Zaterdag 27 September 1S84. 7e Jaargang.
Dit blad verschijnt iederen. Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN vóór Dinsdag-
en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den
uitgever J. A. KOSS, Goes,
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dienstaanbiedingen en
Dienstaanvragen worden gepiaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimtt.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den geringen prijs van 25 cents.
HOENDER -ONDERWIJS.
Een menscli kan van iedereen leeren, al was het
ook maar van een kipen er is menige school waarin
zooveel practisehe wijsheid niet geleerd wordt, als in
een goed voorzien hoenderhok.
't Kan ons niet verwonderen. Vooreerst is liet heel
natuurlijk, dat al wat tot de dierenwereld behoort
aan onderling onderwijs dienstbaar is; maar sedert
we gezien hebbendat men kippen dresseeren en
kunsten kan laten doen, die menig mensch ze niet
zou nadoen, is het boven alle bedenking, dat die
gevederde onderwijzers of professoren bij het onder
wijs niet moeten worden versmaad.
De school door kippen en hanen voor de leergie
rigen geopend heeft dit voor, dat men er niet bin
nen behoeft te gaan om een lesje te krijgenmen
heeft het onderwijzend personeel maar door de traliën
werkzaam te zienom er profijt van te trekken. De
lessen worden gratis gegeven schoon de heeren en
dames van het onderwijs lang niet goedkoop zijn.
En aangezien zij met eene nederige woning tevreden
zijn, en de leerlingen, zoovolen er maar willen daarom
henen kunnen post vatten, wordt er nooit een klacht
over weelde in de scholen of ouder wijzers woningen
geklaagd en men is niet aan lastige bepalingenom
trent de luchthoeveelheid voor iederen leerling onder
worpen.
We zouden breed kunnen uitweiden, indien wijde
vergelijking van de hoeuderachool met die, waarin
de ongevederde tweevoeters geplaatst wordenwilden
voortzetten. Maar we begrijpen, dat men niet over
het schoolgebouwde onderwijzerswoningende daar
voor geëischte kosten en zoo voortsmoeten lamen-
toerenwaar het om het onderwijs te doen is. Kippen
zijn veel praetischer dan menschen, zij bepalen zich
tot de hoofdzaak, volbrengen hare verplichting en
nemen het uitwendige zooals het valt, ofschoon de
ondervinding geleerd heeft, dat die kippen het langste
leefden en het beste werk leverden, die goed gelo
geerd waren.
Als ik zoo eens in de hoenderwereld rondkijkdan
treft het mij altijd, dat de banen de minderheid,
maar toch het meest te zeggen hebben en er zich
ontzaglijk op laten voorstaau, dat ze bet hardst kun
nen schreeuwen. Een haan en bescheidenheid zijn
twee zaken, die niet bij elkander schijnen te behoo-
ren; iets wat vooral iu het oog valt, als men ont
dekt, dat er machtig vele hanen zijn, die geen an
dere verdiensten hebbendan dat ze toevallig tot dat
ras belmoren, of meenen, dat kam en vederen vol
doende zijnom een knappe en brave haan te we
zen. Hanen willen het niet weten, maar zij hebben
altijd iets pedants, al was het maar in hun voorkomen
en gang, en met hoeveel gevoel van eigenwaarde zij
ook bun geluid boven dat der kippen doen booreu,
ze geven altijd dsn indruk, dat ze zoo luid kraaien,
omdat ze niets te zeggen hebben en dat bet buil maar
te doen is, om den baas te spelen en bot hoogste
woord te hebbenals hadden zij de wijsheid in pacht.
Ik wil daaruit niat afleiden, dat, bij tegenstelling,
alle kippen nederig zijn en zooveel meer talent be
zitten, al komt er onder baar zoo nu en dan eens
eene kijkendaar de baan wel een bniging voor ma
ken mocht.
Ze zouden zoo eindeloos niet kakelen, als ze bet
zelve niet mooi vonden, maar ze schijnen niet te be
grijpen, dat ze scbriklijk vervelend zijn, als bun bekje
nooit stil staat, 'tls moeilijk nategaan, wat ze al
kakelende vertellenmaar het laat zich wel denken
dat ze zooveel stof niet hebben zouden, als ze niet
altijd veel op malkander te zeggen haddenverbazend
ingenomen waren met bare eigen geleerdheid en zich
verbeeldendat ze geroepen zijnde gebeele hoen
derwereld naar bare hoogwijze inzichten te hervormen.
Trouwens men heeft wel eens opgemerkt, dat de
stemmigste kippendie de braafsten onder de braven
wilden zijn, bet lastigste, bet venijnigste en het pe-
dantste waren.
Men mag zeker wel aannemendat evenals de
kippen in kleur verschillen, ze ook wel verschillend
gehumeurd zullen zijn; dat er heele lieven en heele
boozen onder gevonden worden. Merkwaardig echter
is bet, dat ze zoo weinig rnzie hebben, dat de ver
schillende karakters elkander nog al redelijk verstaan
en als ze al eens wat hebbendat onder elkander af
doen. Op een punt schijnen ze zeer gevoelig te zijn
en niet gemaklijk. Ze laten elkander ongemoeid, als
maar niet de .eene een gerstkorrel wegpikken wil voor
de neus van de andere. Ze hebben kennelijk eene
groote voorliefde voor gerst en andere middelen tot
levensonderhoud, men zou zelfs kunnen zeggen, dat
er eene eenigszins materieele richting onder haar ia
waartenemen. Als er eene isdie ziet wat meer
beet te krijgen dan eene andere, dan laat ze dat
niet onder zich, hetzij door geniepig eene andere
wat aftekapenhetzij door eenvoudig den kippenplieht
te vergetenom maar te halenwat er te halen is.
Ze wroeten meer in den grond, waarop ze gaandan
ze opkijken naar de lucht boven haar. Om mijn en
dijn bekommeren ze zich niet. Ieder voor zich en de
pluimgraaf zorgt voor allenis de leuze. En toch
kan men niet zeggen, dat ze oproerig worden, als
de eene zooveel vetter wordt dan de andereze vin
dat onderscheid heel natuurlijk en de mageren doen
haar best, de heel dikken te laten zien, dat ze in
baar soort niets minder zijn en dat als ze zich la
ten geldenhet niet is omdat men ze kip noemt
maar omdat ze flinke kippen zijn.
Het verdient ook opmerking, dat in het hoender-
verblijf eene prijzenswaardige zelfstandigheid zich
openbaart. De haan kraait koningmaar de kippen
houden haar eigen geluid en doen geen pogingenom
hem natekraaien. Ieder schijnt er wel eene eigen
opinie te hebben en daarvoor vrijmoedig uittekomen
en men zal vergeefs wachten, dat als de baan kraait
al de kippen zullen knikken, als wilden ze zeggen:
die weet betwat is dat mooi't Is wel eens wat
verward, waar ze allen te gelijk haar geluid laten
koorenmaar ze werpen er geen uitdie niet precies
hetzelfde liedje kakelt als een andere. Ze bebbeu on-
bepaalden eerbied voor de wijsheid van den haan,
dien ze nooit over schreeuwen; maar ze blijven rus
tig zich uiten, wellicht omdat ze denken, dat de
eene haan het licht beter woet dan de ander en dat
ze wachten moeten, wat een volgenden dag leert.
Eindelijk, er is veel grond voor het vermoeden,