er in zaten. Maar zeker zal het wel tie eerste maal geweest zijn, dat men wenschte naar een minder so- liede en goedslnitende brandkast, en even zelrer zon den dieven nooit bitterder teleurgesteld zijn geweest dan die uit deze kast hadden willen stelen. Vooreen vrek zou zulk oen kast heerlijk ziju. Hij kon dan hij ziju schat gaan zitten, om die, tot zelfs in de brandkast, in het oog te houden. r~y visTïi jïrrir"~~ In Engeland is ten vorige jare het plan beraamd om onderzoekingen in Egypte in 't werk te stellen met het doel om nieuw licht te verspreiden over het geschiedverhaal betreffende menige gebeurtenisver meld in het Oude Testament. Er zijn tot bevordering van dit doel gelden bijeengebrachttot het vormen van een fondsbekend onder de bemaning vanEgypti an. Exploration Fund. De heer Noville, onder wiens FEUILLETON. IN EIGEN STRIK GEVANGEN. Novelle naar Gerstacker. 27. Een kwartier vroeger hadden reeds Klara en Eli sabeth elkander daar ontmoet en Klara was met een kreet van vreugde in de armen van hare vriendin gevallen. „O, Lily," riep het jonge meisje nit, „hoe lief en goed is dat van u; dat gij gekomen zijt, ik kan u niet zeggen hoe zeer ik naar n verlangd heb maar lieve kindriep zij eensklapsen hield hare vriendin eenigpzins van zich af, „wat scheelt u, gij ziet er bleek verschrikkelijk bleek en ontsteld uit. Zijt gij ziek geweest?" „Ik beu een weinig vermoeid van de reis, Klara lief,maar gij ook ziet- er anders uit, dan ik mij had voorgesteldik hoopte u stralend' van geluk te vinden." „Ik ben gelukkig, Lily," antwoordde Klara en legde haar hoofd op den schouder van hare vriendin. „Gij zijt gelukkig?" fluisterde Elisabeth, „en gij zegt dit op een toon, alsof gij u daarover bij mij verontschuldigen wilt. Uw brief luidde zoo gelukkig." „En zoo is het mij ook te moede, Lily," hernam Klara, „geloof mij, beste." „Ik wil u gaarne geloovenzoo u dit gerust stelt, maar er is ieis gebeurd. Klaradat zult en kunt gij mij niet ontveinzen. Is het niet zoo Komzie mij aan, kindlief, uit uwe oogen verneem ik veel heter de waarheid, dan uit uwen mond." „Er is niets gebeurd, Lily," sprak zij zacht, ten minste niets van eenige heteekenis, ik zou nog erger dan een kind zijnwanneer ik mij daarover zon bezorgd maken." „En mag ik het weten, Klara?" „Jamaar nu niet later als wij gegeten hebben, en wij in den tuin wandelen. En waar is Catoliet zij er onmiddelijk op volgenom het gesprek op iets anders te brengen„waarom is zij niet mede gekomen „Cato moet nu de huishouding waarnemen en papa heeft buitendien zoo weinig tijd, dat hij nanwelijks die paar dagen kon uitbreken." „Dan ben ik hem te meer dank verschuldigddaar hij die opoffering om mijnent wille gedaan heeft." „Ja, waarlijk uit liefde voor uzeide Elisabeth, „de gedachte aan u heeft ons alleen hier heen gebracht." „Mijn lieve Lilymaar stildaar komen de gasten." „Ik ken die stem," zeide Elisabeth en moest zich geweld aandoen om bedaard te schijnen. „Het is Ferdinand met zijn nieuwen vriend, zeke ren professor Bertkus. Een geestig mannetjemet een terugstootend uiterlijk, maar ik zou bijna jaloersch op hem kunnen wordenwant Ferdinand is waarlijk geheel met hem ingenomen." „Met mijnheer Berthus?" „Met den professor, juist. Hij kent hem eerst se dert twee dagen. Hij kwam met eeue aanbeveling van Berlijn aun professor I'erler on aan mijnen va- leiding die beroemde opgravingen zullen geschieden, heeft dezer dagen zijn eerste verslag deswege naar Londen gezonden. Daaruit