No. 75.
Zaterdag 18 September 1886. 9e Jaargang.
FEUILLETON.
BEHOUDEN.
Dit blad verschijnt lederen Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar. I
ADVERTENTIES vóór Dinsdag- Üienstaanvragen woiden gaplaalBt tegenö cent
en Vrijdagmiddag 12 nnr te lezorgen bij den en Advertentifa tegen 6 cent per regel
nitiKATrAK A rAnS I (?roote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
nitgever J. A. Kuaa, Goes. dirccU opgaaf van driemaal plaatsing dcr.
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee-
I maal berekend, uitgezonderd Dicnstaanvragen
Oplaag 1500 Exemplaren.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingenniet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig* cents.
T A X A TEC SI.
„Iemand, die, de vereischte kennis bezit, wenscht als
zoodanig werkzaam, te zijn."
Aldus las men dezer dagen in een onzer nieuws
bladen en bet mag wel als een bewijs geldendat men
tegenwoordig niet alleen voor allerlei baantjes zich
zoekt te bekwamen, maar ookzicb daarvoor aanbiedt.
Een taxatenr isnaar de beteekenis van het woord
in onze taaleen schatter. Er zijn schatters voor de
belastingen, schatters van vee, enz. en deze titula
rissen znllen zich zelden taxateurs noemen. Zij echter,
die gewoonlijk optredenals de waarde van inboe
dels moet worden bepaald, zouden niet gaarne op zijn
Nederlandsch „schatter" genoemd worden, ofschoon het
ons niet recht duidelijk is, welk verschil er in beider
werkkring is, dan alleen dat de te schatten voorwer
pen in natura en vorm verschillen.
De persoon, die in de courant zich aanbiedtver
zekert de vereischte kennis te hebben. Als het zoo
is, is het gelukkig, want de taxateurs of schatters
van professie gaan doorgaans niet onder eene groote
mate van kennis gebukt en treden uit verschillen
den stand op, om een werk te verrichten, dat zoo
liet eenige waarde hebben zalzeker kennis en oefe
ning vereischt.
Welk een regel men volgt bg het aanstellen van
deze personen is nooit recht gebleken en als bijv. de
scliatt'ers voor de belasting uwe woning binnentreden,
is bet geene onnatuurlijke bedenking, dat een boer,
een ambachtsman of zoo iets, hoe waardig en voor
treffelijk overigens, toch niet bijzonder veel kennis
heeft van de waarde van een ameublement of wat
verder tot den te taxeeren inboedel behoort.
47)
Naar het Engelschvan Hugh Cosway.
Ik zie deze mannen met bijna even groote belang
stelling aan als den rechter. Van henvan sommige
hunner althans, hangt ons lot evenzeer, mogelijk
nog meer af dan van hem. Deze mannen zullen uit
spraak moeten doen even goed over onsals over den
ongelukkige, die weidra in de afgesloten ruimte voor
ons zal staan.
Twintig minuten gaan langzaam voorbij. Alle blik
ken wenden zich naar eene houten galerijrechts
van de zaal. Eene deur wordt geopend. De leden
der jury treden binnen en vullen de galerij. De voor
zitter wapent zich met een reusachtige!) viscbhengel,
waaraan hij een papier vasthechtdat hij op deze
lompe manier overreikt aan dien bedrijvigen heer, den
griffier van het hof.
De griffier neemt het papier aanziet het in en
slaat de blikken naar boven, naar de galerij.
„Heeren leden der jury, gij verleent rechtsingang
tegen den persoon van William Evans, beschuldigd
van moord?"
„Dit doen wijantwoord de voorzitter met ver
legen plechtigheid.
Ik knars op de tanden. Dwazen.' Indien mannen
van beschaving en aanzien zoo kunnen falen, wat
mag men dan verwachten van de gewone Jury? Ge
lukkig herinner ik mij de vermaning van den rechter.
Mogen wij eene gissing wagen, dan komt liet ons
voor dat. men meent eene onbeperkte keuze te heb
ben voor schatters of taxateurs, om de eenvoudige
redendat alle menscbeu van nature taxateurs zijn.
Bcteekent toch taxeeren, de waarde van iets bepa
len dan vragen wij of het niet waar isdat er niets
gebeurt, geen daad geschiedt, geen werk wordt vol
bracht, geen karakter wordt geopenbaard, geen ver
mogen wordt besproken, of ieder is terstond gereed
te zeggenboe boog of boe laag hij dat alles schat.
Gij behoeft geene taxatie te vragenwant bekenden
en onbekendenbevoegden en onbevoegden bieden u
die gratis aanbeter gezegd dringen u die op en als
ge soms eene her-taxatie verlangtblijven de meeste
taxateurs bij hnune eenmaal geuite meening, wat zij
trouwens aan hunne schranderheid en onpartijdigheid
in bet oovdeelenmeenen verplicht te zijn.
Als hijdie als taxateur van anderen optreedtvooraf
bewijzen moest, dat hij de vereischte kennis bezit, dan zou
hun aantal belangrijk inkrimpen en menige mond tot
zwijgen worden gebracht, die nu zijn oordeel als een
orakel wil laten gelden, 't Gaat er meeals met de
eigenlijke taxateurs. Ook die kunnen wel eens een ge
polijst metaal voor zilver of gond aanzien, of de
kunstwaarde van een schijnbaar onbeduidend voorwerp
niet begrijpen. Er wordt dan, wat men noemt, een
slag in geslagen en het vermeende zilver of de onaan
zienlijke kunstschat verliezen daarbij niet, maar de
taxateurs vau hunne medemensehen en hunne daden
brengen door hun onhandig oordeel dikwijls eene on
herstelbare schade toe. Ieder ondervindt dat op zijne
benrt en toch is en blijft ieder zich geroepen en ge
rechtigd achten om te taxeerenzooals zij doendie
even een blik op de voorwerpen slaan en dan met
Het troost mij nog te kunnen denken, dat zij slechts
de aanklacht beoordeelen, niet den beschuldigde. Wat
kan die aanklacht zijn? O! wij znllen het spoedig ver
nemen.
De griffier keert zich om en zegtzonder tot iemand
bepaald het woord te richten, „Breng*den gevaugene
binnen." Ik klem de lippen vast op elkander. Ik
voel hoe de arm van Philippa beefthaar hand wordt
ijskoud. Ik hoor hoe een dof gemompel door de zaal
gaataller oogen staren vol nieuwsgierige verwachting
naar ééne richting, naar de nog altijd ledige bank
der beschuldigden.
Eene soort duizeling overvalt mij; een oogenblik
draait alles mij voor de oogen. Dit gaat voorbij. Ik
herstel mij. De bank is niet meer ledig. In het mid
den daarvan met een stevige politie agent aan weers
zijden staat de beschuldigde. De mandie mogelijk
tot zulk een prijs, gered moet worden.
Van mijne plaats achter de publieke tribune, kan
ik natuurlijk slechts op zijn rug zien. Met gespan
nen aandacht tracht ik uit te vorschen tot welken,
stand in de maatschappij de man behoort, die hier
gevonnist zal worden. Dit slechts zie ik: Hij is lang
en mager. Zijn kleederen zijn burgerlijk eenvoudig,
maar zeer versleten. Hij kan van alles zijnzoowel
een armoedige klerk of een iieereuknecht buiten dienst
Zijn armoedig voorkomen verheugt mij. Hier naar
te oordeelen, zal geld hem welkom zijn. Laat de ju
ry het onschuldig slechts uitspreken, dan ben ik er
zeker vandat de mime geldelijke vergoeding, die ik
1 hem toedenk hem honderdvoudig schadeloos stellen