Anderen hadden wilskracht en volharding genoeg,
om wat ze aan vlugheid te kort kwamendoor taaie
volharding te vergoeden.
Vlugge geesten zijn niet altijd, die het langst en
het meest bezwaren 't gaat met hen als met de
geestrijke vochtendie u voor het oogenblik den neus
prikkelen, maar die na eenigen tijd als schoon wa
ter zijn en alle geur zelfs verloren. Die lang moe-
FEUILLETON.
EEN STRAATMUZIKANT.
Schetsen met de pen door T. Van Westrheene.
Vervolg en Slot.)
Een derde tafereelHet karig gemeubelde vertrek
van een broodschrijver, een medewerker aan allerlei
soort van journalen en tijdschriften bij voorkeur aan
zulke, waarin de flauwheid der stoffe gelijken tred
houdt met de slordigheid van den vorm. Een eind
esamen al is het dan ook nauwelijks voldoende
geweest doet vaak een sluier werpen over een ont-
stuimig academieleven: maar watwat is de toekomst
van een „gesjeesd" student, die noch de krachtnoch
de taleuten heeft om zijn verleden uit te wisschen.
Tal van relatiën openden nog niet lang geleden den
geestigen loshoofd salon bij salonmaar wiedie er
thans aan denkt zijne diensten in te roepen, of die,
welke hij nog kan bewijzeneenigszins redelijk te be
talen. Wie, die er aan denkt, de reddende hand toe
te steken aan hem die zoo geen enkel middel schijnt
te kunnen uitdenken of aangrijpendat van vindings-
gave of energie zou getuigen. Daarbij vele behoeften
oude academiesehuldendie hij niemand ter wereld
kon of wilde openbarenworsteling overwinning
voor een oogenblik droevige nederlaag in het volgen
de in 't eind ontzinking van alle geestkrachtdie
noodig zou geweest zijn om zich uit zulk eeue po
sitie te bevrijden. En geestkrachthoe weinig had
hij haar ooit bezetenhoe veel was er bij ontzenuwd
genot nog van te loor gegaan, Hier de brief van een
meisjetoegerust met menige gave van geest en ge-'
moed, een engel van schoonheid en lieftalligheid en
die daarom door den ongelukkige werd bemind met
aide innigheid der ziele, al had ze 't hem nooit ver
zwegen dat ze hem geen zweem van rijkdom zou
aanbrengenin dien brief woorden van de reinste we-
dgrliefde, van de zaligste uitzichten op levensgeluk
aan zijne zijde en daar owel moet alle hoop
zijn verdwenen om zich er door te reddenwel moet
het hem het hart hebben verscheurdte weten dat in
plaats van liefde en geluk, slechts schande en ver
latenheid eerlang zijn deel zouden wordenwant
daar, o 't i3 vreeselijk, ligt een geladen pistool en
waartoe het bestemd ware geweest, zoo de ongeluk
kige zelfs voor een zelfmoord niet te zwak ware ge
bleken de straatmuzikant, hij alleen weet het,
want buiten liem hoeft niemand ooit geweten dat dit
leven van ellende eu verval bijna ware voorkomen ge
worden. O, waarom heeft er hem de moed toe ont
broken waarom een leven blijven voortsleependat
hem al lager en lager deed wegzinken Waarom?
omdat een liefderijke hand blijft uitgestrekt over elke
menschenzielook al gelooft zij zich van alles en allen
verlatenomdat die hand redden ban zoolang nog
niet elk spoor is verdwenen van hare verwantschap
met het hoogste heiligste ideaal.
Lezer, ge herinnert, u, dat ik daar straks dezelfde
uitspraak waagde, en, ter wille van den waarheid
mijner schets, ben ik u nog den omtrok van een
laatste tafereel verschuldigd.
