No. 17. Zaterdag 27 Februari 18B6. 9e Jaargang. Dit blad verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halljaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 unr te bezorgen bij den uitgever J. A, ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per repel Oroote LetterB en Afbeeld, naarplaatsmimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentien, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig' cents. LICIIT EX DOX li EK. Gij behoeft geen twee huizen ver te gaanom de klacht te hoorendat wij zulke donkere dagen he ieven. Zelfs die anders vrooljk en opgeruimd zijn, toonen zich nu ontevreden, omdat de zon, öf in haren ouderdom gierig geworden is op hare stralen, öf ous eens wil doen gevoelenhoe zijveel meer dan wij doorgaans opmerkentot ons levensgenot hij- draagt. Gelukkig dat zij ons niet alle licht onthoudt en wij de hoop mogen voedendat ze nog wel eens uit de grauwe nevelen zal te voorschijn komenwj zullen ons daarmede maar troostenterwijl wj bib beren en verkleumen door nat en koude. Wel beschouwd zjti ook die dagen zonder zoune- stralen veel beter door te komen dan de donkere dagen, die, in anderen zin, voortduren en gedurig zwaarder drukken, 't Z ju slechte tjden, zoo zuchten velen; de een, omdat de zaken zoo slecht gaan en er niet genoeg verdiend wordt; de ander, omdat hj het menschdom zoo slecht vindt en alsof de bezwa ren van het tegenwoordige nog niet zwaar genoeg warenverzekeren allen udat het nog veel erger worden zal. We zullen die voorspelling voor rekening laten van hen, die zich al tij d met zwartgallige voorstellingen vermaken eu die het de zon misschien kwalijk zonden nemenwanneer zij weer eens zien lietdat zj het sch jnon nog niet heeft verleerd. Maar w j nemen de vrijheid, dat ontmoedigende en moedelooze medschen- ras in herinnering te brengen, dat liet wel wat on- daukbaar is, de waarde van het miudere voorbij te zienomdat men het meerdere niet bezit en dat hoe donker, in natuurljken en zedelijken zin, de dagen mogen zijn er toch altijd nog zooveel licht blijftdat wj niet behoeven te vreezen voor een Egyptische duisternis. Men mag er ook wel op lettendat het niet overal even donker is. Zouder zich te laten voorstaan op voorrechtendie w j boven anderen genietenis het niet alleen een betamelijke, maar zelfs plichtmatige taak erkeuteljk te zjn en het goede niet onverschillig aan te zien. Wilt gj dat door een voorbeeld toegelicht zien, dan wjs ik u op eene ervaring, die wj, ook dezer dagen, in eigen kring maken. Als ge de dagbladen of althans eenige berichten daar in leestdan weet gijhoe overal geklaagd wordt over gebrek aan arbeidhoe honderdon in ons land en el ders vruchteloos pogen aan het werk te komen, om in huune behoeften te voorzien. En moge ook daar bij overdrjviug zjn; moge menige klager het zoo kwaad niet hebbeu, of door gebrek aan ijver en moed in ledigheid daar nederzitten, het is niet te ontken nen dat er meer handen zijn dan werk en dat de werkzaamheden eerder verminderen dan toenemen. Maar al heeft de winter onder ons ook velen tot ontbering geroepen; wj kunnen niet klagen, dat een n jpeud gebrek de wintermaanden voor onze minge- goeden verduisterd heeft. Hoevelen hebbeu den ge- heelen winter door werk kunnen vindenhoe betrek kelijk klein was onder ons het getal dergeucn, die enkel door de liefdadigheid der meergegoeden moesten bestaan. Wj gevoelen hier evenzeer als elders, dat handel en lijverheid kwijneu, dat de landbouw niet zoo welig tiert als voorheen en met het oog op het ver leden, kunnen wj zeker van donkere dagen spreken maar toch ontbreekt het onmisbare licht niet geheel en wordt in andere plaatsen meer terecht geklaagd en meer buiten schuld geleden. Verre is het van ons te beweren, dat onze arbeidende stand de moei- ljkheden der tjden niet ondervinden zon. maar het is onbillijk alleen aan voorbjgegane betere dagen te denken en de vergeljking met de minder bevoor rechten van onzen tijd natelaten. De ontevredene moest zich schamenals h j op hen zietdie in groo- tere plaatsen vrj wat grooter ellende 1 jdenwant laat de toestand hier ook te wenschen over, zonder licht is die bepaald niet Wj zullen het oude en dikwijls weiuig troostende troostwoord niet herhalendat gemis vaak het beste middel isom het genot hooger te doen waardeeïen. De hoop op betere tjden kan den moed aanwakke ren, maar vult de maag niet. Liever wjzen wij er opdat evenals w j het noodige licht hebbenschoon geene vriendeljke zonnestralen ons vervrooljken evenzoo op het levensgebied, ook van de niet rijken, het goede nog steeds, ook in de zoogenaamd kwade dagen te vinden is. Maar men vindt het niet, waar te hooge eisehen worden gesteld of geweld gebruikt wordt om het doel te bereiken. Dat leeren ons de herhaalde berichten van oproerige bewegingen onder de werkeloozen in andere landen en het onstuimig aandringen dat zich ook in ons land vertoont. De arbeid, die daar door als het ware afgeperst en verkregen wordt, moge voor een oogenblik in de behoeften van eenigen voor zien maar is geen algemeen en bljjvend redmiddel. Jammer genoeg, dat er overal gevonden worden, die de ontevredenheid aanwakkeren en daardoor het kwaad erger en drukkender maken. Wj mogen toch wel aannemen, dat de wijze, waarop hier en daar de nood geopenbaard wordtmeer het gevolg is van verkeerde inblazingen, dan wel de eigen keus van hen, die als werktuigen worden gebruikt. Eene reden te meer, om met bljdschap optemer- ken, dat iets dergeljks zich in onzen kleinen kring niet openbaart, en vooral dat daarvoor hier geene aanleiding is. Ook dat meenen wj een lichtpunt te mogen noemen, waarop veel meer mocht worden ge let. En zoolaug er uog dergeljke lichtpuuten zjn, mag men voor de toekomst zich niet beangstigen noch alleen maar klagen over het onhreken. Dat toch brengt geeue betere dagen aan. Slechts geduld gepaard met aanwending van kracht en eene verbe tering der toestandeudie niet mot geweld kan ver kregen wordenzullen het nog duistere geheel weg nemen. En terwijl wj daarop hopen en daarnaar uitzien, laat ons dankbaar genieten van het licht, dat, hoe flauw het dan ook sehjne, ons toch niet geheel ontbreekt. NEDERLAND. Een nog al sprekend bewijs voor de daling der waarde van landerijen in de laatste jaren gaf dezer dagen eene publieke verhuring te Bellingwolde. Het betrof eene boerenhofstede en schuur en verder ge-

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1886 | | pagina 1