No. 59. Zaterdag 24 Juli 1886. 9e Jaargang. Klein en zoet, of liever no«' FEUILLETON. Dit blad verachijnt lederen Zaterdag De prijs per halfjaar f 0.50, franco per poat f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEA voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 nur te bezorgen bij der uitgever J. ACROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Leui taan vragen worden geplaatst itpen cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel ïroote Letters en Afbeeld, naarplaataruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der- zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. Die scheurkalenders zeggen soms ongezouten de waarheid; en juist omdat ze de waarheid zeggen, meenen de vrienden dandat hij dit jaar zoo mooi niet is, als vroeger. Dezer dagen stond er op een te lezen„een klein vischje, een zoet vischje, zeggen de menschenmaar ze hengelen toch liefst naar de groote." Zou het waar zijn? Is bet menschenras dan zoo onoprecht? Verschuilt het zich achter een mooi klinkeud woord, om heb- en eerzucht te bemantelen? Roemt het de waarde der kleinighedenom niets anders dan het groote te begeeren? Sommigen hebben er pleizier in ons edel geslacht te vernederente bekladden eD als er waar heid in hun beweren is, dan ziet het er inderdaad treurig uit, want dan ligt de eene helft onder eene nare verdenking en van de andere helft kan misschien gezegd: „zooals de waard is, enz." en alzoo de eene helft plus de andere, dat maakt een treurig geheel. 't Is eene bepaalde onwaarheiddat aÜe kleine vischjes zoete vischjes zijn. Die geen groote vangen kan en zich met een kleintje behelpen moet, vindt dat nog al zoetvooral als het hem veel moeite kostte om het te vangen. Kleinigheden in het leven bren gen dikwijls veel pleizier aan en wie het verhemelte altijd aan water gewend heeft, die vindt dat wijn zuur smaakt en lang zoo frisch, zoo zoet, zoo lek ker niet is als zijn kanarietractatie. In dat opzicht heeft een mensch met een sterke verbeelding veel voorze bunnen de zoetheid van het vischje bepaald proevenal komt het ook uit de pekel; maar ze zijn daarom niet te benijden, waut hoe goed het is met weinig tevreden te zijnals weinig zoet al zoo lekker maaktdan wordt er niet aangedachtdat er nog zoeter is. 31) BEHOUDEN. Naar het Engelschvan Hugh Conway. Zij zag mij een oogenblik zwijgend aan en sloeg de betraande oogen neêr. Toch maakte zij zich niet los uit mijne omarming. Ik had mij dus met dit ant woord kunnen tevreden stellen. Doch ik wilde het van hare lippen hooren „zeg het slechts eenmaal, zeg het slechts eenmaal!" smeekte ik. Hare lippen beefdenhaar boezem hijgdede blos van haar gelaat kleurde ook den blanken hals. „Ja," fluisterde zij, „nu het te laat is, bemin ik u." Ik slaakte een vreugdekreet. Vaster klemde ik Phi- lippa aan mijn hart. „Te laat" riep ik uit. „Wij hebben nog vijftig jaren van geluk vóór ons." „Het is to laat," antwoordde zij„om uwentwille heb ik bekenddat ik u lief hebBazileeen kus en dan vaarwel „Slechts als de dood ons een van beiden de oogen sluit, znllen wij elkaar vaarwel zeggen niet eer der," zeide ik en drukte haar een innigen kus op de lippen. Met een zucht maakte zij zich los uit mijne om- Allerminst meene mendat in dat bekende spreek woord zoetzooveel zeggen wil als fijn. Ochlieve tijdwat weet men dan nog weinig van de wereld want zoo waar het is, dat groot en grof zeer dik wijls gelijkluidend zijn, is hst ook waar, dat het kleine, uit den aard der zaak dikwijls, de ontwikkeling mistdie er de rechte waarde aangeven moest. Maar laat mij tot den scheurkalender terngbeeren die maar onverholen zegt: hoe zoet de kleine wa terbewoners zijn, de meeste mensehen hengelen toch naar de groote. Schuilt daar nu zooveel kwaad in. Als de mensch toch altijd naar het hoogere streven moet, dan is het nog al natuurlijk, dat hij het groote daarin be grijpt. Primo kannen niet alle menschen met een kleintje tevreden wezen. Een huisgezin met een do zijn lieve kindertjes heeft aan een mud aardappelen voor winterprovisie niet genoeg, en al zet ge daar het zoetste baarsje op tafel, 'tis toch zeker, dat de meesten enkel graten krijgenze hadden meer aan een haai ot walviscbje in miniatuur. In de tweede plaats is het even verklaarbaar, dat, wie toch hengelen moet, zijne moeite liever beloond ziet met een dikke vette snoek als met een pasgebo ren voorntje, 't Is hetzelfde werkhet kost evenveel tijd, waarom zou men dan het dikste en vetste niet medenemen. Ik kan de menschen nog zoo verkeerd niet vinden, die de hand wijd open doen en een stevig koord aan den hengel binden, om de vracht secuur te kunnen ophalen. En dan moet ik in de derde plaats opmerken, wat niet altijd te prijzen isdat men een klein vischje dient uittewerpen om een groot te vangen. In de vissehenwereld is het ook al zoo, dat de grooten weinig medelijden met de kleinen hebben, en de menschdie heel dikwijls op de leeljjke eigenschap pen van zijne collegenjazelfs van de visschen arming. Zij rees op; wij stonden tegenover elkaar op de marmeren steenen en zagen elkaar in de oogen. „Bazilesprak zij zacht„wij moeten dit oogen blik vergeten. Laat ons afscheid nemen, morgen scheiden wij." „Lieve Philippa! ons leven zal voortaan één zijn." „Het mag niet zoo zijn. Spaar mij Bazile; gij zijt altijd goed voor mij geweest. Het mag niet zoo zijn." „Waarom, zeg mij waarom?" „Waarom, vraagt gij dit nog? gij draagt een ge- eerden naam en ik gij weet hoe diep ik ge vallen ben." „Men heeft u schandelijk bedrogenmaar gevallen zijt gjj nooit." „Ach Bazile, dat beteekent in het oog der wereld hetzelfde, wanneer het eene vrouw geldt. Gjj zijt als een broeder voor mjj geweest. Ik kwam tot u in mijne ellende. Gjj hebt mjj het levenhet verstand gered. Wees edelmoedig en bespaar mjj het leed u te moe ten bedroeven." Met blikken, woorden en gebaren smeekte zij mjj. O, hoe gaarne had ik haar gezegd, dat ik zeker overtuigd wasdat haar hnweljjk wettig was geweest hoeveel moeite kostte het mjj die woorden terug te- honden! Maar ik durfde niet te spreken. Zeide ik haar, dat zjj de eehtgenoote van sir Ferrand ge weest wasdan moest ik tevens zeggendat hjj dood was en op welke wijze stierf.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1886 | | pagina 1