No. 86.
Zaterdag 25 October 1884. 7e Jaargang.
Dit blad verschijnt iederen Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f O.oO, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN voor Dinsdag-
en Vrijdagmiddag 12 nur te bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 7500 Exemplaren.
Dienstaanbiedingen en
Dienataanvragcn worden geplaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slecht» twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den geringen prijs van 25 cents.
I ACHE A.
Lachen is cene gezonde lichaamsbeweging, zonder
altijd een bewijs van gezondheid te zijn of een mid
del, om gezond te maken, 't Is soms eene zenuw
achtige aandoening, die zich op het gelaat als een
lach vertoont, terwijl ze juist niet door vroolijke
dingen werd opgewekt, 't Is ook wel eens een ge-
laatsvormdie de een of ander aanneemt voor eene
bepaalde gelegenheid, ongeveer zooals iemand een
mooie rok aantrektals hij naar den minister gaat
terwijl hij anders maar in een vies en versleten jasje
loopt.
Lachen is prettig, als het van harte gaat; als men
het niet laten kan vanwege eene onschuldige, grap
pige, gelukkige gewaarwording; als het bewijs is van
een opgeruimd gemoed, van een dankbaar gevoel,
van een blij vooruitzicht en vooral als bet deelen is
in bet genot van hen, die men een of ander geluk
aanbrengen kon.
Lachen kan benauwend zijn, als men, om zijn fat
soen te houdeu of niet onbeleefd te zijn, niet lachen
wil en de lachspieren toch in beweging gebracht worden.
Als er een deitige redevoering gebonden wordt en
de redenaar schijnt een staartpruik optebebben, om
dat er een punt van zijn das uit de jas steekt; als
iemand heel wat ernstigs komt vertellen en gij weet,
dat men hem wat op den mouw gespeld heeft; als
ge in een gezelschap van stemmige lieden zijt, wier
houding of gebaren of min gekuischte taal u alle
stemmigheid ontnemen en eindelijk, om niet meer
te noemenals uwe zenuwen bij een hartroerend ver
haal u voor het oogenblik onwillekeurig meer tot
lachen, dan tot huilen dringen; dan is bet waarlijk
benauwend, dat lach vermogendat zich niet onder
drukken laat.
Lachen kan droogkoud en akelig zijnzoo dat ge
het gelaat van den lacher wel eens glad zoudt wil
len strijken. Er zijn menscheu, wier vriendelijkheid,
waarvan ze niets meenen, een lachje toont, omdat
ze u met een kluitje in het riet willen sturen. An
dereu doen hetomdat ze het zien doenmaar 't is
wel te merkendat ze eigenlijk liever brommen of
klagen zouden. En nog anderen, die niet willen we
ten, dat ze verdrietig of gemelijk zijn, lachen soms
verbazend hardmaar 't iszooals een oud spreek
woord zegt, als van een boer, die kiespijn heeft.
Men spreekt wel eens van hendie den buik vast
houden van het lachen. Dat zijn meestal natuurlijk
goedhartigendie alles van de vroolijke zijde beschou
wen, of geene heele verstaudigen, die lachen kunnen,
als ze iu de courant lezen, dat de spoortreinen ver
anderd zijn; of ook wel menschendie aan eene ziekte
der spiereu lijden, zoodat ze hij een akelige tijding
moeten zeggen: ik kan het niet helpen, dat ik lack.
Er is eindelijk ook nog een lachen, waarbij het
gelaat effen blijft, omdat het meer uitdrukt, hoe wij
de zaken beoordeelendan wat wij daarbij ondervinden.
De eeu lacht met bezwaren, omdat hij vol moed en
kracht is; de ander lacht mot waarschuwing en ge
vaar, omdat hij roekeloos en onnadenkend is; en ve
len lachen, jammer genoeg, met den goeden raad,
dia hun tot levensbesluur dienen moest, totdat ze
eindelijk door eigen dwaasheid en verkeerdheid in een
toestand komenwaarin hun alle lust tot lachen
vergaat. Die zegt, dat hij ergens om lachen moet,
geeft er doorgaans niets van te zien; hij wil er u
pleizier mededoen of n een gevoelige neep gevenen
als men niet weet, wat men zeggen zal, kan het
ook een gemakkelijke afdoener zijn: ik moet er om
lachen.
We zonden ook dienen te spreken van lachen met
een voorzetsel er voor. Bijv. van toelachen, waar geen
menschelijk gelaat voor noodig iswant de toekomst,
eene belooning, eene nuttige bezigheid, allerlei zaken
kunnen ons toelachen; zoo ook uitlachenmaar dat
is meestal iets leeljjks en getuigt dikwijls van een
karakter, waarmede men liefst niet te doen heeft.
't Is niet te ontkennendat wij ze soms ontmoe
ten, die zich vrij bespottelijk voordoen of gedragen,
en het is ook waardat bespottingbinnen zekere
grenzen, een goed werkend tuchtmiddel kan zijn;
maar men is wel eens wat al te gereed tot uitlachen
en er is niemandoud of jongwijs of domdie het
niet onpleizierig vindt. Als het in een „onder onsje"
gebeurt, gaat het nog, maar als het zoo in het open
haar geschiedt, als men er anderen in medesleept,
dan is het zeker, dat de lacher soms meer pijn doet,
dan de chirurgijn, als hij het mes tot uwe genezing
aanwendt.
Men heeft dikwijls opgemerkt, dat groote geesten
en goede harten nimmer iemand uitlachten; want die
waarlijk groot isspot nooit met den zwakke en die
wezenlijk goed is, kan om geene gebreken lachen.
Onbegrijpelijk is het bijna, dat er zijndie tot
geen lachen kunnen bewogen worden. Ze hebben eene
verkeerde opvatting van den mensch, van het leven,
van de macht der natuur. Die verbazend deugdzaam
willen zijn meenen wel eensdat ze altjjd zuur moeten
of minstens strak kijken. Ze vatten het niet,
dat deugd vrede geeftdat vrede blijmoedig maakt en
dat een blij gemoed zich op het lachend gelaat uit
spreekt.
Daarom wensch ik voor mijne lezersdat ze lachend
door het leven mogen gaan en of ze goedlachs zijn
of niet, dat ze altijd van goeder hart zullen kunnen
lachen en dat ze tegenover effen gezichten en spottende
lachspieren steeds in het oog mogen houden, dat hjj
zeker het hartelijkst lacht, die ten slotte, die het
laatst lachen kan.
E I) E It I, A 1* It,
Men zegtdat de Hertog van K runs wijkdie de
zer dagen overleden is, niet minder dan 48 millioen
Markdat is meer dan 24 millioen gulden nalaat en
dat deze erfenis geheel komt aan den Hertog van
Gnmberlanddie vermoedelijk al even velezoo niet
meerdere millioenen bezit. Niet ten onrechte eene
ergernis voor de sociaal-democraten, die gelijkheid
van bezit voor allen wenscben. Hun eisch is
onzinnig, maar als die Engelsche hertog dat kapi
taal, dat hij zeker niet noodig heeft, eens ten bate
van de niet-hebbenden aanwenddedan zou hij be
paald een goed werk doen en zich meer roem verwer
ven, dan heldendaden kunnen geven.
Aan wie de schuld. Men klaagt wel eens dat som
mige betrekkingen niet goed worden waargenomen
i of dat daarvoor geene geschikte personen zich aan-