Zaterdag 14 Juni 1884. Jaargang. Dit blad verschijnt iederen "Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 7500 Exemplaren. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel. Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing dex- Jzelfde advertentie wordt de prijs slechts twee- jmaal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den geringen prijs van. 25 cents. HOOG VLIEG EX. Wat een vogel pleizier hebben moet, als bij zoo heel boog vliegen kan en de kleinere beneden zich ziet fladderen, vruchteloos pogende hem nabij te ko men. Hoe hij zijne waarde gevoelt, omdat ze hem niet volgen kunnen. Zeker denkt hij bij zich zeiven: wat moet dat miserabel voor die daar onder zijndat ze mij slechts met verbazing kunnen nastaren. Ik weet niet of een vogel denkt en veel minder of hij diepzinnige en geleerde gedachten heeft. Maar dat weet ik weldat, als hij op niets anders zich verhef fen kandan op het toevallig bezit van wat meer kracht- en vliegvermogenhet niet eens gelukkig zijn zouals hij lager bleef en meer van nabij kon worden bezien. Eigenlijk is het om te lachen, als zoo'n vogel zoo vreeselijk hoog de lucht ingaat en al zijn krachten inspant, om nog hooger te komen. En als hij daar maar weinig gezelschap vindt, denkt hij misschien ook wel eens, dat het mindere volkje daar onder hem veel gezelliger en vroolijker leeftdan hij in zijne verhevenheid. Zeker zou het weinig strooken met het respect aan de vogels verschuldigd, als men niet erkende, dat bier onderscheid moet worden gemaaktdat er zijn wier bestemming is, om hoog in de wolkeu te zwe ven en anderen, die dat ook gaarne zouden willen en het probeeren maar dikwijls met het slechte gevolg, dat ze er noch eer, noch pleizier van hebben. Die tweede soort is doorgaans gemaklijk te her kennen. Ze hebben meer inbeeldingze zijn veel on handelbaarder, ze schamen zich over hun eigen na tuur en ze laten zich veel meer gelden, dan die an deren die ze altijd navliegen en die toch niets van hen willen weten. Die wat grooter van stuk en %vat mooier dan an deren gevederd zijn, denken zoo licht, dat ze heel wat aanspraken kunnen laten gelden, maar als de kraai denkt, dat hij wel een arend zijn kan. keeren de klei nen hem den rug toe en de grooten zien hem niet aan. Bij al het verschil in grootte en kracht is er ook onder de vogels eeue zekere gelijkheid, die soms wel heel voornaam wordt ontkend, maar die de nood aan den dag brengt. Geen vogel, zegt men wel eens, vliegt zoo boog of hij moet op den grond komen om zijn voedsel te zoeken. De hoogvlieger is wel ge dwongen van tijd tot tijd zich eens te vernederen, en men kan hen dan heel statig tnsschen zijnzoo hij meentminderen zien wandelenom zich van het noodige te voorzien. Het blijkt dan bet bestdat de hoogste vlieger evenmin als de andereu van de lucht alleen leven kan en dat een vogel nooit natuurlijker is dan wanneer hij er voor uitkomtdat hij ook een maag heeft, die gevoed moet worden en die zijue eischeu wel eens hooger stelt, naarmate de hoogere lucht meer honger geeft en met een kleintje zich niet te vreden stelt. Wij hebben dikwijls opgemerkt, dat onder die groote menigte laagvliegei's heele mooie warendie wij daar onder niet zouden hebben gezocht, terwijl we, als een enkele maal zoo een groote uit de hooge sferen ons nabij kwam, wij verbaasd uitriepen„van diebte- bij is bij maar leelijk." Sommige vogels moeten op een afstand gezien wordenom er respect voor te hebben als de zon op hunne pluimaadje schijntdan ziet men niet, wat daaronder schuilt en wordt al licht door den glans verblind, en al is hij overigens nog al niet van de minstentoch zegt menbij na dere kennismaking: „is het anders niet!" Wat die onnoozele diertjes ook al niet schijnen te vatten isdat ze zich aan groot gevaar blootstellenals ze zoo maar stoutweg de hoogte ingaan, zonder te berekenenof ze daar wel vleugels voor hebbenwat dan ook maar al te dikwijls oorzaak is, dat er een uit de hooge lucht komt vallen, omdat hij zijn be stemming voorbij zag. En dat is geene kleinigheid. Zoo van heel hoog naar beneden te komenzon der dat een andere troost gegeven wordtdan't is hun eigen schuld. Als ik nu leeraar was aan een hoogere of lagere vogelschooldan zou ik mijne leerlingen niet zeggen dat hun stelregel zijn moet laag bij den grond blij ven; integendeel, ik zou mijn best doen, ze zooveel te leerendat ze de vlerkjes al meer tot stijgen kon den uitspreiden en ze trachten inteprentendat ze wel vóór alles goed moesten wetenhoeveel en welke aanleg ze haddendat ze niet moesten probeeren hoog te vliegen of mooi te fluitenals ze geen vleu gels of bekjes daarvoor baddenmaar dat ze daarom niet gelooven moestendat de vogels niet slim ge noeg zouden zijneen knappen van een lomperd te onderscheiden. Ik zou mij niet vermoeien een uil te leeren praten, noch een musck van alles te vertel len dat hem kon doen denkendat bij nu heel wat wist. Er komt wel eens een vogel naar beneden op een onzachte manieromdat ze hem op een te hoo- gen stok hadden gezet en het zou vrij wat pleizieriger voor hem geweest zijnheelhuids wat lager te zit ten dan even aan het hoogere te ruiken en dan met een gebroken poot te moeten blijven liggen, 't Is niet mooial wie niet hoog vliegen kante ver achten en met een beetje medelijden zijn die soort ook al niet gediend. Spreeuwen zijn noch groot noch mooi, maar daarom missen ze niet alle talent en als dat nu slechts tot zijn recht komt, dan is de spreeuw zoo goed als de geleerdste kanarie. Als ge een zwaluw iti een kooi sluit, al is die nog zoo mooi, dan fladdert hij zoolang, tot hij dood neerligt en als ge hem vrij laat, dan bouwt hij zijn nest zoo kun stig, dat een architect met diploma, het zoo mooi niet kan. 't Kooit er bij de vogels ook al op aanwelke gron den er gelegd en welke beginselen ingeprent worden, en het zijn altijd de slimste vogels geweest, dieniet hooger vliegen wilden, dan ze vlucht hadden, of die, als ze meenden wel hooger te kunnen komen, niet maar op eens hoven de wolken wilden zijnmaar zoo langzamerhand hooger zochten te komen. Ieder rechtgeaard papa- of mama-vogel houdt de kindertjes voor, dat in de vrije lucht en vooral in hooger lucht te leven hun natuur is, ze doen hun dat van de geboorte af voor en al is het dan ook, dat ze later de ouders over den kop vliegen, dan vinden deze dat heel aardig en zoolang ze kunnen, roepen ze hun toenog maar wat hoogermaar wat ik je bidden mag, toch niet te hoog!

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1884 | | pagina 1