Zaterdag 20 November 1886. 9e Jaargang.
Dit blad verschijnt lederen Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIËN voor Dinsdag- f Diens aanvragen worden geplaatst tegan5 cent
en Vrijdagmiddag 12 uur tc bezorgen bij den en Advertentiën tegen 6 cent per regel
nii„nrflr f fnoe Sroote Detters en Afbeeld, naarplaataruimte.
uitgever j. a. boes. B;. d.teete opgaa{ ian driemaal pl„t,ing ia.
f\a/ 1RDf) E\mw\}\lnvnw zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee-
UplQQg IOUU LX6iHpi(J/6/I. Jmaal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
uacrixjue uominerszijn a i cent versrijgDaar. r - imaai ucxc&cjju, imgeïuuuwu
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan aebt regels beslaande, voor den prijs van vijftig eeilts.
Bij dit nommer belioort een Bijvoegsel.
Dank je voor je belangstelling!
Er is allerlei soort van beleefdheid. Bij sommigen
is het natuur, en hun rug is zoo mild in het buigen,
als huu mond in het uitgieten van lieve woordjes.
Bij anderen is zij een aangenomen en eigen geworden
vormwaarvan zij zich bedienenzooals men een
sleutel gebruikt, om eene kast te openen. Weder an
deren zijn alleen beleefd uit eene zekere hoffelijkheid,
en men moet dan ook maar niet te veel gewicht aan
hunne betuigingen hechten.
Wij zijn al zooverre, dat het geene onoprechtheid
meer genoemd wordt, als men zich van die spreek
wijzen bedient, die in de samenleving gelden als
schuldige beleefdheid, als bewijs, dat men weet boe
bet behoortofschoon er dikwijls of niet bij gedacht
of de uitdrukking tegen wil en dank gebezigd wordt.
Dank je voor je belangstelling! Dat is een van die
kostelijke volzinnen, waarmede velen zich van een
schuld kwijten, die hen juist niet zwaar weegt. Ieder
is er van overtuigddat niet alle gelukwenscben
niet alle rouwbeklagniet elke uiting van medelijden
een getuigenis van hartelijke deelneming is. Men kan
dat echter zoo niet zeggen, men mag zelfs van zijn
vermoeden niet laten blijkener dient toch wat ge
antwoord op de schijubare deelneming en daarvoor
doet bet woord „belangstelling" eenen belangrijken
dienstwant het laat eigenlijk in bet midden welk
belang de deelnemende in bet oog heeft, zijn eigen
of dat van hem, dien bij toespreekt. De dankzegging
daarvoor is dan ook op gelijken prijs te schatten en
bet slot van de geschiedenis is, dat alles neerkomt op
eene eenvoudige vertooning. die men zoo wil. en waar
aan door velen zelfs waarde wordt gehecht, omdat
de wereld nu eenmaal een tooneel is, waarop maar
zelden een schouwspeler optreedt in een karakter,
dat de getrouwe afdruk is van het zijne.
Men meene echter nietdat wij bet zouden af
keuren of ongevoelig blijven als de belangstelling
zoo uitgebreid is en zoo algemeen zich vertoont. Als
men de menseben hoortdan is bet werkelijk
Hef waartenemenboe zij zich met elkander bezig
houden. De dagelijksehe gesprekken doen ons denken
aan eene samenleving, waarin de een nauwkeurig op
den anderen acht geeft, waarin bet niet onopge
merkt blijftwat anderen ervaren doen ja zelfs wat
zij vermoedelijk wel denken en overleggen.
En zon men dan, als voorwerp van zulk eene be
langstellingdat niet dankbaar waaraeereu? Het moge
zijn, dat er wel eens wordt misgetast, als men van den een
FEUILLETON.
11)
SMITS OF SMIT,
Humoreske.
Naar het Hoof/duiisch door Aw ar.
„Maar als u kunt schrijven een brief, wil
ik zorgendat hij zal komen behoorlijk in
hare handenzoowaar als ik gezond ben."
Dat was een lichtstraal in den donke
ren nacht! Willem Smits schreef met
potlood, wel is waar, en met bevende
vingers, maar het ging toch! Ach, wie
zou hebben kunnen denken, dat zijn
eerste minnebrief er zoo zou hebben
uitgezien! - Maar buitengewone om
standigheden vereischen ook buitenge
wone hulpmiddelen. Het briefje werd
aan Mozes toevertrouwd en O, vreugde!
den volgenden morgen kwam het ant
woord, insgelijks met potlood en door
een onvaste hand geschrevenmaar toch
de schoonstede verrukkelijkste brief,
dien hij ooit had gezien. Zij geloofde zijn
verzekeringen, zij zou hem trouw blijven,
ofschoon oom volhield, dat zij door ge
boorte en door het huwelijk een Smit
was en zou blijven. Zij sprak de hoop
uitdat de liefde, die hen zoo wonder
baarlijk over zee en land te zamen had
gebracht, hen wel verder zou bescher
men. Willem schreef natuurlijk terug,
dankbaar, bemoedigd in vervoering,
maar ook verlangend en ongeduldig en
zoo ontspon zich allengs een briefwisseling,
nu eens vroolijkheid verwekkende dan
weer tot droefheid aanleiding gevende.