Wij zien de zoldervliering' met het strooleger van
den armen straatmuzikant. Het is er donker en koud
geene vriendelijke hand heeft hier eonig licht ontsto
ken veel minder nog heeft men er aan gedachtdat
het onder de pannen waar bij wijlen de sneeuwjacht
doorstuift en de scherpe oostewind doet rillen van koü
ten tobben om het een of ander te leerenbewaren
het doorgaans langer en beter. En zonder ze nu de
gelukkigste te achteu die blokkersdie veel moeite
hadden de botheid te boven te komenis het toch
zeker, dat men niet te haastig zijn moet, met den
moed te verliezenwant die eerst, onder do botte
rikken warenhebben later dikwijls de knappertjes
beschaamd.
voor een raenseh wel wat heel bar isal kan hij
nu zelfs de weinige centen niet meer betalenwaar
voor hij zich zoo lang dit armzalige nachtverblijf
verschafte, omdat... ja omdat hij ziek is, en mis
schien wel sterven gaat. Het is al veel dat de hos
pes wien het langdurige verkeer met hot schuim der
natie het gevoel heeft verstomptzoodat geene in
wendige stem hem meer het onderscheid aanwijst tus-
sehen het bedrog dat ellende huichelt om er voor
deel mee te doen, en de wezenlijke ellende, hem nog
duldde in zijn huis. Zonderlinge maar toch niet zeld
zame tegenstrijdigheid in de menschelijke natuur; de
beschermer is beschermer geblevenook toen hij moest
wanhopen dat de klarinet ooit meer eonigen invloed op
den centenoogst zou kunnen uitoefenen. Aan zijne
tusscbenkomst dankt de stervende nog zijn laatste
stroo. Maar waarom dan ook niet gezorgd, dat hier
licht werd ontstokenwaarom dan de brandende
lippen niet verkwikt, al ware 't slechts met een teug
waters; waarom niet gezorgd dat de ijlende kranke
zich niet van onder de schamele dekens woelde en
eer nog van koü dan van ziekte omkomt? Omdat hij
uit is 0111 hem een andereneen hoogeren liefdedienst
te bewijzen. Ziet, daar keert hij terug nu toch brengt
hij een lautarentjen mede, waarvan het flauwe schijnsel
een akelig licht werpt op de droevig ingevallen trek
ken van koortsgloed blakende en waarop de dood
reeds zijn merk heeft gedrukt. Vreeselijk schokkend
moet die aanblik zijn voor de vrouw, die bleek en
bevendnauw kracht genoeg heeft gehad om haren
geleider tot hiertoe te volgen, daar zij achteruit wag
gelt eu alleen staande blijft door zich aan de dak
sparren vast te klemmen.
„Willem!" en de beschermer buigt zich over den
stervende. „Willemik heb haar gevonden; 't had
heel wat in, maar ik heb haar gevonden en zij is
meegekomen." „Meegekomen! meegekomenroept de
zieke met eene onnatuurlijk luide stem. „God zij ge
dankt waar is zij ik moet haar zien haar spreken
De vrouwelijke gestalte treedt nader en buigt zich
op hare beurt over het strooleger. Een snik en een
schier onhoorbaar „Willem is alles wat er verno
men wordt. Maar tochde stervende heeft het ge
hoord en met eene laatste inspanning van al zijne
krachten richt hij zich ietwat opeene uitgeteerde
hand tast over de deken als zocht zij daar wat en
ontmoet in 't eind eene andere hand welke zij kramp
achtig drukt. En in het reeds half weggezonken oog
flikkert een gloedonbeschrijfelijk schoon.
„Dank Mina dank klinkt het op steeds zwak
keren toon. „Groot, ontzettend groot is mijne zonde
voor God en mijne oudors; anderen hebben zich over
mij nooit te beklagen gehad. Alleen uwuw levens
geluk heb ik vernieldverwoestdie schuld heb
ik altijd onvergeeflijk geachtik hob u dan ook zelfs
niet om vergiffenis durven vragen maar nunu
vraag ik haar toch van u want ziet ge als gij
mij vergeeft, dan zal God... maar zoo nietwee
mijo wee mij
„Willem God geeft vergiffenisook waar meu-
scheu haar weigerendat de mijne u geschonken
isreed3 voor lang geschonken isdat ik hier ben
bewijst hst uhad ik eerder geweten
„Goddank!" En de straatmuzikant had opgehouden
te leven.
Wat dunkt u, mijne lezers, zou zelfs de laagst
gezonken ziel verloren zijnzoolang er eenzjj het
nog zoo zwakke kiem blijft leven van hare verwant
schap met het hooge en heilige ideaal der menscbheid?