No. 15. Zaterdag 20 Februari 1886. 9e Jaargang. MOEDWIL OF ONGELUK. Dit blad verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12unr te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig' cents. De helftzoo niet drievierdender courantenlezers heeft dezer dagen weder ruimschoots genoten. Geen dag ging voorbijwaarop niet de bladen melding maakten van ongelukken door het ijs. Een ontelbaar aantal zakte hier of daar door de broze ijskorst en oogste de vrucht van eigen dwaasheid en onbedacht zaamheid van onwil om naar goeden raad te luisteren, in een nat pak en verstijfde ledematen; zoo dat men haast zon gaan denken, dat het een afspraak was met de couranten-redactiesdie op die wijze voor de ongeluksvrienden veel ijselijks konden opdisscben. On gelukkig geuoeg hebben ook weder velen met bun dood geboet voor hunne onvoorzichtigheid en misschien hebben anders velen bij het vernemen daarvan een heele boel „Och's" en ,,0!" met een bedrukt gelaat uitge roepen die geen haar voorzichtiger waren geweest of zijn zullen, als er maar weer een kansje komt, om te beproeven of men zijn leven niet verkorten kan. Hetzelfde geldt van de duizend en een ongelukken die door petroleum of eigenlijk door de onhandige en onbesuisde petroleumbranders worden gesticht. Hier is een kamer uitgebrandginds een huis in de asch gelegd, elders, helaas! een menschenleven vernietigd door het omvallen van een lamp of een onverstandig omgaan met de verwoestende grondstof. Of uwe nieuwstijdingen uit het Noorden of uit het Zuiden kotnenze brengen u dag aan dag die petrolcum-on- heilen soms in grooten getale aan. En nn mag het heel pleizierig zijn voor oude juf frouwen, die oude couranten lezen, of voor menschen, die niets te doen hebbenom heel meewarig onder een kopje koffie te zeggenwat staan er weer een petrolenmbranden in de krant, maar hun genot weegt niet op tegen de ellende, die door die interessante nieuwtjes wordt aangebracht, en men kan het alleen uit de dagelijksche gewoonteom zich met de onge lukkeu in „Allerlei" of „Gemengd" te vermaken, ver klaren dat de meesten over die hartbrekende onheilen nog kalmer redeneerenals over den prijs van de eieren op den laatsten marktdag. De ondervinding leert dan ook onophoudelijk, dat die berichten van hier en van daar weinig invloed hebben, Hoe akeliger, en dus hoe mooier, ze zijn, des te gretiger worden ze voorgeplant ouder liendie het geluk niet hebben, de verzameling van moorden, branden, drenkelingen uit eene courant vau eergisteren te kunnen opdelven, en ze zoo kers-versch aan den eersten den besten medetedeeleu. Maar ziet boe ge ring en voorbijgaand de indruk is als er van daag in de krant staat, dat eene moeder haren zuigeling in den oven legde0111 het warm te houdenterwijl de vader, die er niets vau wist, de kachel aanstookte en zijn kind verbrandde dan is het aanstonds ver geten, dat er gisteren gemeld werd van een geheel huis gezin, dat omkwam in de vlammen, omdat men een brandende petroleumlamp aanvullen wilde. Daarom worden de menschen ook niet wijzer en houden de ongelukken aan. Maar kan men het ongeluk noemenwat de menschen zich zelven op den hals halen? Kau men ze bekla gen, die moedwillig het gevaar opzoeken? Zoudt ge dan denkenzoo zal misschien een mijner lezers, op zijne beurt vragend, mij willen antwoorden, dat iemand voor zijn pleizier door het ijs zakt of zijn inboedel laat verbranden? Bewijst niet zijn krabbe len, om uit bet water te komen en zijne poging, om den brand te blusschen, dat bet lang zijn zin niet is? Men zon dat wel zeggenmaar neem mij niet kwa lijk, als ik zonder eenig medelijden stel. dat hij het gevaar wel zon vermeden hebbenals bij werkelijk vrees voor* bet onheil had gehad. Waar die vrees niet bestaat, maar integendeel een loszinnig spotten met de mogelijkheid van ongeluk of een onverschillig han delen tegen aller goeden raad indaar is geen on geluk maar moedwildie meestal zijn verdiend loon met zich brengt. Heele verstandige fen gemoedelijke ouders herhalen het vaak voor hunne kinderen: „die naar raad hoort is wijs", „ziet eens naar die en naar die en leert wijsheid uit hetgeen hun is wedervarenen als ze dat liedje gezongen hebben, toonenze, ten aanschou wen van kunne kinderen, hoe weinig ze zelve naar raad hooren. Geeu wonderdat de jongen al even dwaas en onvoorzichtig als de ouden zijn. „Laat ons die ongelukkigen toch helpen"zeggen de medelijdenden. Braafmaar men mocht wel eensbereke- nen, koevele duizenden guldensjaarlijks worden bijeen gebracht om menschen uit den nood te helpendie geen nood zouden gekend hebben, als ze die niet moedwillig over zich hadden gebracht. Ik zal dat geen geldverspillen noemen en ik wil den stroom der liefdadigheid niet stuiten, maar is het niet waar, dat al die geldsommen beter hadden kunnen besteed wor den als ze niet door moedwillig gestichte ellende werden opgevorderd. Zorgeloosheid is een milde bron van verdrietniet alleen voor den zorgelooze zelven, maar voor zoo vele andereudie zedelijk gedwongen zijnde gevol gen daarvan wegtenemen of althans dragelijk te ma ken. En waar die ongelukkige kwaal in allerlei bezwaren brengtdaar is meer reden tot klagen over het verkeerde, van hen die ze moedwillig verwekken, dan over het ongeluk zoogenaamddat men had kunnen ontgaan. 't Is alweder eene oude waarheid, die wij heden opdisscben, maar die, blijkens de dagelijksche erva ring telkens herinnerd worden moet, of men eindelijk begrijpen mochtdat de ongelukken noodeloos worden vermenigvuldigd en dat velen zich zelven te wijten heb ben wat zij als eene oorzaak van medelijden willen doen gelden. Er zijn waarlijk onheilen geuoegwaar tegen de schranderste en voorzichtigste niet waken of zich vrijwaren kanom er niet uit vrije verkie zing nog eeuige bijtevoegen. En toch schijnt het wel, dat velen de liefhebberij hebben, om stof voor ge mengde berichten te leveren. In plaats van te bedenken, dat het den redelijken menseh toch eigenlijk onwaar dig is, onnadenkend of roekeloos te handeion en daardoor zich zelven en anderen in nood of gevaar te brengen. En nu spraken wij nog slechts van dat grootere, van dat wat voor aller oog geschiedt. Wij zouden er bij kunnen voegen, dat ook iu bet bijzonder le ven, ook in toestanden, die niet algemeen bekend zijndikwijls meer aan moedwil dan aan ongeluk ge-

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1886 | | pagina 1