Mo. 9. Zaterdag 30 Januari 1886. 9e Jaargang. Dit blad verschijnt ïederen Woensdag en Zaterdag De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 unr te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaanbiedingen en Üïenstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen cent per regel Grooie Letters en-Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig' cents. PORTRETTES. De meeste menscken van onzen tijd zijn in tal van exemplaren vermenigvuldigd, 't Zijn maar enke len, die hun gelaat of geheelen persoon niet op pa pier willen afgedrukt zien. De kunst behoeft dan ook niet om brood te loopen, en sedert zij, als eene rijke dame, veelal naar een laag tarief werkt, zijn da wan den van vele woningen met beeltenissen bedekt en geven de meesten zich het genoegen zichzelven te bekijken. De photografie is zeker eene mooie kunst, al was het alleen om de getrouwheid, waarmede zij de na tuur weergeeft. Misschien veel meer dan sómmigen lief is. Wie uit ijdelheid zijn portret maken laat, wordt daarvoor wel eens gestraft, als hij erkennen moet, dat zijne ai beelding juist geene schoonheid te zien geeft, en het is niet voor allen even pleizierig te hooren, dat. hij zoo goed getroffen is. Maar men geeft zijne beeltenis ook niet, om be wonderd te worden. Wie uit genegenheid uw portret vraagtontvangt dat het liefst zoodat hij er den gever in herkent, dien hij acht of liefheeft, niet om zijne schoone- vormen, maar om dat alles wat hem in u aantrekt en tot waardeering van uwen persoon leidt. Als het er maar om te doen is, om een vol album of een druk bevolkte wand te hebben, komt het op gelijkenis weinig aan en ligt er voor som migen iets streelends inals om hunne beeltenissen wordt gevraagd. Men kan er veilig op rekenendat het dikwijls meer is, om een ledig vak te vullendan om van tijd tot tijd een belangstellenden blik op het portret te laten rusten. Er is zeker iets aangenaams in, de gelijkende beel den to zien van verwijderde vrienden en betrekkingen en zoo als het ware voortdurend met hen in gezel schap te zijn; het laat zich echter niet ontken nen, dat men van dat gezelschap weinig profi teert en meestal eindigt met slechts zelden dat te zoeken. Men wordt er zoo aan gewoon dat beeld voor zich te zien en zou- het nanwlijks be merken als er eens een ander voor in de plaats ge steld werd. Het is ook een soort tijdverdrijf, een middeltje om de menschen bozig te hondenvooral als er weinig te praten isdeu voorraad dien men zich verworven heeft aan anderen te laten zien. Wat daarbij ge sproken wordt, komt meestal op hetzelfde neder. „He! is dat die?" „Wie is dat?" „Wel wat een lief gezicht! ,,Nu, dat is ook geen mooie," enz. Misschien is het gelukkigdat het eene beeld de her inneringen door het andere opgewektverdringtmaar zeker is het, dat na de kunstbeschouwing weinig in druk blijft van wat men zag. En toch zou men door het gedurigdoor het aan dachtig beschouwen van zoovele portretten zooveel kunnen leeren. Het eene gelaat drukt veel meerdan het andere karakter en geaardheid van den afge beelde uit, maar wij kunnen er geene zien of on willekeurig dringt zich aan ons de persoon in zijn karakter op en staat al wat mij moois of leelijks daarin meenen gevonden te hebbenons voor oogen. Wij wordenzonder het te willenherinnerd aan onze eigen gebrekenwaar wij de mededragers daar van voor ons hebben en als nu en dan edele ge laatstrekken ons aan een gemoed doen deukendat voor het goede en schoone klopt, of een leven ons voorstellendat zich door treffelijke daden onderscheidt, dan rijst ook in stilte de wensch opmocht ik daar naar gelijken. Om die reden is het wel goed, als men zijn por tret laat maken en dat dikwijls met aandacht beziet. Niet om tot de slotsom te komen„wat keek ik toen effen of wat zat mijn haar slordig of, jammerdat ik mijn andere jas uiet aan had"; maar om als door die beeltenis henen een blik te slaan in eigen gemoed. De norsehende ontevredenende zwaarmoedigendie het niet vermijden kunnen, dat zulk een karaktertrek zich op het gelaat afspiegelt, zien danwat zij niet ge loofden als men het hun zegtdat namelijk de gemoeds toestand niet benijdenswaardig is. De lachende vroo- 6) FEUILLETON. DE WEES VAK ST. VILLERET. Naar liet Eranscli Van HOGER DOMBRÉA. Alles scheen er in de diepste rust te zijn, en de assessor wasna een paar malen rond het huis ge- gewandeld te hebben, juist op het punt naar huis te gaantoen een dof geluiddat de storm tot dusver had overstemd, tot zijn oor doordrong. Het leek veel op het geluid van een zwaar werktuigdat op den grond viel, Dat geluid, meende hij, kwam uit de keukeuwelke naast de kamer van juffrouw Dexène lag. Jean beproefde de buisdeur open te doen. Zij was niet dicht. Een lucifer, dien hij aanstak, over tuigde hem dat het slot was opengehrokeu. Eén man alleen had dit niet kunnen doen. Eon gekermge volgd door een s sten een vloekvermengden zich plotseling met het doffe geluid, dat niet ophield. De ass.essor was alleenmaar hij bezat moed en tegenwoordigheid van geest. Een stapel takkenbossen lag tegen den stal. Zijn eerste werk wijs er vier te grijpen en die tegen de huisdeur te zetten, en ver volgens vier andere tegen de tuindeur. Daar blies hij op zjjn hoorn een waukopigen hulpkreet, dien hij onmiddellijk liet volgen door een_ gefluit. Daarop klom hij als een kat naar een klein venstertje op, het eenige dat geen blinden haden sloeg het met één slag stuk. Louis, Charles, Jean, Pierre!" riep hij, „we hebben ze. Dood of levend, grijpt ze." Oogeublikkelijk ging de voordeur open en drie man nen - die het huis uitholden stootten tegen de tak kenbossen, waarmee zo op den grond rolden. De assessor sloop langs den muur en bracht den dief, die het langzaamst opstond, een slag met zijn knuppel toe; vervolgens bereikte hij de huisdeur welke hij achter zich toegreudelde. Op datzelfde oogenblik hoorde hij vlak bij zich het geblaf van Médorzijn hond. „Ze zijn gepakt!" riep de assessor uit, en zonder zich verder om die ellendelingen te bekommeren,

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1886 | | pagina 1