Zaterdag 20 Maart 1886. 9e Jaargang. EEN ONDERWIJZENDE RIP. FEUILLETON. SCHULDIG OF ONSCHULDIG. 'Dit blad verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel fi-roote LetterB en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. 't Is wel een dwaasdie meentdat hij niet van iedereen en zelfs van de dieren leeren kan. Eeuwen geleden werd er reeds gezegddat men tot de mieren gaan zouom wijs te worden en waarom zou men dan ook van een kip niet kunnen leeren. Zoo zeker het is, dat velen redeneereu als kippen zonder kop, zoo zeker is het ook, dat uit een kippenkop voort komen kan wat vele menschenkoppen met wijsheid zou kunnen vervullen. Als men maar opmerken, na denken en leeren wil. Want het is hier, zooals veelal in de wereldmen leert niet alleen van hendie wijsheid uitkramen, maar ook van hen, dia dwaze dingen doen. Onlangs verhaalde meu van een Noord-Bevelandsche kipdat zij een ei met twee dooiers had voortge bracht en nu weder, dat dit wonder-exemplaar een ei gelegd heeftdat de groote had van een kalkoen- ei en dat daarin bij de opening nog een gewoon kip penei, geheel naar den eisch gevormd, was gevonden. Ook kippen brengen dus wel eens ganseh vreemde dingen voort en schijnen het dan, evenmin als de meusehen te bedenken, dat elke afwijking van de na tuur onnatuurlijk is en dat men daardoor wel be vreemding en soms verbazing wekken kan, maar dat het weinig of geen nut heeft en daarom onder die verschijnselen gerekend wordt, die voorbijgaanom ras weder vergeten te worden. Als eene of andere geleerde kip de kunst kon vin den, om eieren met dubbele dooiers of dubbele eieren te leggen, dat zou zeker zeer voordeelig zijn en haren roem vestigen ofschoon men bij waarschijnlijk dubbele betaling er weinig voordeel van hebben zou. Maar eene enkele daad maakt nog geen held en eene en kele vernuftige inval nog geen geleerde, en de wereld heeft er niet veel aanals er eene enkele maal iets bijzonders gebeurtdat wel begeerte wektmaar geene hoop geeft op herhaling.- De mensehen zijn als de kinderen. Wanneer het toeval er toe leidtof als het hnnzoo eens voor een keer in den zin komtdan doen zijwat zij an ders niet doen en zelfs zeggen niet te kunnen doen maar men rekene er niet opdat het een begin is van voortdurend krachtig handelen. Het eigenbelang, de zucht om geprezen of in de hoogte gesteld te wordenzijn zoovele beweegredenendie tot het on gewone en schijnbaar veel belovende brengen, maar wat niet uit vaste beginselen voortkomt of naar vaste regelen duurzaam geschiedt, dat geeft wel teleurstel ling, maar levert niets op. Naar het Duitsch door A w a a. 5. In den tuin was het doodstil en donker De hemel bad zich intusscben met zware wolken bedekt en van tijd tot tijd schoot een verblindende bliksemstraal te voorschijn. Dat belette mij echter niet tot aan het einde van den tamelijk langen tuin te gaan. Ik had echter nog slechts weinige schreden op den terugweg afgelegd, toen de zware wolkeu een groote hoeveel heid water ontlastten. Mijn hoofd was onbedekt, de voeten slechts van lichte schoeneu voorzien en over het bovenlijf had ik slechts een lichte huisjas getrok ken. Ik snelde naar mijn woning om een schuilplaats te zoeken, maar was vóór ik daar aan kwam tot op het hemd nat. De haast eu het weder hadden mijne kleediug in wanorde gebracht, mijn lang haar verward en mij in een onbeschrijfelijke opgewondenheid gebracht. De duisternis die na elke bliksemstraal meer tastbaar werd, had mij den rechten weg doen missen en bij het op zoeken ervan stiet ik het hoofd aan een zuil met scherpe kanten, waarop een metaalspiegel was bevestigd. Dit veroorzaakte mij wel is waar een hevige pijnmaar ik lette er niet op en deed mijn best het huis en de deur, die naar mijn kamer leidde, te bereiken. Toen mij dit eindelijk gelukt was, toen ik do deur weer geopend had en mijn slaapkamer was binnengetre den, en wel in een toestand van de grootste opge wondenheid, wierp ik spoedig mijn natte kleeren van mij, om deze met droge te verwisselen. Ik was daarmee bijna gereed, toen ik opeens ang stig achter mij hoorde roepen: „Groote Godwat hebt U gedaan, mjjnheer!" Ik meende alleen te zijn en was zoo zeer mot het afleggen en weder aantrekken mijner kleederen bezig, dat ik op niets gelet en in de spaarzaam verlichte kamer niet eens had omgezien. Toen ik mij nu ver schrikt omdraaide, stond mijn oude dienaar bij de deurdie naar den tuin voerde. De oude man zag er zeer ontsteld uit: hij beefde over het geheele lichaam en hield zich met moeite aan de deur vast om niet te vallen. Ik schreef deze ontsteltenis toe aan de verrassing, mij in zulk een toestand gevonden te hebben, en het verwonderde mij alleendat hij mij niet behulpzaam was. „Maar, oude David",zeide ik dan ook„wilt gij mij niet even helpenzoodat ik spoedig klaar ben?" „Neen, dat kan, dat wil ik niet!" Deze weinigehaastig en angstig uitgesproken woor den verschrikten mij nog meer dat zijn eerste uit roep. Ik hield met mijn werk op en zag den ouden man vragend aan. Deze sprak opgewonden: „ja. ja, dan houdt de gehoor zaamheid op. Ik wil u niets in den weg leggenof u ophouden. Zie, hoe gij wegkomtmaar verlang niet van mij, dat ik er iniju hand toe leenen. Ach, God dat ik in dit huis zoo iets moest beleven dat ik Tranen verstikten zijn stemhij kon niet doorspreken. Ik hield hem voor ziek en trad eenige schreden nader. Bij liet echter de deur losweek op zij en schreeuwde met een krijschende stem: „Mijnheer, raak mij niet aan; aan uwe hand kleeft bloed, dat luid ten hemel schreeuwt. Ik keek onwillekeurig naar mijn handen zij waren schoonzij moesten schoon zijnde regen had ze af- gewasschen. „Ach, schreeuwde de oude man, die dit bemerkte, al hebt gij het bloed afgewasschen en de kleeren ge reinigd, toch blijft het eraan kleven, dat is niet weg te krijgen het vreet door vleesch en been tot vleesch en been in stof zijn overgegaan." Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1886 | | pagina 1