No. 29. Zaterdag 10 April 1886. Jaargang. WEINIG EN TOCH VEEL. Dit blad verschijnt ledexen Woensdag en Zaterdag De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsiuimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen^ Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. Een groote schat brengt niet altijd geluk; in een groot hnis woout niet altijd vreugd; op een grooten voet leeft men niet altijd gemaklijk en eene groote beweging is niet altijd het bewijs, dat er veel goeds wordt gesticht. Altemaal alweer van die waarheden als koeien; van die oude praatjes, die de prnikdra- gers van vroegere dagen evengoed wisten, als de feaal- hoofdigen van onzen tijd. Maar eveuals de praatjes zijn ook de praters dezelfde geblevende menschen van latere dagen trekken nog precies den neus op voor het kleine en geringe als het eerwaardige voorgeslacht enmisschien meer dan ooit, komt het nu te pas, om er op te wijzen, dat wat gering schijnt, dikwijls veel meer in zich be vat, dan het holle groote, dat veel klank geettmaar bitter weinig oplevert. Ik zou nog veel daarvan zeggen kunnen, dat waar is en steek houdt ookmaar juist daarom zouden velen het vervelend viuden en daarom wil ik maar aanstonds ter zake komen en u vertellen, dat ik tot die geleerde bespiegeling werd gebracht door onze Ambachtsschool. Toen ik Zaterdag 11. het nederige maar nette ge bouwtje nog eens van nabij bekeek en bij mij zei ven dacht, wat zou menigeen, uit eene groote stad ko mende, zich vermaken met dat kleine schooltje met zoo grooten naam, kwam het mij niet in den zin om mee te praten van het nietige huisje met weiuige leerlingen, maar rees integendeel de gedachte bij mij opdat niet alleen dat kleine onder ons van even veel waarde isals de uitgebreide ambachtsscholen in de groote plaatsen, maar dat die inrichting voor ons waarschijnlijk nog veel grooter waarde heeft en dat er in dien kleinen dop veel schuilt, waar wij ons over mogen verblijden, ons op kunnen verheffen. In de grootere plaatsen zijn de goede leermeesters en is de gelegenheid tot ontwikkeling van den vak leerling menigvuldigen toch ook daar worden zulke inrichtingen gewenscht. Het spreekt ook van zelf, dat de baas of meester, die zijne knechts voor de uitoefening zijner zaak noodig heeft, zich niet met het onderwijzen der aankomenden kan bezighouden, en al kon hij datniet altijd de geschikte persoon isdikwijls zelfs niet op de hoogte van zijnen tijd staat. Sedert men begrepen beeft, dat theoretische en practische vorming van den ambachtsman, die den grond tot zijn geluk leggen moetwat anders is als het afkijken vun den arbeid der geoefeuden, zijn de ambachtsscholen verrezenen hot is geene bloote na- volgingszucht als in de kleinere plaatsen langs den zelfden weg vervulling van eene wezenlijke behoefte gezocht wordt. Gerust durven wij zeggen, dat daar de behoefte nog veel meer bestaat, zullen de aanko mende arbeiders bekend worden met den vooruitgang, die in verschillende vakken elders wordt waargeno men. Het ligt niet in onzen landaard het voorbeeld van den Duitschen gezel te volgen, die van de eene plaats naar de andere trekt in zijne oefenings- of voorbereidingsjarenten einde overal optezamelen wat hem voor de uitoefening van zijn vak later te stado komen kan. En toch ook daar heeft men zulke scholen ingericht, .die het bereiken van het einddoel van den werkman gemaklijk maken, zonder de geva ren en bezwaren aan den zwerftocht verbonden. Ook hierin blijkt het, hoe onze tijd er op uit is allen in de gelegenheid te stellen eene ontwikkeling te verkrijgendie in eiken standin elk vak onmis baar is. Gelijk in alle andere zakenkomt men ook hierin bij ons slechts langzaam tot overtuiging. Het pap pot-systeem gaat onder ons volk nog veelal hand aan hand met de inbeelding, dat het oude onovertrefbaar was en men daarbij dus kan blijven. De dwaze af keer van nieuwe zakengeheel in strijd met eene anders steeds naar wat nieuws hakende natuur, houdt nog vele oogen ook voor het nut der ambachtsscholen gesloten. Wat met ingenomenheid door allen moest worden aangevat, wordt in een slechts langzaam aan- groeienden kring gewaardeerd maar juist daarom vinden wij het reeds veel als op bescheiden voet eene inrichting bloeitdie door hare vruchten zich moet aanbevelen. Jammer dat de alles beheersckende geldcjuaestie ook te dezen aanzien zooveel invloed uitoefent. Ook deze zou minder drukkend zijn als meerdere waar deering toenemende deelneming wekte. Wij mogen met dankbaarheid er op wijzendat in onze kleine school nu reeds twee vakken onderwezen worden. Er zjjn nog vele andereudie zoo wij hopen la ter daarbij zullen kunnen opgenomen worden. Men denke bijv. aan het schildersvak, dat niet minder grondige voorbereiding vordert. Nog altijd zijn er, die meeuendat ieder wel een kwast in han den kan nemen en wat verf op een of ander voor werp smeeren en die dan ookal zijn ze voor een ganscli ander vak opgeleid, die kwast moedig in han den nemen en er maar op los strijkenals er in drukken tijd wat te verdienen valt. Knappe schilders wordeu door dat hauteereu van de verfkwast alleen niet gevormd en misschien nog meer dan in andere vak ken komt daar eene wetenschappelijke voorbereiding te pas. Onze ambachtsschool kan zich dus nog veel uitbreiden, maar dat gaat niet op eens en al schijnt het dan ook nog weinig, wat door haar uitgewerkt wordt, wij achten het reeds veel, wanneer wij in hare aanvankelijke uitbreiding grond vinden, om op latere toeneming van het weinige te hopen. Daarom deed het ons ook goedtoen in de vorige week de diploma's aan een drietal'leerlingen werden uitgereikt. Het is natuurlijk niet te wachten, dat het cijfer dor leerlingen zoo hoog klimmen zalmaar voor verhooging is het toch vatbaar, en het aan vankelijk weinige als het maar goed is, zal het best daartoe brengen. Wij willen ons daarom verblijden en dankbaar toonen al zijn wij nog niet voldaan. Waar men naar het hoogere streeft kan men eigen lijk nooit voldaan zijnmaar wie een langen ladder beklimmen moet mag tevreden zijnals hij alweder een sport hooger kon stijgen. Wij hopen, dat die gedachte den moed sterken zal van hen, die zich voor onze ambachtsschool zooveel moeite geven en wenschen bovenal, dat, die reeds meesters heeten in het vak, waardige opvolgers zullen helpen kweeken, dat de oudersdesnoods met eenige opoffering, voor hunne kinderen, wat meer zullen zoeken dan in den ouden sleur te verkrjjgen is, en dat bij ouden en jongen het vast geloof' moge toenemendat men niet met Haus-kijk-iii-de-lucht, van den ouden bodem naar boven moet blijven kijkenmaar met alle kracht

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1886 | | pagina 1