No. 45. Zaterdag 5 Juni 1886. 9C Jaargang. OJVOJVTVLAIIBAAR. FEUILLETON. Dit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENT1EN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 unr te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. üienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der- zelfdc advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. 't Is een rare tijd. Van tegenstellingen en tegen strijdigheden moet men maar niet weten. Aan den eenen kant put men zich uit om de beate middelen te vindenteneinde alles met den meesten spoed te kunnen vernietigen en aan den anderen kant doet men zijn best telkens wat nieuws te bedenkenom alles instand te houden. Wij aarzelen niet aan deze laatste pogingen de voorkeur te geven engelooven, dat, al zou men geen dienst bewijzen met allenof alles instand te houden zij toch onze beste vrienden zijndie ons willen handhaven in ons bezit. Zoo is men er ook op uitom allerlei stoffen on ontvlambaar of ontbrandbaar te maken en waarlijk men mag zich daarover wel verblijdenals men da gelijks in de couranten leest van brand en nog eens 17) BEHOUDEN. Naar het Engelschvan Hugh Conway. Hoewel deze ontdekking de gevaren en moeilijk beden, die ons omringdennog vermeerderdetoch gaf zij mij een onuitsprekelijken troost. Geen verstan dig menscb kon nu de arme vrouw schuldig verkla ren aan den moord. Zij had het bloed van den man vergotenniet beseffende, wat zij deed. Toen had de waanzin haar geheel overmeesterd. Zij herinnerde zich, dat bij dien avond komen zou. De wenscb, hem nog eens te zien, dreef er haar toe hem te gemoet te gaan. Het onrecht haar aan gedaan, mogelijk de vrees voor hem, deden baar een wapen meenemen, wellicht nam zij het alleen tot zelfverdediging mede. Hoe bet ook zij, krankzinig was zij reeds, toen zij uitging; krankzinnig, toen zij de baan overhaalde; krankzinnig, toen zij mij ont vlood krankzinnig, nu zij hier bij bet vuur mij zoo achterdochtig en verwijtend zat aan te staren. Zij was krankzinnig en onschuldig! Haar gedrag tegenover mij verontrustte mij weinig. Het is een overbekend kenmerk dezer ziekte, dat de lijderes zich met afkeer wendt van lien, die baar bet dierbaarst waren. Mokkend stilzwijgen woest geuite verwijtenwisselen zich meestal af bij deze soort krankzinnigheid. Hoe treurig en beanstigend het ook isom die plotselinge veranderingen waar te nemen zoo is de ziekte toch niet zoo onrnstbarendals zij wel schijnt. Meestal geneest de patient geheel. Maar laat ik hierover niet langer uitweiden. Ik herbaal, dat de ontdekking van Philippa's waren toe stand mij eene verlichting was. Mijn geweten werd er door bevrijd van een zwaron last. Ik had weer moed om alles in het werk te stellen en was gerechtigd te doen, wat ik het best zon oordeelen. Daarenboven stond ik nu in eene andere verhouding tot Philippa. Voor een poos moest elk ander gevoel wijken. Ik was nu alleen geneesheer zij mijne patient. Na veel overreding gelukte het mij, haar den pols te voelen. Zooals ik verwachtte was die bijna 120 slagen in de minuut. Dit bevreemdde mij niet, dik wijls in mijne praktijk was mij dit geval voorgekomen. De voorloopige behandeling was zoo eenvoudig als brand, 'tis of in ons waterland het vuur de grootste vijand is en of de brandberichten in de vermakelijke gemengde berichten geen indruk meer makendoor de dagelijksche oefening in bet doorstaan van schok kende schrikken of van schrikwekkende schokken. 't Is maar jammer, dat men om een rok of japon te dragendie niet ontvlamtom in een huis te woDendat niet branden kanzooveel geld noodig heeft, aangezien de kunst wel verbazend veelmaar niet altijd verbazend goedkoop voortbrengt. Wel zou men zeggendat het beter is geld te geven voor een rok of broekdie niet vlammen wilin plaats van voor een verbrande een nieuwen te moeten koopen, maar over het algemeen wil of kan men daar nog niet aan, en het zal waarschijnlijk wel een poosje duren eer wij zoover zijn, dat men een turfkooltje zonder gevaar in den zak kan stekende brandende lucifers in de wol werpen en met pleizier door de vlammen zich laten lekken. bet A. B. 0.; wat -het ook kosttezij moest slapen. Gelukkig had ik eene goed voorziene medicijnkist. Binnen weinige minuten had ik de sterkste dosis opium gereed gemaakt, die ik durfde geven. In een geval als het hare wist ik, dat kleine hoeveelheden niet helpen zoudendus nam ik 60 druppels lauda num. Zij moest slapen. Het armeopgewonden ge jaagde brein moest door kunstmatige middelen tot uren lange rust gedwongen worden. Na die rust eerst kon ik zeggen of er kans was op 't behoud van baai- leven en van haar verstand. Maar een drank te bereiden en die de patient te doen innemen is nog niet hetzelfde. Ik beproefde elk middelal mijne overredingskracht. Ik smeekte en beval. Ik dreigde en hield aan. Philippa weigerde halsstarrig. De arme! Zij meende, dat ik haar vergif tigen wilde. Ik wist, dat zij bijna hopeloos verloren was, zoo zij den drank niet innam. Ik wachtte een oogenbliktoen vroeg ik om lauw water. Na eeuig tegenstribbelen stond zij mij toe, haar daarmede de kloppende slapen te bevochtigen. De verkwikkende koelte die daar het gevolg van wasmaakte, dat zij mij toeliet dit telkens weêr te herhalen. Haar schoon gelaat nam eene zachtere en meer te vreden uitdrukking aan. Dat oogenblik nam ik waar. Ik drong er nog ééns op aan, dat zij den drank zou nemen. Ditmaal gelukte het mij. Mijn hart klopte van vreugdetoen ik haar het glas zag ledigen. Nu was zij mogelijk nog te redden. Ik bleef haar de slapen met vochtige, doeken verkoelen en wachtte tot het geneesmiddel zijn uitwerking zou doen. Weldra brak dit oogenblik aan. De groote, donkere oog en sloten zich. Het vermoeide hoofd viel op mijn schouderen ik wist, dat Philippa eene ver kwikkende rust was ingegaan. Ik wachtte, totdat zij vast sliep, toen riep ik mijn knecht. Ik had hem reeds gezegddat mijne zuster zeer ongesteld was. Te zamen droegen wij haar naar haar kamer, en legden haar te bed. Ik maakte haar kleed los, sneed de natte schoenen van hare ijskoude voeten, en deed al wat de omstandigheden toelie ten om haar warmte en gemak te bezorgen. Toen verliet ik haar, terwijl zij dien vasten slaap genoot, dien ik vurig hoopte, dat uren en nog eens uren zou aanhouden, Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1886 | | pagina 1