kende veehandelaars (vader en twee zonen). Men kon liet echter en bloc over den prijs niet eens worden, omdat de middelste koe ver boven de anderen uit muntte en een beest van veel grooter waarde was dan de twee overigen. Doch de markt liep ten einde; 'twas half twee uur in den namiddag geworden, toen een der zoons driftig de gelagkamer binnentrad en zeide: „Nu, meheer D., wat moet ik je dan voor de twee bui tenste koeien geven?" Deze, in de natuurlijke veron derstelling dat daarmede bedoeld werden de koeien staande ter rechter- en ter linkerzijde van de mid delste of beste koevroeg geld en de koop ging da delijk door. Groot echter was de verwondering van den heer D., toen de kooper de middelste en de beste ter rechterzijde, of de twee aan den kant der Vie- steeg staande, met zijn merk knipte. Protesteeren daartegen hielp niemendal; de kooper hield vol, dat zulks zijn bedoeling was geweest, het waren de twee buitensto beesten, en als do heer D. ze hem niet wilde leveren, dan moest de rechter maar beslissen, enz. De heer D. verkropte zijn kwaadheid en zeide tot de omstanders: „In 's Hemelsnaam, liever twee beste koeien goedkoop verkocht, dan ze alle drie aan een advocaat ten offer gebracht." Onopgelost bleef echter voor den haudel de vraag; „Welke van drie koeien of paarden, of onverschillig van welk drietal, naast elkander opgesteld, zijn de twee buitensteT' F E U IL L E T O -N. TANTE JUTTA. Uit het Hoogduitsch. 9- „Wij gingen een drukke straat door en kwamen toen het fraaie park binnen. Het was in die dagen op zijn mooist. Seringen en jasmijn bloeiden en een geurige atmosfeer omgaf ons. Erik sprak luid en gedwongen. Ik gevoelde het, dat hij de indrukken der laatste minuten poogde uit te wisschen. Bij moeder gelukte 'them, bij mij niet. Ik bleef kort af en bange gedachten vervulden mij, maar dit nam niet weg, dat de heerlijke natuur mij aaugenaam aandeed. Vol verwondering beschouwde ik de heerlijke bloemperken en het vreemde paleis met al zijn versierselen, en bleef ik als geboeid staan voor het prachtige verge zicht over de rivier naar het door de zon verlichte gedeelte der stad. „Laten we hier een poosje blijven, verzocht ik vriendelijk, toen Erik een rijtuig wilde halen. Wat komt het er een uur op aan; het is hier zoo lief. „Erik ging naast ons op een bank zitten. Ik deed de oogen dicht en liet hen beiden spreken en hoorde niet eens wat zij spraken. Mijn hart was zielsbedroefd en ik had een voorgevoel alsof een onnoemelijk leed mi) boven 't hoofd hing. Eindelijk moesten wij weg gaan, maar juist draaide de ijzeren poort aan den uitgang knarsend op hare hengsels om ons uit te laten, toen een oude heer binnenkwam. Erik week doodsbleek achteruit. „Graaf Gröben, mompelde hij (dit was de vader van zijne vorige leerlingen). Ik moet hem aanspreken zeide hij met een pijnlijke haast; neemt een rijtuig en rijdt naar de pastorie, ik zal u zoodra ik kan achterop komen. Toen ging hjj den graaf te gernoet en boog diep. Nog eens zag hij ine aanik verliet met mijn moeder den tuin, maar ik leunde buiten tegen een steeuen pilaar aan, die de poort van den muur af scheidde. „Gevoelde ik mij zwak. Wilde ik luisteren Wellicht want ik wilde zekerheid. Niet wat hem betrof, die had ik reeds, maar wat ik zou moeten doen in het volgende oogeublik. Ik wist, dat ik op het keerpunt van mijn leven stond. „Daar, gindsch zie ik rijtuigen staan," zeide mijne moeder, „ik ga er een halen, je ziet er uit, alsof je niet recht wel zijt." Goedenmorgendominé," hoorde ik den ouden In een der buitenwijken van Berlijn woonde sedert jaren een weduwe met haar zoondie van het weinige dat zijn vader