.85.
Zaterdag 23 October 1886. 9e Jaargang.
Dit blad verochijut tederea Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar,
ADVERTENT]EN voor Dinsdag
en Vrijdagmiddag IS aar te bezorgen bijdeu
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dieiubaaavragen worden geplaatst u-^eno cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
Groote Letters en Afbeeld, naarplaataruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der-
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig ceilts.
STILLE li IJ VA «IE.
Kijven is leelijk en het woord k ij v e n reeds klinkt
niet mooi. Fatsoenlijke menseben gebruiken het niet
ofschoon ze bet ook lang niet altijd eens zijn en zij
wel eens leelijke woorden elkander durven toevoegen.
In de fatsoenlijke taal spreekt men van twisten meent
dat kijvenzooals men wel eens zegtop de viscb-
markt te buis behoort. Maar of de twist in een salon
of op de vischmarkt gevoerd wordt en met welk een
naam men dien bestempele, 'tis niet anders, kijven
is twisten en twisten is kijven.
Ongelukkig genoeg kan men zich daarvan ieder
oogenblik overtuigen, want het menscheugeslacht was
en is twistziek en zelfs de lijust beschaafden zijn niet
baDg, om den twist te voeren met uitdrukkingen en
benamingendie goed Hollandscb zijnmaar niet
onder de fijn gepolijste kunnen gerangschikt worden.
Men kijft op ieder gebiedniet alleen over per
soonlijke zaken, maar over alles, over den staat, over
de kerkover de regeeringover de leerin een
woord over alle zaken, waarover de menscben in ge
voelen gelieven te verschillen.
Niet genoeg, dat men die kijvagie hooren kan,
mea kan ze ook lezen. Courantenblaadjes strijd
schriften brengen dikwijls onder bet publiek, wat ge
rust bedekt had kunnen blijven; maar de echte kijvers
zouden er geen eer van hebben als ze slechts in be
perkten kring werden gehoord en ze luchten daarom
hun gemoed, door de heele wereld van hun kijven
getuige te maken.
Doorgaans hecht men aan het woord kijvenzooals
het in de dagelijkscbe samenleving wordt gebruikt,
de beteekenis van een luidruchtige twist, maar dat
neemt niet wegdat men ook van eene stille kijvagie
spreken kan, dat is van eene, waarvan de buiten
wereld niet altijd kennis draagt, maar die daarom
dikwijls niet minder heftig is en ook meestal langer
voortduurt dan die, welke het gevolg zijn van plot
selinge opwellingen, die men niet kan beheerschen.
Sommige menschen kijken elkander aan, ongeveer
zooals twee kardoezen, die malkander een been be
twisten. Men loopt elkander uit den weg, of nog
lieverals bet kantegen bet lijf, en gij behoeft geen
gelaatkundige te zijn, om optemerken, dat die twee
elkander zoo liefhebben als de muis de batzij too-
nen een gelaat, dat wel iets beeft van eeue onweerslucht,
als de bui niet doorbomt. Wat er bij onvermijdelijke
ontmoetingen in het gemoed omgaat, is wel te gis
sen, maar bet is goed, dat niet iedereen dat lezen
kan, want de zoete woordjes zouden ver te zoeken
zijn. Er worden dikwijls meer vloeken en verwen-
scbingen gesmoord dan geuit, zelfs gebeurt het, dat
ze verborgen worden achter een lachend gelaatzoo
als men wel eens spreekt van een zonnetjedat wa
ter gaat halen.
Als de bui niet losbarst en de lust om eens ferm
uit te huidereuniet voldaan wordtis het meest al
tijd vanwege niet durven. Even als de honden soms
van verre hunne tanden laten zien, om druipstaar
tend weg te loopenals de bedreigde op zijne beurt
een dreigenden blik op hem werpt, zoo zijn er van
die beldendie malkander zouden willen verscheuren.
FEUILLETON.
3)
SMITS OF SMIT.
Humoreske.
Naar het Hoogduitsch door Aw ar.
„Ik wilde, dat gij kondt besluitenom
de zaak eens verstandig te bespreken"
zeide Willem. „Gij moet toch toestemmen,
dat het in elk geval niet
„Genoeg, genoeg, ik zie, dat gij niet
wilt en dat noemt zich mijn vriend,"
riep Hermanterwijl hij overeind sprong.
Met deze woorden greep hij naar zijn
hoed, maar Willem versperde hem den
weg om zooals gewoonlijk toetegeven.
,.Wat zijt gij weer hevig," zeide hij „het
was immers maar een voorwendsel,
evenals de andere," „maar ik zal bewij
zen, dat ik het goed meen ik zal
reizen," en hij bood Herman de hand.
