No. 27. Zaterdag 3 April 1886. 9e Jaargang. TOIiSI Dit blad verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 nnr te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Üienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodbericbten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. WINTER L E IV T E. De winter is gelukkig voorbij. Niet alleen volgens den Almanak, die op 21 Maart de Leute aankon digde, maar een milder lucht omzweeft ons en, wat ook nog te wenschen overlate, wij zijn weder door een moeilijken tijd lienen geworsteld en zoo dikwijls de zon warmte en vroolijkheid aanbrengt, genieten wij van het beden. Waarom ook niet van de herinnering van het ver leden 't Is waar, de winter duurde langen was koud en guur al kan men hem geene buitengewone gestreng heid ten laste leggen. Er waren bezwaren van allerlei aard voor rijk en armwant allen klaagden over de koude en niet het minst over de kosten door het be strijden daarvan gevorderd. Maar toch zou het ondankbaar zijn te vergeten dat die lange en bezwarende winter veel goeds opte- merken gaf. In de vele en velerlei behoeften kon worden voorziende nood klom in vroegere jaren soms heel wat hooger; de milddadigheid openbaarde zich met onveranderde kracht en in rust en vrede zonder knellende lasten, werden de goede dagen af gewacht, die nu, wat er nog moeilijks wasgemak- lijk doen vergeteu. Merkwaardig is het zeker, dat niet eenmaal een buitengewoon beroep op de weldadigheid der gegoede burgers behoefde gedaan te worden. De armbesturen F E U I LLETON. 1) BEHOUDEN. Naar het Eugelschvan Hugh Conway. HOOFDSTUK I. EEN GEBED EN EENE GELOFTE. Bij bet lezen van deze geschiedenis mijns levens of van zulke voorvallen daaruit, zal men ontwaren dat ik dikwijls verkeerd handelde, dat ik misdreven heb, niet alleen tegen de wetten der maatschappij, maar zelfs tegen die van bet land. Slechts twee re denen tot verontschuldiging kan ik aanvoerende kracht der liefde en de zwakheid der menschelijke natuur. Leggen deze twee geen gewicht bij u in de schaal, werp dan mijn boek weg; gij zijt mij te edel, ik ben u te menschelijk. Wij kunnen geen vrienden zijn. Lees niet verder. Ik behoef niets te zeggen over mijn kindsheid, niets over mijn jongenstijd. Ik spoed mij dus tot den tijd, waarop ik een jonge man was, tot den tijd, waarop de wonderdroomeu der jeugd ons beginnen te verlaten, wanneer de drang, die het nuchter ver stand terzijde stelt, wel zeer sterk moet zijn; wan neer men heeft leeren berekenen, wat elke onberaden stap ons kosten kanwanneer de voorbijgaande flik kerende hartstocht vau den jongeling plaats heeft gemaakt voor een standvastigvoortgloeieud vuur dat zal blijven voortwoekeren tot slechts asch over- bljjft; wanneer de zenuwen en verstandelijke ontwikke ling hun toppunt bereikt hebbenwanneer men in één woord dertig jaren telt. Wat was ik toen? Een verbitterd somherteleur gesteld man: zonder eerzucht, hij den dag levend, zonder levensdoel. Instinctmatig ademendeetende en deden hunne gewone inzamelingen, natuurlijk onder aanbeveling der armenmaar er was geen bijzondere aandrang noodig. De oeconomische spijsuitdeeling die trouwens niet gewoon is of noodig heeft te smeeken om hulp, zette hare taak tot op heden voort en behoefde geene enkele maal giftenveelmin vermeerdering van dezen te vragen. Slechts een twee tal huisgezinnen werden door haar afgewezenom goede redenenalle andere aanvragers konden gehol pen wordenen de extra bedeelingen even als de extra giften bleven niet achterzonder dat daarom moest worden gevraagd. Van meer dan een hoorden wij dan ook eene betuiging van dankbaarheid en te vredenheid, en wij meenen, dat als eene gelukkige herinnering van den afgeloopen winter te mogen beschouwen. Noemt men bet, en terecht, een treurig verschijn sel dat op vele plaatsenook in ons landzich een geest van ontevredenheid openbaardedie gezegd werd zijn grond te vinden in de drukkende behoefte van den arbeidersstand, een verschijnsel waarover men weeklaagt, zonder er bij in aanmerking te nemen, wat er al in onderscheidene plaatsen tot leniging van den nood werd gedaanook in dit opzicht heb ben wij niet te klagen. Onze rustige bevolking leefde in onverstoorbare kalmte voort, werkende zooveel zij daartoe gelegenheid kreeg, berustende en wachtende waar uit den aard der zaak de arbeid minder was of tijdelijk stilstond. En toch ontbraken de pogingen drinkende, des morgeus opstaande en naar 'teinde van den dag verlangende, ter ruste gaande zonder er om te geven of de oogendie ik zoo onverschillig sloot, zich al of niet weer zullen openen. En dat waarom Ja, om dat te weten, moet ge naast mij komen zitten, hier hij 't vuur, waarin ik op een winteravond eenzaam zit te turen. Ge moet mijne gedachten lezen de beelden van het verleden moeten voor uwen geest verrijzen, zooals zij dat voor den mijnen doen. Mijn verdriet, mijn haat, mijne liefde, moeten de uwen zijn. Gij moet, in één woord, mij zelf zijn. Deze terugblik begint met een triomf. Zij gaan terug tot den dag waarop ik, Bazile North, na een prachtig afgelegd examen, het recht verkreeg Dr. voor mijn uaam te zetten en te trachten naam en fortuin te maken, door het lijden mijner medemenscheu te ver zachten. Gij moogt zeggenzooals ik toen zeide en nog zeg: een edel levensdoel, een werkzame en nut tige loopbaan. Gij ziet mij vol hoop vol moed niet tegen 't zwaartste werk opziendemij vestigen in een groote provinciestadwaar ik door eigen verdienste vooruit hoop te komen. Gij ziethoe ik evenals iederin den aanvang met moeielijkheden kamp, hoe mijne praktijk zich meer en meer uitbreidt, hoe ik algemeen bekend word, hoe ik eindelijk op weg ben uaam te maken. Gij ziet, hoe een schoone droom mij een poos ge lukkig maakt, hoe die droom vervliegt en slechts nevelen achterlaat. Gij ziet de vrouwdie ik lief heb. Neeu, ik vergis mij. Haar kuut gij niet zien. Slechts ik kan Phillippa zienzooals ik haar toen zagzooals ik haar nu zie. Hoe betooverend was zij! de bevallige brunette. Wordt vervolgd.) h H

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1886 | | pagina 1