Mo. 51
Zaterdag 26 Juni 1886.
Jaargang.
Over Lucht Dienstmeisjes
Kinderwagentjes en nog wat.
FEUILLETON
Uit blad verschijnt lederen Woensdag en
Zaterdag
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIES vóór Dinsdag-
en Vrijdagmiddag 12 nnr te bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Üieaataanvragen worden geplaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents.
Wij herinneren ons den tijdtoen de lieve kleinen
ingespeld in de wolonder dekens bedolven in een
zooveel mogelijk luchtdicht vertrek bewaard werden.
Ben open venster was een moord aan de kinderen ge
pleegd; eene dunne bleeding was de eerste stap tot
een levenslang rheumatiek, en eene wandeling in de
buitenlucht was slechts geoorloofdals de musschen
van de hitte uit de lucht vielen en dan nog onder
eene bedekking, die het miuste windzuchtje den toe
gang afsloot.
Of daardoor een krachtig geslacht werd gevormd
durven wij niet beslissenwant aan den eeuen kant
staan de krachtige grijzen, die de jeugd van onzen
tijd beschamenaan den anderen kant de herinnering
aan zoovelen, die reeds lang onder de groene zoden
van hunne kwalen en gebreken rusten.
Maar zeker is, dat de tijden belangrijk veranderd
zijn, of liever, dat de maunen der wetenschap een
gansch anderen leefregel voor de onnoozele kindertjes
voorschrijven. Ja, wij meenen somwijlen den tijd te
gemoet te gaanwaarin wij de jeugdige wereldbewo
ners in eenvoudig uatuurgewaad onder een frissehe
regenbui of een vliegenden storm op straat ontmoe
ten of wel ze zien zullen voor bet geopende venster
de frischkeid van sneeuw en hagel inademende.
Welk geslacht daardoor gekweekt wordt, zal de
tijd moeten leeren. Mogen we een vermoeden uitspre
ken dan is bet, dat over een halve eeuw er nog
sterken en zwakken zullen gevonden worden. De ge
leerden zullen misschien dan bewerendat men de eene
23)
BEHOUDEN.
Naar het Engelschvan Hugh Conway.
Wij reden naar Roding en waren genoodzaakt het
huis van merr. Wilson voorbij te gaan. Pkilippa
boog zich voorover en scheen op 't punt mij eene
vraag te doen maar zij bedacht zich en zweeg. Een
geweldige angst bekroop mijdat de verschillende
voorwerpen op den weg herinneringen zouden opwek
ken en mijn hart klopte hoorbaartoen wij dien
witten sneeuwhoop bij den haag voorbij gingenwaar
onder ik meende, dat ons geheim begraven lag.
Ik voeldedat ik doodsbleek werd. Ik moest mijn
hoofd omwenden en naar de andere zijde van den
weg zien. Mijn toestand werd pijnlijker, daar ik voelde,
dat Philippa weder dien onrustigeu blik op mij ves
tigde. De overspanning dreigde mij te overmeesteren
en ik vroeg mij af, of ik ooit weer een gelukkig of
gerust oogenblik zou kennen.
Na een lange poos verbrak Philippa het stilzwijgen.
„Zeg mijBazilehebt gij niets van dien man gehoord
Ik schudde bet hoofd.
„Waar is hij? Hij zou dien avond komen. Kwain
hij niet?"
„Ik deuk neen. Waarom vraagt gij dat?"
„Bazile, een akelige droom vervolgt mij. Dien
vreeselijkeu nacht droomde ik iets, ook nu denk ik
daar weer aan. Zeg mij, wat was het?"
Het klamme zweet brak mij uit. „Lieve Pbilippu,
helft van den dag zijn kroost in een broeikas en de
andere helft in een ijskelder opsluiten moetteneinde
ze aan verschillende temperaturen te gewennenwat
dan zeker ook tot opruiming van lastige verkoudheden
dienen zal.
Voor het oogenblik is bet wachtwoord: „lncht, bui
tenlucht, altijd lucht", zoodat onze lieve kleinen eerst
na eenige levensjaren tot de wetenschap kunnen komen
dat er nog een ander dak iswaaronder zij kannen
vertoeven, behalve de blauwe lncht, waaronder hunne
eerste levensdagen worden doorgeleefd.
Men make hieruit niet op, dat wij tot de wolperiode
zonden willen terugkeeren, al hebben wij wel eens
medelijden met de toekomstige staatsburgers, die in
het luehtbad gedompeld wordenaltijd zoo in
gepakt dat de lucht hen niet bereiken kanof die
men zoo vroeg mogelijk de ervaring laat makendat
regen en wind veel vrijgeviger zijn. dat de zon, die
hare stralen niet kwistig over dit lncht- en liehtzoe-
kend geslacht laat schijnen.
De luchtbehoefte is de moeder geworden van
de kinderwagentjes-nood, die de gelukkige ouders
schijnt te kwellen als de honger, zoodat die kleine
voertuigen bij den dag vermenigvuldigen en het al-
zeer platte beurzen moeten zijn, die nog enkelen
beletten rijtuig te houden. Men kon dat vooruitgang noe
men dat de meeste voorhuizen in koetshuizen zijn her
schapen, als men het bezit van een kinderwagentje
voor een bewijs van welvaren houden wil. 't Schijnt
geen weelae-artikel meermaar eene behoefte waarin
men moet voorzienomdat het rijden in een wagentje
tot het opvoedingsplan van onzen tijd behoort, de
kindereu lichamelijk er door gebaat worden en ook
aan degeneu, die misschien nooit meer in hun leven
het is geen wonder, dat gij soms droomt. Nu zijt
ge weer wel, maar dien nacht waart ge geheel bui
ten kennis en ge herinnert u nu en dan wat ge
meendet te zien, toen gij die hevige koorts hadt.
Denk niet meer aan dien ellendeling, waarschijnlijk
is hij te Parijs en vermaakt zich daar op zijne wijze.
Denk alleen maar, dat voortaan uw leven kalm en
gelukkig zal zijn."
Alles moest ik te baat nemen om te voorkomen
dat Philippa zich hare daad herinnerde. Ik trachtte
opgeruimd en vroolijk te praten. Ik lachte om de
weinige warm ingepakte landlieden die wij tegenkwa
men. Ik wees haar op de schoone hoornen ter zijde
van den wegdie prachtigmet rijp beladenin de
zon schitterden. Ik deed al, wat ik kon, om hare ge
dachten af te leiden en om dien vragenden blik
uit hare oogen te bannen. Hoe verheugd was ik, toen
wij goed en wel in den trein zaten en het eerste
gedeelte van onze reis volbracht was.
Terstond na onze aankomst reed ik naar het hotel,
waar mijne moeder mij wachtte. Het was een der
voornaamste en rustigste hotels in Jermynstreet. Ik
nam kamers voor mijne zuster en mij. Ik zond Phi
lippa naar de hare om uit te rusten en ging toen
naar mijne moeder. Ben oogenblik later was ik in
hare armen en binnen een half uur kende zij Plii-
lippa's geheele geschiedenis en wist zij hoe lief ik
haar had, voor wie ik hare bescherming inriep.
Ja, ik had goed gedaan met haar te vertrouwen.
Ik kende haar edel karakter, ik wist hoe zij hoven
alle kleingeestige vooroordeelen verheven was. Ik