Wel verscheen hem in gedachten een
liet gelaat met blond haar en blauwe
oogen, wel herinnerde hij zich zijn droo-
men van genoegelijke ontmoetingen in
veld en bosch, maar hij bedwong het
verlangen van zijn hart, terwille van zijn
vriend.
„Ik dank u," zeide Herman Smit, „en
houd u aan uw woord, gij moet echter
dadelijk aan het pakken van uw koffers
beginnen om heden nacht nog met den
sneltrein te vertrekken. Morgen vaart de
„Amsterdam" af."
Een flink vaartuig was de „Amster
dam,'' gehard tegen stormen, en zeker
van zij n spoedige reiseen genot was het
haar te zien terwijl het onder den druk
der zeilen voortvloog en de sterke kiel
door de golven drongzoodat het water
zich deelde en schuimend wegstroomde.
Maar van de honderden, die de „Am
sterdam" ook deze maal weer naar den
Hudson moest overbrengen, gaven slechts
weinigen acht op het schip of de zee.
Gedeeltelijk hadden hunne gedachten
betrekking op de verdwijnende kust,
gedeeltelijk op het doel van de reis.
De een dacht met droefheid aan dat, wat
hij achterliet, de ander berekende de
procenten winst, die hij in zijn zaak ma
ken zou, een derde dacht met leedver
maak aan de lange gezichten van zijn
schuldeischersaan wie hij zich door de
vlucht ontrokterwijl een vierde van het
vermogen, dat hij hier of daar op welke
wijze clan ookzou verdienen, luchtkastee-
len bouwde.
Tusschen al die treurige en hoopvolle
menschen liep echter een jongman rond
met zulk een verwonderd gelaat, dat het
scheen alsof hij zijn aanwezigheid op het
schip nauwelijks begrijpen kon. Gisteren
op deze tijd had hij nog met vreugde
en droefheid tegelijkertijd aan de be
minde gedacht en beproefd haar weer
te vinden en heden was hij op weg
naar Amerika. „ïs het geen droom?"
vroeg hij zich telkens af, „zal ik niet
plotseling ontwaken en mijzelf terug
vinden op mijn kamertje in de Rijks
straat. met de zwarte gevel van het
magazijn van Treuberg en Zoon tegen
over mij en rondom mij de anclere wel
bekende huizen en straten van mijn
dierbare geboortestad Maar neendeze
groote schitterende watervlaktehet
schipdat hem zoo geheel tegen zijn be
geerte verder weg voerde waren onver
biddelijke werkelijkheid.
Al zijne zintuigen moesten hem ervan
overtuigen. De zee ruischte, krijschende
meeuwen fladderden voorbij, het schip
danste op en neer, de matrozen werkten
op de maat van een lustig liedje, cle
masten kraakten, dc machine stampte
en snoof, het versch geteerde touw
werk vermengde zijn doordringenden geur
met die der zee het meest overtuigend
echter was het onbeschrijfelijk nare ge
voel, dat zich van den jongen man
meester maakte.
Hij zou haar leeren kennen de zee
ziekte die op alle schepen loert zich ook
nu tusschen de passagiers drong en hier
een lief meisje, daar een krachtig man
aangreep, zoodat zij sidderend neerzonken!
Nader kwam zij, steeds nader. Verzet
u nietWillem Smits! Zelfs de gedachte
aan uw blond ideaal kan u niet redden
uit cle handen van deze tooveres. Zie,
nu strekt zij de hand naar den arme
uit hij wankelt, hij verbleekt
In zijn kajuit lag de ongelukkigedoor
zeeziekte aan zijn plaats gekluisterd. Hij
verwenschte zijn toegevendheid en ver
vloekte de vriendschap.
Intusschen stoomde cle „Amsterdam"
vroolijk voorwaarts, niet belemmerd door
weer of wind en op een morgen weer
klonk de roep van „land in gezicht."
Nu stortten zich die bleeke gestalten
uit hunne kajuiten, om het doel van hun
verlangen te begroeten. Ook Willem
Smits wankelde naar het dek, maar te
vergeefs zou hij zich rekenschap heb
ben kunnen vragen, hoe hij van het schip
naar het land en in een rijtuig naar
Blankstreet was gekomen.
Er kwam hem zooveel voor den geest:
Amerika het verloochenen van zijn ei
gen ikde stervende oomdien hij moest
bedriegen. Ware hij maar reeds gestor
ven, wenschte hij en hij zou den koet
sier die op Amerikaansche wijze door de
straten jaagde wel hebben willen toeroe
pen: „niet zoo haastig, goede man, niet
zoo haastig anders vinden wij hen nog
in leven!" Wordt vervolgd