No. Zaterdag 9 Augustus 1884 7e Jaargang. Dit blad vcrachijnt iedcren Woensdag en Zaterdag. De prije per halfjaar f 0.50, franco per poet f0,90, waarover per halfjaarlijkschc kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever 5. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaanbiedingen en Diexistaanvragen worde/ geplaatst tegen 5 cent en Advertcntiën tegén 6 cent per regel. Groote LetterB en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den geringen prijs van 25 cents. It A A I> Vit. A GE A. Als iemand, die dom is, raad vraagt, dan bewijst bij, dat hij zoo dom niet is, als de menschen den ken want er behoort meer verstand toedan me nigeen bezit, om tot de overtuiging te komen, dat een ander de dingen misschien beter weet en vooral om daarvoor nittekomen en raad te gaan zoeken. Ze zijn er ook, die altjjd raad komen vragenzelfs bij de eenvoudigste voorvallen in bet leven, 't Is hun zoo wat gewoonte gewordente vragenwat denk je daarvan. Maar in de meeste gevallen kunt ge er dan zeker van zijndat het minder om uwen raad te doen is, dan om uwe goedkeuring over de ver standige inzichten vau den raadvrager voor de leus uwe meening vraagt, als hij eerst de zijne heeft doen hooren. Er zijn domme raadvragers, die zich aanmelden bij degenen van wie zij vooraf wet.en dat ze er weinig of niets van weten. Als het niet is. om den eeu of ander eens in het zonnetje te zettendan kan bet zijnöf omdat ze zoo maar in den blinde grijpen naar iemand, die ze hunne bezwaren kunnen mede- deelenöf welomdat ze die niet aan iedereen dur ven of willen kenbaar maken. Nog een ander soort komt raad vragen, als de kogel door de kerk is. Ze wacbfen en modderen zoo lang mede wachten. Denku nu eens een zieke, die den dokter laat halennatuurlijk dienwaarin hij het meeste vertrouwen heeft.. De doctor komt en on derzoekt den patient en schrijft zijn recept, maar de zieke laat het niet gereed maken of gebruikt het niet, hij had den geleerden man dan den gang wel kunnen sparen. Ja maar, zegt iemand, de dokter geeft dikwijls zulke leelijk smakende middelen. Alsof elke raad, dien men vraagt, goed smaakt. En daar wringt juist de schoen. Zeg aan den raadvrager: ga je gang maar.gezijt op den rechten weg, of wijs hem er eenen, die hij al aanstonds mooi en lief vindt, dan is hij al weg eer ge nog hebt uitgesproken. Maar o wee! als nw raad hem niet aanstaat; als ge hem een pad wijst, die slechts waarop hij wel eens hindernissen zou kunnen ont moeten. Als hij n dan al niet naar de maan wensebt of u wantrouwt, dan gaat bij met looden schoenen heèn, en doet, als het maar eenigszins kan, zijn eigen zin. De heimelijke hoop, dat een ander even dwaas zijn zal, als wij zelven, doet ook wel eens naar an- derer gevoelen vragen. Wie een verkeerd stuk on derneemt, vindt het heel pleizierig als een ander zegt: dat zou ik ook doen. Al is het ook Je grootste onzinnigheid, het lijkt wel eene voorbeeldig wijze daad te zijn, als een ander maar zegt: „ik doe het ook." Wanneer in deze dagen gezegd wordt: ik stoor lang ze maar kunnen, even als de schipper, die met mij niet aan alle die voorzorgen en gezondheidsmaatre- als gelendie met het oog op eene treurige en besmet telijke ziekte gegeven wordendan denken de onver schilligen: die man heeft wel gelijk en ik doe het ook niet. Dat duurt zoolang tot de nood aan den man komt en dan is het O he! en O wee! en dan wordt men er niets beter vandat een ander den zelfden weg gaat. Niemand vindt bet ook pleizierig in de modder te trappenal zijn er ook wel vijftig, die met ben beklad en bemorst worden. Vraag nooit raad, voor gij de zekerheid hebt, dat uw eigen verstand te kort schiet en is dat het ge val, aarzel dan ook niet, maar ga niet bij den booze ter biecht. Dikwijls is het noodig, eerst geraden te worden, waar men raad vragen moet, doch daarvoor zijn al tijd goede kantoren en bereidwillige wegwijzers, 'tlvornt er alles maar op aan, dat men wil en vooral zijne behoefte wil erkennen. Want dio te grootsch is, om daarvan te doen blij ken, die moet er zich niet over verwonderen of bet betreuren, als bij een langen neus baalt. Zoo wijs is niemand, of hij kan wel eens eene goede wenk, een vriendelijke terechtwijzing, een woord der ervaring plaatsen. Honderden hebben zich, en dan meestal te laat, beklaagd, als ze maar op eigen wieken gedreven en de moeite geschroomd hadden, bij ouderen of wijze- ren aantekloppen en daar wat levenswijsheid opte- zauielen. Kan het voor het oogenblik niet baten, dan komt het licht later te pas. 't Kan geen kwaad, dat men een voorraad beeft van nuttige raadgevin gen voor de verschillende toestanden in bet leven. Wie zich zelven kentrekent er opdat er later I behoeften zullen komenwaartegen men gewapend een stopnaald roeide en niet vooruit kwam en het dan eindelijk blijkt, dat ze achter het net vis- sehen, dan komen ze raad vragen, even als de pa tient, die een drankje hebben wil, als hij niet meer slikken kan. Het is zeker zeer vereerend, als men u voor zoo wijs, zoo ervaren, zoo goedwillig aanziet, dat men uwen raad komt inwinnen, maar die er door gevleid wordt, mag eerst wel eens onderzoeken, of het er werkelijk om te doen ister rechter tijd eene aan wijzing te ontvangenwat men doen moet. Er is honderden malen raad gevraagdals bet plan van handelen reeds vaststond en van daar de dikwijls herbaalde klacht, dat een raad vruchteloos werd ge geven. 't Gaat met groote menschen niet zelden als met de kinderendio al vast besloten hebben aan eenen of anderen lust te voldoenals ze nog eens gaan vragenof liet mag en of het niet kan schaden. Do nedeiigheid van iemand, die zegt, zelf niet wijs genoeg te zijn en dus het verstand van anderen wil raadplegen, is vaak niet anders dan ijdelheid en hoogmoed, daar het niet om den raad, maar om het prijsjedat men zich zelven niet vertrouwtte doen is. Eu juist, waar dit laatste plaats grijpt, stelt het raadvragen den vrager niet in het beste licht. 'tls om te lachen, als iemaud nooit vraagt, alsof hij alles weet, maar 'tis om te huilen, als iemand geen het minste zelfvertrouwen heeft en steeds naar anderen luistert, zoodat hij eindelijk iets van den torenhaan heeft, die zijn kop steeds wendt naar den hoekwaaruit de wind waait. Die raad noodig heeft, is in zekeren zin gelijk aau den kranke of zwakke, er ontbreekt hem iets en als hij het zichzelven geven kondan zou hij er niet

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1884 | | pagina 1