No. 28.
Zaterdag 4 April 1885. 8e Jaargang.
NOG EENS VERGUNNING.
Dit blad verschijnt lederen "Woensdag en
Zaterdag
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijlcsche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN voor Dinsdag
en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij dcD
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dienstaanbiedingen en
Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
(ïroote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Adverteutiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Yerjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den geringen prijs van 25 cents.
Wij hebben altijd tegen dat woord, of liever te
gen de zaak, die men er mede bedoelt, gestreden en
wij doen het nog; want het wordt er niet beter op,
sedert men begonnen is in de nauwlijks ingevoerde
wet te knoeienom zooveel mogelijk den een en den
ander genoegen te geven.
Bene regeering moest geene vergunning hebben
om de wetten van daag naar den eisch des eenen en
morgen weder naar het dwingen van den anderen te
vervormen, waardoor maar al te dikwijls het karak
ter der wet verloren gaat en het goede doel, dat men
er mede beoogde, wordt verijdeld.
Er zijn altijd menschenvoor wie maar ééne le
vensvraag is, namelijk: waarmede zij het meest ver
dienen kunnen. Zoo leelijk is geen baantje of er zijn
liefhebbers voor, als het wat geeft. Daarom waren
erik weet niet hoeveel sollicitanten voor de betrek
king van benl en dat nog wel in Engelandwaar
men voortdurend de misdadigers ophangtzooal niet
om ze te verbeteren, dan toch om ze te verhoogen.
In alle artikelen wordt handel gedreven, niet om
in algemeene of bijzondere behoeften te voorzien,
maar eenvondig om er een broodje aan te verdienen.
En die verdieu-machines bekommeren er zich weinig
over, of ze het doodeud vergif, of wat toch zeker
schadelijk is. verkoopen en daardoor geld maken
zij hebben maar één belang hnn beurs.
Daar nu sommigen een geweten hebben, waarin
wel eeno koets met vier paarden kan omkeeren en
van de gemakgevende ruimte ook in hun handel doen
blijkenheeft de wet een en ander geregeldopdat
de vrijmoedigen niet al te vrijmoedig zouden zijn.
Maar de wetgever gelijkt soms wel eens op een, die
de voeten niet recht durft nederzettenuit vrees van
iemand op de teenen ta trappen en als hij naar de
zen of genen wijst, om hem te naderen, dan gaan
er zooveel: Och's en Aeh's! op, dat hij zijn beenen
wel in den zak zou willen stekenom de bevroesden
gerust te stellen.
Alle menschendie een greintje verstand hebben
weten dat misbruik van sterken drank schadelijk is
en zoo oolijk zijn de meesten, dat ze ook weten, dat
het misbruik niet te verhinderen is, als het gebruik
wordt beschermd.
't ls waar de Staat mag de industrie niet belem
meren, handel en nering geene banden aanleggen,
maar waar hij in het belang der zedelijkheid beper
kingen maaktdie misbruik moeten tegengaan mag
hij niet met de eens hand atbrekenwat bij met de
andere zocht optebouwen.
De Staat zoekt de dronkenschap tegeutegaan maar
geeft vergunuing, zij het dan ook slechts aan enke
len een kroeg te houdendat isom menschen te
bederven.
Laat ons aannemendat dit niet anders kanmaar
waar de tapperijen ingekort worden, dienden ook
wel andere gelegenheden te worden opgeheven.
Wonderbaarlijke bepalingen zijn er nu gemaakt,
tengevolge van het beklag der winstzoekeudeu. Wat
eerst in de wet geschreven stond, geen drankverkoop
gelijktijdig met andere neringen is nu weder gewij
zigd en slechts het drinken in die plaatsen, die
herbergen zijn is verboden, ook in aangrenzende ver
trekken die binnenshuis met den winkel gemeen
schap hebben. Dat is maar eene lastige bepaling
voor den neringdoende, die wel eens vriendenbezoek
krijgen zalmaar dan geen slokje mag aanbieden.
Ook niet omdat er dan een aangebroken flesch of
kruik aanwezig zijn zon.
Zoo maakt men het den burgers en die toezicht
moeten houden, al vrij lastig, terwijl het nu reeds
vaststaat, dat het vindingrijk vernuft der drankver-
koopers wel middelen zal weten te vinden, om aan
den Ietter der wet te voldoen en toch de wet
te ontduiken.
Onze minister, die de nieuwe bepalingen in het
leven riepheeft zoowat gelaveerdom enkelen ge
noegen te geven en onze Tweede Kamer zeilde mede
tusschen door, sedert daar de leer verkondigd werd,
dat een twee-borrel-stelsel even redelijk, als een twee
kinderen-stelsel wenschelijk is.
Zooveel is zekerdat men de wetdie met de beste
bedoelingen geschreven werd, alweder heeft verlamd
en niet gewacht tot de ervaring had aangewezen,
welke veranderingen, noodig waren.
Wi) staan weder voor een halven maatregelwaar
van voor het goede doel, waarmede de zaak begon
nen werd, niets te wachten is. Dat doel toch was
niet alleenom de openbare dronkenschap tegen te
gaan, maar wel om een zedebedervend misbruik zoo
veel mogelijk te voorkomen, 't Is zeker zeer geluk
kig. als de burger minder gevaar loopt op straat
door een dronken dito te worden aangevarenmaar
't zou nog gelukkiger zijn als de burger leerde in
zien, dat de binnens-kamers-dronkenschap nog wel
zooveel kwaad sticht. En kan de wet deze
niet doen ophouden zij kan de ontwikkeling van het
kwaad bemoeilijken. En hoe meer men als het ware
aanleiding geeft, om het iu het geheim, althans voor de
oogen van het publiek verborgen, te bedrijven, hoe
meer de onzedelijkheid aangekweekt wordt.
Waar de regeering dan zoo weinig beginselvast
heid en karakter toont, blijft er niet veel anders
overdan dat men zich zeiven niet vergunne een
weg tot misbruik inteslaan.
Dat is de oude waarheidlaten de Staatburgers
meer gevoel van plicht en meer volharding in het
goede toonen, dan kan de Staat met zijne wetsbe
palingen te huis blijven en er is voor een land meer
heil te wachten van de goede gezindheid van het
volkdan van de werking der beste wetten.
Wie daarvan overtuigd isen het met zijne mede-
menschen wel meent, zal geen voordeel zoeken in
het speeuleeren op een booze lust en wel langs an
deren weg winst kunnen maken. Hos meer men ver
dient door middelen, die al zijn ze niet onwettig,
tocli onzedelijk zijn, des te minder zal men de rust
smakendie voorwaarde voor alle genot is. En al
ware het ook, dat er van winstderving moest gespro
ken worden, het verlies of gemis werd rijkelijk op
gewogen door de bewustheid, dat men niet mede
plichtig' is aan het bevorderen van een verre strekkend
kwaad.
De groote vraag voor ieder is niet, dat de wet
vergunt, maar wat mot een gerust geweten kan go-