No. 10.
Zaterdag 2 Februari 1884. 7e Jaargang.
Dit blad verschijnt iederen Woensdag en
Zaterdag
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke noinmers zijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN voor Dinsdag
en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dienstaanbiedingen en
Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel.
Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den geringen prijs van 25 cents.
UIT BEIV GROOTEV WINKEL.
Men kan de wereld wel vergelijken bij een groote
winkelkast, waarin var alles te kijk staat, het lee-
lijkste soms de meeste koopers vindt en heel wat ge
vonden wordt, dat op een afstand veel fraaier is dan
van nabij bezien.
Toch komt de meesto waar aan den man. Ook de
winkelbewaarders worden eindelijk verpast, al ver
baast de verkooper zichdat wat bij solide waar
noemt meestal langer op aftrek wachtdan wat in
zijn oog maar een schijntje is. Intusscben is bet hem
onverschillig of de menscheu bet klatergoud boven
bet echte kiezenals bij maar zaken doet en de
klanten tevreden zjjn.
Mot die klanten is bet ook al even als met de
menscben in het algemeen. Sommigen zijn nooit te
voldoen en anderen laten zich nog al eens wat in
de handen stoppen.
Ik geloof, dat er van de laatste soort meerderen
zijn dan van de eerste. Ieder beweert wel, dat hij
goed toeziet en dat men hem niet foppen kanmaar
die bet scherpst toezienworden zoo goed beetgeno
men als anderen.
Neem mij niet kwalijk, dat ik zoo zonder omwe
gen mijn gevoelen zeg. Zeker is bet niet streelend
en zal het wel door dezen en genen bestreden wor
den: toch blijf ik beweren, dat er niemand is, die
niet wel eens berouw over zijn koopje heeft.
't Is ook gansch natuurlijk. Men heeft gaarne het
mooiste voor het minste geld en men noemt liefst
mooi, wat blinkt en iets schijnt; kan bet anders of
men moet dikwijls bedrogen uitkomen.
De tijden niet alleen, ook de denkwijze der men
scben is veranderd. Liet men zich vroeger ook vaak
door den schijn verblinden, als men bepalen zon,
wat goed was, dan werd er allereerst gezien naar
wat men noemt soliditeit. Het kleed, dat men droeg,
moest van deugdzame stof zjjukleur en glans kwa
men er minder op aanals het maar lang mede-
ging en niet ras behoefde vervangen te worden. Thans
wil menja nog wel goed goed hebbenzooals men
bet noemtmaar men vindt het vervelend als bet te
lang tegenhoudt. De mode dwingt tot verwisseling
van wat nog niet ond is en de leveranciers zorgen
wel, dat zij aan bet verkoopen kunnen blijven, door
niet altijd het stevigste te gevenal zeggen ze ook
aau den kooper, dat bet onverslijtelijk is.
Men zegt wel eens: de wereld, de menscheu wil
len bedrogen worden. Ook dat is volkomen waar;
koopers en verkoopers bederven elkander. De eersten
vragen steeds wat nieuws, dat bet oog aantrekt, en
de laatsten voeden die nieuwigheidszuebt door gesta
dig weer met wat anders voor den dag te komen.
Voegen wij er bij, dat de minderbedeelden gaarne
even mooi zijn, als zij, die het beter betalen kunnen.
Er moeten dus van die boerenbedriegers zijn, die op
een afstand heel wat vertoonen, die van nabij en in
de hand blijken niet veel me'er dan prullen te zijn.
Toch zijn er een aantal, die zich daarmede tooien en
bet hoofd hoog-opstekenomgezien te worden, want
ze weten, dat men beu niet uitlachen kanomdat men
daarmede ook zich zei ven zou bespotten.
In alle deze dingen geven de menscben een getui
genis omtrent zich zeivendat ze uit den mond van
anderen niet willen booren. Degeljjkheid is een ar
tikel dat even als de staartpruiken van de markt
verdwenen is, en slechts bier en daar nog onder een
ouderwetsck dak gevonden wordtom bij de eerste
schoonmaak met de versleten meubelen te worden
opgeruimd.
Daarom heeft de wereld dikwijls een zoo vriende
lijk aanzien. Men zon zeggen dat is nieuw en frisch,
dat ziet er vroolijk en prettig uit; dat is nu eens
juist naar den smaak en dat overtreft bet oude zoo
zeer. Maar het is er mede als met de dingenwaar
van men zegt: bekijk ze niet te nauw; raak ze niet
te hard aangebruik ze niet te lang.
Met velen is het als met de woningen van den
nieuweren tijd, licht en dicht: een mooie gevel en
een huis, dat met gevel en al door den storm ineen
stort, of inwendig zoo flink is ingericht, dat tocht en
nat minstens de helft der bewoners ziek maken.
Men kan in onzen tijd spoedig en goedkoop van
alles wat leeren en daarom loopen de vele geleerden
u haast omver. Men is met een beetje fatsoenlijk
gedrag licht zoo tevreden, of men de toonbeelden
van vaste beginselen, innerlijke deugd en gemoede
lijke plichtsbetrachting voor zich bad.
Meedoen is de lensal moet men zich ook be
helpen zooals de mandieomdat hij geen oranje
vlag betalen kon, zijn beddelaken met wat oranjeverf
bestreken het raam uitstak. Voor anderen onderdoen
is een bewijs van bekrompenheid en gebrek aan goede
maniereu en wie niet hoog vliegen kangaat op de
schouders van anderen zitten en zegt: nu zitiktoeb
ook boog.
Yan tijd tot tijd booren wij nog wel eens een en
kele stem, die spreekt van: schijn bedriegt en van
knollen voor citroenen verkoopendoch men ont
moet die niet meer dan bet ouderwetsehe aardewerk
i in een porseleinkast. Het echte is zeldzaam maar
bet staat hoog in prijs.
Dat verschijnsel geeft stof tot denken. Als men
voor een oud bord of kop of andere oudheid zooveel
geld besteden wildan ligt daarin toch wel een be
wijs dat men bij al den overvloed van bet nieuwe
aan het oude nog waarde en zelfs groote waarde toe
kent. Zoo zal men misschien ook nog wel eens
tot oude begrippen terugkeeren en de deugdelijkheid
daarvan erkennen. Dat zou niet strijden met den
rnsteloozen vooruitgang, maar zeker wat meer vast
heid geven aan de vruchten van latere ontwikkeling.
Het ouderwetsehe komt weer in de mode, zegt men.
Dat moge getuigen voor de zucht naar eindelooze
verandering, die weer tot bet vroegere doet terug
keeren maar dat bewijst dan toch ookdat men bet
zoo verkeerd niet vindt en er zieh daarom wel we
der van bedienen wil. Wat oudtijds reeds onvoldoende
waszal men nu niet terug begeeren. Doch laat ons
maar niet te veel hechten aan dat oude of nieuwe,
aan uit of in de mode. Men doe als de verstandige koo
per, die wat hem men ook wil aanprijzen, na onder
zoek zegt: dat past mij het best.
'NEDERLAND,
i Scliore en Vlake. Het gemeentebestuur heeft zich