De verliefden hebben niet alleen zoo
als het spreekwoord zegt, hun eigen God
maar ook hun eigen beschermgeesten,
zelfs zeer wonderlijke soms. Voor Wil
lem en Louise traden zij op in de ge
daante van den ijverigen Mozes en in
die van den geslepen kleinen Sam, die
aan boord van den „Zaandam" in de
betrekking van hofmeestersbediende, met
het reinigen der kleederen belast was en
in de uitoefening daarvan in elke hut
vrij kon in en uitloopen.
Maar in weerwil van de trouwe diensten
van beiden had Shakespeare toch gelijk
toen hij beweerde: „the course of true
love never ran smooth."
Het waren toch maar altijd uitingen
van liefde, wenschen en venvachtingen,
die Willem en Louise konden wisselen
en ach, hoe smartelijk was hetzoo dicht
bij elkaar te zijn en toch gescheiden.
Een enkele maalals het schoone weder
de passagiers op het dek lokte, ontmoet
ten ook zij elkaar, maar slechts voor een
oogenblik. Dan kwam de vreeselijke
oomvoerde Louise weg en inplaats van
de verkwikking te vinden, zooals Wil
lem had gehoopt, staarde hij droefgees
tig in de golven en vroeg zich af of dit
water dieper zou zijn dan zijn smart en
kreeg danzooals te verwachten was, geen
voldoend antwoord.
Maar ook in zulke oogenblikken was
Mozes werkzaam. Tienmalen wees de be
droefde hem en zijn troostwoorden terug,
maar hij kwam steeds weer en behield
altijd het laatste woord.
„Vat moed, jonge vriend," zeide hij.
„Het kan zoo erg niet loopen of er
is nog wel altijd iets aan te verhelpen.
Het is een heftig man, die mijnheer
Smit, een eigenzinnig maneen heersch-
zuchtig man, maar wie hem verstandig
en goed weet aan te vattenkan hem
brengen waar hij wil."
Willem schudde dan het hoofd en ant
woordde nu eens boos,dan weer treurig:
„Gij zult toch wel inzien, dat ik niets
doen kan! Alles ligt in de hand van
Herman, en al is hij te eerlijk om een
valsche verdenking op mij te laten rusten,
hij is toch verstandig genoeg om een
zoo schoonegoede en rijke vrouw te
nemen, al is het, dat zij door mij bemind
wordt. En zelfs al nam hij haar niet
wat zou mij dat helpen? Mij geeft de
oom haar toch niet! Ach, Levison,
waarom hebt gij mij niet in mijn wan
hoop laten sterven!"
„Wanneer gij denkt, dat de wanhoop
kan veroorzaken den dood, dan hebt
gij immers het middel bij de hand,"
meende mijnheer Mozes. „Maar laat mij
eerst probeeren of ik de zaak kan bren
gen in orde. Zoo ik heb gegeven de
eerste aanleiding tot de ontdekking
dat gij niet zijt, de echte neef, moet ik
ook zorgen, dat gij niet lijdt schade
door de geschiedenis."
Hoe onzeker deze beloften ook waren
er lag iets in, dat Willem met eenige
hoop vervulden tot dat hij op den laat-
sten dag van hun vaarttoen de vader-
landsche kust reeds als een donkere lijn
aan den horizon zichtbaar werduit
Sam's handen, die sterk naar schoen
smeer riektenden volgenden brief
van zijn beminde ontving:
„Lieve Willem! Alles is verloren,
Daar juist heb ik nog beproefd om
het liart van mijn oom te vermurwen.
Ik heb hem nog eens verhaald, hoe
wonderbaar de hemel ons te zamen
heeft gebrachtik heb hem verklaard,
dat er zonder u geen geluk voor mii
bestaat en dat ik liever met u armoeuc
wil lijden, dan aan de z:;de van een
ander in overvloed te leven.
Maar niets kan hem verteederen.
Zijn antwoord luidt als altijd: dat ik
hem en mij het onnutte spreken zou
besparen dat ik de vrouw van zijn
neef was. Daarop heeft hij gezegddat
hij alles aan dien gehaten neef schrijven
zou, hem alles zou verklaren en hem
bevelen om mij aftehalen en als zijn
vrouw naar zijn geboorteplaats te voe
ren. Tegen u heeft hij allerlei vreese
lijke bedreigingen geuit zelfs over ge
vangenissen gesproken daar ik ech
ter weetdat gij geen kwaad hebt ge
daan hebben zij mij niet verschrikt.
Dat alleen beangstigt mijhet uitzicht
om voor altijd van u gescheiden te
zijn. O, Willem! wat kunnen wij doen.
Bevrijd mij of laten wij met elkaar
sterven. Ik ben tot alles bereid.
Uw wanhopige Louise."
Wordt vervolgd,)