Maar gij, kwijnende, pruilende, vadzige, ingeregen wespengestalten; gij muziekvennoovdenderomans- verslindende dochters der mode ea der ijdelheid, gij 7,ijt. evenmin geschikt voor het huwelijk als een jong hoen om het toezicht over veertien kiekens te hou den. Wilt gij wetenwat noodig voor u islieve meisjes? Meer vrijheid eu minder dwang van het zoogenaamde fatsoen; meer in de keuken en minder in de salon zijnmeer lichaamsbeweging en minder op de sofa liggenmeer puddings maken en minder piano spelenmeer gulheid en minder gemaakte ze digheid steviger ontbijt en xninder winderigheid in manieren. Weest wat losser, wat minder slavinnen van de mode; ademt de zuivere lucht van vrijheid in en wordt zoo iets schoons en beminlijksals waar voor uwe natuur bestemd is. Bij de directie van een spoorweg komt een machi nist zijne diensten aanbieden. De man blijkt in alle opzichten geschikt, maar alleen moeten zijn oogen nog onderzocht worden. -Welke kleur heeft deze vlag vraagt de ingenieur. Groen, meneer. Juist. Doe nu uw linkeroog diekt. Welke kleur heeft deze vlag? Groen, meneer, donker groen. Juist. Doe nu het rechteroog dicht. Welke vlag heb ik nu hier? FEUILLETON. DE PHOTOGRAFIE OF NIEMAND KAN ZIJN NOODLOT ONTGAAN. Naar het Duitsch. 4. In den namiddag van denzelfden dag, terwijl de kerken nog aanen de straten van het stadje bij na geheel verlaten warenvoerde ik mijn „wouder man", met zijn toestel op den rug. door den tuin naar de woning van mijn oom. Bij het huis aange komen, beval ik den man buiten te wackten, en liep zelf de trappen op naar de kamer vau den ou den man. Hij had mij zeker reeds hooron aankomen want op de trap kwam hij mij tegomoet, en mij met gespannen verwachting aanziende, vroeg hij: „Hebt gij hem meegebracht?" „Hij wacht ons beneden in den tuin." „Waarom brengt gij hem dan niet boven?" „Met uw welnemen waarde oom de man beweert, dat zijn toestel in de vrije lacht de grootste won derkracht bezit, en dat deze binnenshuis zeer af neemt, ja dikwijls zelfs geheel verloren gaat!" „Zoo! Dan moet hp toch anders zijn dan de won derspiegel, dien ik gekend heb. Die behield zijne bewonderenswaardige eigenschappen even goed in de kamer als daarbuiten. Maar dat doet er niet toe, laat ons naar beneden gaan Wij betraden den tuin. De beide heeren, de won derman en mijn oomgroetten elkander zeer beleefd. De laatste scheen zich van de persoonlijkheid van den wijze eene andero voorstelling te hebben ge maakt. Hij monsterde den man nauwkeurig van het hoofd tot de voeten, en terwijl deze iets aan zijn toestel in orde bracht, fluisterde de oude mij zach tjes toe: „Hoor eens, die kerel ziet er voor een dorpsbewoner vervloekt netjes uit." „Ja, oom! wat zal ik u zeggen," fluisterde ik te rug. „Zijne zaak is zeer winstgevendzoodat hij wel wat aan zijn uiterlijk kan te koste leggen." „En dan komt mij het gezicht ook zoo bekend voor. Het is haast alsof ik dien man reeds meer heb gezien en juist in de laatste dagen." „Dat kan wel zijnHij komt dikwijls in de stad." „Mag ik u verzoeken plaats te nemen, mijnheer? Met deze woordenmaakte de man een eind aan ons op fluisterenden toon gevoerd gesprek, en eene be leefde buiging voor mijn oom makende, wierp hij zijne blonde lokken naar achterenevenals een leeuw in eene menagerie, wanneer hij zijne manen schudt. Met Ecu zwarte, meneer. Gekheid. De vlag is