht worden, de wangen zoo effen moeten zijnalsof ze glad gestreken waren, en de geheele tronie moet worden uitgereiktals wilde men ziju kin in aanraking brengen met zijne schoenen. Maar dat zijn er, die den ernst voor een masker houdenwaarop niets dan hoogstens stijve plooien gezien worden; die in deftige woorden, in langzaam spreken in genadig hoofdknikken van hunne stemmige gedachten willen doen blijken en die er dan ook geen begrip van hebben of van willen hebbendat zelfs de vriendelijke lach en het spottend woord met den waren ernst niet geheel onvereenigbaar zijn. Als ik van levensernst spreek, dan stel ik mijne levensbeschouwing op den voorgronddie het evenmin voor een droomerigsaai bestaaneen leven in af zondering van de wereld houdt, als ze dat gelijk stelt met een ijdel, voorbijgaand spelwaarin zij de hoogste trekken doen, die met de meeste onbezorgdheid, de dagen zien komen en gaan en het genot, in den ruimsten zinals het hoogste levensdoel beschouwen. Ook het leven heeft een doel; velen die dat niet gelooven. Daarom ook velen, die zich schromelijk vervelen, of die den tijd verbeuzelen, of die een last zijn voor anderen, of die even als de poes hun ideaal vinden in muizen vangenof op een warmen stoof zitten. Als er van onbeduidende meuschen(die er trouwens niet weinigen zijn) sprake is, dan kunt ge er op rekenen, dat zij doelloos zijn, dat wil zeggen, dat ze er geen denkbeeld van hebben, hoe een rede lijk mensch zijn verstand zijne vermogens niet heeft, om er zich mede te tooienzooals de vrouwen ve lerlei lappen op haar kleed hangendat hij geen plaats in de wereld inneemt, alleen om te vullen of zich zeiven vet te makendezulken willen uit lan derigheid het leven wel uit of ze mopperendat het niet altijd duurt, en dat er een tijd komt, waarin de grootste pret zelfs geen pret meer is. Zeker wordt de vraag: wat het leven eigenlijk is, maar weinig overwogen. Als de gewone zaken maar een gewonen gang houdengeene bijzondere stoor nissen zich voordoen als de machine geregeld werkt en de eene dag den andere gelijkt als twee droppe len waterals geene uitersten van vreugde of van smart uit den geregelden gang brengendan wordt er niet aan gedacht nog naar een ander levensdoel te zoekendan de bewaring en bestendiging van het FEUILLETON. 1) DE GEHEIMZINNIGE RAADGEVER. „Uitstekend middel voor roode neuzen'' etc. Welk courantenlietkebber is niet dikwijls eene dergelijke vertroostende advertentie onder de oogen gekomen, wanneer hij, reeds meer dan verzadigd van het politieke nieuws, een onverschil lig oog liet dwalen over de tallooze be richten en aankondigingen, voor welke de redactie niet altijd verantwoordelijk is? Ook docter Wilkenseen jong arts, die juist aan de table'dhóte in het ho tel „de gouden Leeuw" gedineerd had, en nu in de gezelschapszaal aan een tafeltje had plaats genomen om de nieuws tijdingen in te zien, had bovengenoemde advertentie gelezen. Toen hij de courant neerlei, plooide een glimlach zijn gelaat, en een goed opmerker had in zijne oogen een soort leedvermaak kunnen lezen. Op eenigen afstand namelijk van hem zat het lid van den gemeenteraad Man del en deze heer kon bogen op het be- ?it van zulk een rooden neus, dat nie mand kon nalaten zijne verwondering daarover in verbaasde blikken lucht te geven. „Deze man zal geholpen worden," dacht de jonge arts, en knikte daarbij den niets kwaads vermoedenden heer Mandel vriendelijk toe,—terwijl hij in- tusschen een scherp mesje tevoorschijn haaldeen de bewuste advertentie voor zichtig uitsneed. Hij stelde zich voor, hoe woedend de man zou zijnals hij deze toespeling over de post zou ontvangen. Dokter Wilkens was een humorist; hoe dikwijls hij de menschen reeds had gefopt met zijne onschuldige grappen, dat konden de vele vierkante openingen in de onderscheidene nieuwsbladen ge tuigen. Zelfs zijne patiënten ontvingen dikwijls zulk een anoniemen brief, welks inhoud echter altijd zeer juist gekozen was. „Weet gij het nieuws, Ruddecke?' Met deze vraag wendde Wilkens zich tot zijn buurman. „Ik ben verloofd." „Verloofd? met wie?" vroeg de aange sprokene, een jonge man met een zeer innemend voorkomen. „Met juffrouw Ella," antwoordde de dokter, en zag daarbij zijn buurman van ter zijde uitvorschend aan. Doch wat scheelt u, lieve Ruddecke? Gebeurt het dikwijls dat u het bloed zoo sterk naar 'thoofd stijgt?" „Ja, zeer dikwijls," was het antwoord terwijl hij nog sterker kleurde. „Ik lijd aan congesties." „Dan moet gij dezen sterken wijn niet onvermengd gebruiken waarschuwde de artsen stortte in het half geledigde glas wijn een gelijke hoeveelheid water. „Goeden dag," sprak Ruddecke, en stond haastig op. „Waarheen zoo spoedig?" „Ik ik wil welnuik ga terstond naar juffrouw Ella, om haar tefeliciteeren." „Dat heeft volstrekt geen haast, blijf nog even," hernam de dokter. Ruddecke zette zich neer, hoestte een paar malen, en sprak toen: „Ik had tot nog toe er nooit van ge hoord, dat er tusschen u en Ella een intieme verstandhouding bestond." „Tante Betsy neemt u met het schaak spel ook altijd in beslag." „De duivel mag het schaakspel ha len." bromde Ruddecke tusschen zijne tanden. ,,'t Is ook nog niet tot eene openlijke verklaring gekomen tusschen Ella en mijsprak de dokter. „Dan begrijp ik niet, hoe ge zoo pas kondt zeggen, dat ge met haar verloofd waart," hernam Ruddecke verwonderd. „Lieve vriend," sprak de ander op hoogwijzen toon, „de beslissing hangt geheel van Ella's oom af. Ge weetdat zij eenmaal een groot vermogen erft, en daarom mag zij hare hand niet weg schenken, zonder eerst aan haren oom te vragen, of de man harer keuze wel in zijn smaak valt. Verder is u misschien bekend, dat de heer Mandel senior een vasten wil bezit. Ella nu zou me op mijne declaratie geantwoord hebben: „Spreek met mijn oom," en daarom ben ik regelrecht naar dezen gegaan, om hem mijn wensch kenbaar te maken welke ook zeer goedgunstig werd opge nomen. Om als martelaar eener hope- looze liefde op te treden daarvoor ben ik te practisch." „Weet Ella van uw aanzoek?" vroeg Ruddecke. „Zij was juist uitgegaan, toen ik, na den zegen haars ooms ontvangen te hebben, haar 't jawoord wilde vragen. Goeden dag Nadat de dokter zich verwijderd had, was Ruddecke zich zeiven geen meester meer. Hij nam gejaagd zijn hoed, en ijlde naar het huis van den heer Man del senior. Deze was de oudste broeder van den heer Mandel, van wien we in den aan vang van dit verhaal hebben melding gemaakt. Beide broeders waren ruim met aardsche goederen bedeeld doch de derde en jongste broeder was gestorven, zonder eenig vermogen aan zijn dochter tje, dat nu ouderloos was, na te laten. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1886 | | pagina 1