hem had nagelaten, in de medicijnen gestudeerd had en daar de praktijk uitoefende. Zij hadden langen tijd in bekrompen omstandigheden geleefdtotdat de jonge dokter gaandeweg meer verdiende en ten slotte hun toestand steeds gunsti ger werd. Dezer dagen stierf de moeder en op den avond na de begrafenis vervoegde zich een notaris bij den geneesheer en vroeg verlof om hem het testament der overledene voor te lezen. Deze was verbaasd iets van een laatsten wil te vernemen en nog meer toen hij vernam dat zijn moeder zeer vermogend was ge weest en hem een groot kapitaal naliet. Zij verklaarde in haar testament, dat zij het beter geacht had, dat haar zoon door eigen kracht zich een positie veroverde; zij had zich daarom zelf al die jaren liever ontberingen getroost, dan hem van het genoegen te berooven, dat Li) door zijn eigen verdiensten zijn moeder een onbezorgden ouden dag had kunnen bezorgen. KERKNIEUWS. Terwijl nog verscheidene gemeenten in Zuid-Beveland vacant zijn en blijven, heeft de gemeente te "Waarde het geluk gehad, na jaren zoelcens een predikant te verkrijgen. Zondag 15 Februari, heeft deze aldaar zijne intrede gedaansprekende over 1 Cor. 2 2. Hij was des morgens bevestigd door Ds. Oorthuijs van Harderwijk, vroeger ook predikant te Waarde, inet eene rede naar aanleiding van 1 Petr. 1 22 - 25. De predikanten Boksraa van KrabbendijkeWielinga van Krui- nige, Hnct van Goes, en Loen van Grijpske'rke, waren daarbij te genwoordig en namen aan de handoplegging deel. heel' zeggen. „Hemel, wie had u daar bij u. Indien ik mij niet vergis, waren het dames van het platte land." „Erik lachte zenuwachtig. „Mijnheer de graaf heeft het juist geraden." „Ik heb er zoo iets van gehoord, dat gij verloofd zijt. Gij zult toch niet met zulk een boerenmeisje gaan trouwen. Gij, een zoo knap predikant met zulke vooruitzichten. Ik wil niet hopen, dat zij het was. „Neen, zij was het niet," hoorde ik Erik zeggen, en toen waren beiden uit-'mijn gezicht verdwenen. „En nu kind aldus eindigde tante Jutta hier is mijne geschiedenis eigenlijk uit. Moeder kwam met het rijtuigen toen zij als plaats van bestemming Erik's pastorie noemde, gevoelde ik op eens, dat ik al mijn veerkracht terugkreeg. „Rijdt naar de Gouden Leeuw, riep ik uit en sprong in het rijtuig. „Maar kiud, zeide moeder, „wat zullen wij nu in het hotel doen? Denk er om, dat ik de sieraden nog verkoopen wil, en du treft het net goed, dat Erik opgehouden wordt. „De sieraden worden niet verkochtliefste moeder zeide ik, „en van het huwelijk komt niets. „Zij zag mij aan, als of zij dacht, dat ik gek ge worden was. „Maar ik bleef er bij; ik zette het door, dat wij naar hnis gingen en Erik heb ik nooit weder gezien. „Ik schreef hem in het hotel, voordat wij vertrokkeu, nog een paar woordendie ongeveer hierop neerkwa men: „Ik wist niet, dat ge met een kapstok zoudt willen trouwen Nu zou ik wel mijn kleeding kunnen veranderen, raaar gij kunt geen verandering brengen in uw hart," en liet dit briefje achter, als hij uaar ons zou komen vragen. Toen vertrokken wij. „Ik hield onderweg steeds de hand mijner moeder in de mijne; ik heb echter nog aan haar, noch aan mijn vader ooit gezegd, waarom ik de verloving ver broken heb. „Hoe zeer zou 't hun leed hebben gedaandat mijn levensgeluk eigenlijk vernietigd was door het gemis aan die ellendige kleedertooi, die hun armoede mij niet geven kon En daarvoor had ik hen veel te lief.'_' En is hij later getrouwd? „O ja, hij is getrouwd, werd hofprediker en is een beroemd kanselredenaar geworden. Nu is Lij reeds laug dood."

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1885 | | pagina 4