vuurrood. En deze vlag? Zwartmeneer. Watdrommelhet is een witte. Je linkeroog schijnt niet volkomen in orde te zijn. Dat kan welzijn, meneer, het is een kunstoog. Een tandarts te Parijs had onlangs een patiënt onder handenzooals er maar weinigen zijner vak- genooten behandeld hebbenn.l. den grooteu olifant uit den Jardin d'acclimataiion. De olifant had aan den wortel van zijn linker slagtand een gezwelzoo groot als een oranjeappel, dat hem veel pijn deed en hem belette iets te eten. De tandartsdien men ontboodnam liemmet behulp van twintig mannen, onder behandeling. Het groote dier werd op den grond uitgestrekt; toen zaagde men de tand af en daarna werd het gezwel opengesneden. De olifant onderging de pijnlijke kunstbewerking, welke twee uren duurdezeer gelaten. Toen men hem eindelijk weder losliet, voerde hij een soort van krijgsdans uit en liep een tijdlang in zijn omheinde ruimte heen en weer. Bij het eten, dat hij nu weer met smaak doet, buigt hij den kop steeds naar den rechterkant, om de wond aan den linker te ontzien. een wantrouwenden blik nam mijn oom tegenover het toestel plaats. En nauwkeurig het apparaat opne mend, dat uit een mahoniehouten kastje bestond, hetwelk op een drievoet was geplaatst, fluisterde bij mij toe: „Deze wonderspiegel ziet er geheel anders uit, dan die waarvan ik u vertelde!" „Ik moet u verzoeken, mijnheer!" zoo sneed hier de man met zijne zachte stem elk antwoord af„een oogenblikje acht te geven. Ik schuif het glas in het toestel zoo wilt u nu zoo goed zijn naar deze koperen buis te zien juist zoo en geen bewe ging te maken niet zoo ernstig kijken als ik u verzoeken mag een beetje vriendelijker juist zoohet hoofd alleen nog een beetje achteruit (mijn oom gehoorzaamde werktuiglijk, maar scheen inderdaad meer dan verbaasd) zoo is het goed voortreffelijk let op Een twee drie mijn hemel, wat doet u nu het is mislukt waarom schudde u zoo heftig met uw hoofd? Waarom bleeft gij niet stilzitten?" „De duivel moge zijn hoofd stilhouden wanneer eene wesp hem om de ooren gonst!" antwoordde de oude. „Zoo, ja! Wilt n zoo goed zijn weder plaats te nemen? ik was gelukkig hierop voorbereid en had verscheidene platen in gereedheid gebracht." „Wat maakt de man een ontzettenden omslag," fluisterde mijn oom weder. „De mau,dienik gekend heb, deed het vlugger. Men keek in den spiegel en men was klaar, en wist waar men zich aan te hon den had. Maar deze teut „Mag ik u verzoeken, mijnheer?" zoo liet de man zich weder kooren. Terstond nam mijn oom zijn plaats weder inter wijl hij met zooveel aandacht naar het glas keekals verwachtte hij, dat de onbekende dief zijner bank noten er elk oogenblik uit te voorschijn zou springen. „Deze uitdrukking van uw gelaat is bijzonder goed," sprak de zachte stem„voortreffelijk uitstekend wees nu zoo goed acht te geven - ééu twee drie vier vijf zes zoo ik dank u. De zitting is afgeloopen." „De hemel zij dankzuchtte mijn oom. „Maar laat mij nn den kerel ook eens zien. Ik ben ver langend te wetenhoe hij er uitziet." „Mag ik u verzoeken tot morgen geduld te willen hebben, mijnheer!" antwoordde de man, en zich tot mij wendendverzocht hij mij hem bij het overbren gen van zijn wonderglas behulpzaam te willen zijn. Met een ,,'tis mij zeer aangenaam geweestnam hij afscheid van mijn oom, {Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1885 | | pagina 4