blijktdat men gedurende zeven weken aan den arbeid is geweest en dat de overblijfselen van do aloude stad Pithomthans Succofk genaamdzijn ont dekt. Hierdoor heeft men den waren weg gevonden door de Israëlieten hij hnn uittocht uit Egypte ge volgd hun tweede halt op den tocht naar do Roode zee. Uit de opgedolven inschriften is gebleken dat de Pharaodie in de dagen van Mozes heerschteis ge weest Ramses II. Met onverdeelde belangstelling worden nadere me- dedeelingen van den heer Noville te gemoet gezien. Hoe langer lioe gemakkelijker. In de Russische provincie Petersburg heeft men tegenwoordig rond reizende ouderwijzers, die geregeld verschillende dor der, hij schijnt een knap mensch te zijn, maar daar komen zijFerdinand zal verrast zijn u hier te ontmoeten." In hetzelfde oogenblik werd de deur geopend, en Van Berger met professor Berthus gearmd en een weinig opgewonden door den wijn, trad de kamer binnen waar hij zijne bruid dacht te vinden. Klara had juist geraden. Hij bleef werkelijk verrast aan den ingang staantoen hij het jonge meisje bij zijne bruid vond en ook dadelijk herkende. „Mejuffrouw," zeide hij eenigszins verlegen, „dat is inderdaad eeue onverwachte vreugde," en het ont ging Elisabeth nietdat hij bij deze woorden ver bleekte; vóór dat zij daarop echter iets antwoorden kon, ging de zijdeur opeuen professor Perier met zijne vrouw en dochter en de justitieraad kwamen de kamer binnen. Mocht Berger ook een oogenblik ontsteld zijn geweest, dit gevoel verdween even spoe dig als het gekomen was, en terwijl hij Elisabeth's vader de hand toereikte, zoodra hij hem gewaar werd ging hij naar hem toe en zeide op hartelijken toon „Wel, mijn beste vriend, lioe zal ik u danken, dat gij mijne Klara, zoo veel vriendschap bewijst; het is inderdaad al te vriendelijk van u." „Mijnheer Van Berger," antwoordde de justitieraad beleefd, „het is waar, wij hebben uit vriendschap voor mejuffrouw uwe bruid de lange reis gedaan, maar ook tevens voor ons eigen genoegengij behoeft ons daarvoor niet te danken." „Vergun mij dan professor Berthus dat ik een huis vriend van ons voorstel, deuheerjustitieraad Van Hoch- weiler uit hoe heet die stad ookmijnheer „Hosburg." „Zoo waarlijk," hernam Berthus, „het verheugt mij zeer kennis met u te maken, mijnheer de justitieraad, inderdaad en dit is mejuffrouw uwe dochter, niet waar?" „Mijne dochterbevestigde de justitieraad. „Zeer verheugdmejuffrouw vervolgde Berthus mot eene diepe buiging, „zeer veel eer". Gij zult het feest van morgen opluisteren door uwe te genwoordigheid. Maar waar is uw schoonpapaBerger Hij zal ons weder met het eten laten wachten." „Uw papa laat ons weder wachten, Klara," hernam hij„hij heeft zijn hoofd zoo vol met andere zakendat hij ons arme stervelingen altijd vergeet." „Hij zal zeker spoedig komen,Ferdinand,"antwoord de Klara; „hij kreeg van morgen weder zoo veel te doen." Het gesprek werd nu algemeen. Berthus onderhield zich voornamelijk metcjen professor over politiek en Ber ger zat met Klara aan het venster en het jonge meisje sprak fluisterend tot hem en zag hem daarbij smeekend aan. Eindelijk kwam de medicinaalraadRosa had reeds op de wacht gestaan om hem dadelijk aan te melden en nu werd de soep voorgediend, Berthus bood den arm aan de vrouw van de professor, Berger geleidde Elisabethde professor Klara, en de me dicinaalraad kwam juist van pas om mejuffrouw Rosa aan tafel te begeleiden. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1883 | | pagina 4