FEUILLETOI. neerlegt bij dat onverschillige: bomt tijd, komt raad, komt tijdkomt zorg. Ieder heeft zijne taak en al is die niet van zooveel omvang of zoo moeilijkmen moet er toch maar tegen opgewassen zijn en in de rustdie eene goede voorbereiding geeftligt vaak de kracht tot welslagenzoodat men zich voorstel len mag, de zaken tot een goed einde te zullen brengen, en dat is alweder het halve werk. In go en enkel opzicht komt de waarheid van het oude spreekwoord zoo duidelijk uitals waar we den ken aan de goede voornemens, waarmede wij voor ons zeiven beginnen. Ze zijn er die nooit zoo knorrig, verdrietig, las tig zijn dan wanneer ze nog niet weten hoe het gaan zalof zij al dan niet slagen zullen. Ze den ken dat ze bitter te beklagen zijn en maken het zich zeiven daardoor steeds moeilijker. In het korte„ik wil" ligt een verbazende macht, waarmede men heel wat kan overwinnen. En wie nu dat korte besluit niet kent, of, zooals sommigenhet ongepast of onmo gelijk achtdie zal zeker eer hij aan de helft is al bij de pakken nederzitten. Zeker is hetdat wie met knoeien begint met sleeht- werk eindigtwie op 1 Jauuari al zuchtdie zal weldra gelijken op het zeil hij doodelijke stilte; wie een uur laug voor den sloot staat, overleggende of hij er wel over zal durven springen, die springt er meestal, als hij het eindelijk waagtmiddenin. Wie geen couragie heeftdien haalt de eerste de beste de slaapmuts over den neus. 't Is waareen goed begin is nog geeu waarborg van een goed einde, waut ze zijn er ook, die heel hard beginnen te loopen, maar weldra op sloffen voortkruipendie gouden bergen beloven en in eeu aschhoop te land komenze zijn er die nooit slech ter waren, dan toen zij verzekerd hadden, dat ze beter zouden worden. Maar wjj mogen het dan ook betwijfelen of het begin wel zoo goed was als het scheen. Een mensch maakt zichzelven en ook anderen DE ARME VICARIS. In eeue kleine stad van het graafschap Rochester stierf een rijk Geestelijkedie eeue zeer voordeclige standplaats gehad had. Nauwelijks was de man over leden of eeu groot aantal personen vervoegden zich bij den Minister, en beproefden alle middelen, die men slechts bedenken konde, om dit ambt meester, en in des overledenen plaats gesteld te worden. Een nrmo Vicaris, die in zeker opzicht om niet, en, zoo als men het gewoonlijk noemtooi Gods wil voor den gestorvenendie zeer gierig wasde Gods dienstige verrichtingen in het kerspel had waarge nomen was te beschroomd, om zich aan te melden, en ook inderdaad zoo arm, dat hij niet eens de be hoorlijke kleederen had, om bij den Minister te kun nen verschijnen. Toen het huisraad des overledenen verkocht wordkocht de Vicarisvoor weinige schel lingen eene groote houten kist, welke hij noodig baden die hem toescheenvan binnen zeer ruim te wezen. Ondertusschea bevond hij het tegendeel, en vermoedende, dat er dus een dubbele bodem in zijn moest, ontdekte hij, na lang gezocht te hebben eene verborgene schuif, welke hem bij een geheim kisje brachthetwelk vijf honderd Guinjes (meer dan vijf duizend vijf honderd Gulden) bevatte. Welk een ge zicht voor eenen man die met een teeder door hem bemind talrijk huisgezin, in den letterlijken zin, on der de diepste ellende zuckteHoe gemakkelijk ware het voor hem, zich dezo som heimelijk toe te eigenen zonder dat iemand eenig recht had dezelve terug te vorderen! Sterk was zeker, in zijn geval de verzoe king welke hem echter nocli sterker aan boord klamp te toon zijuo beide kinderen 111 hetzelfde oogenblik ii hem kwamenenop den dringenden toon der de onschuldom eene boterham voor hun wol eens wijs, dat hij den rechten weg gevonden heeftals hij al lang op den verkeerden is. Het kan geen kwaaddat we een en ander eens goed bedenken, nu wij weer een nieuwjaar, een nieuwen loop beginnen. Dit staat toch vast, dat het een slecht jaar voor ons zijn zalals we niet beter zijn of wordendan wij in het vorige waren. Alles wijst er henenwij mooten vooruit en iu de overtuiging, dat dit noodza kelijk en begeerlijk iskan men een duurzamen prik kel tot volharding vinden. Laat ons daarom beginnen met den ernstigen wil, om het leelijke en verkeerde zooveel mogelijk opte- ruimen en wat goed en waar en schoon ismet allo kracht natejagen. Er is niet alleen kans van slagen maar het is zeker, dat we dan over geen prulwerk zullen te klagen hebben. En gaat het niet alles voor den windmoeten we nu en dan eons over een steilen berg klauterenals voortgaan ook maar voor uitgaan isdan zal hot ons niet verdrieten en het werk valt steeds lichter. Wij zijn dan misschien eer wij het weten, waar wij komen wilden. Vrienden, denkt er goed over, als ge een geluk kig jaar voor u wenscht. Wacht dau niet tot het alles precies iszooals gijheel wijs meentdat het zijn moetmaar slaat de handen aan het werkgaat rustig en moedig den weg open het goede begin zal niet het halvemaar het lieele werk goed doen voleinden. X E B E E I A Ji It De berichten omtrent het water luiden weder zeer treurig. Ofschoon nog geene dijkbreuken hebben plaats gehad, hebben toch weer velen schade geledeu en hunne woningen moeten verlaten. Men is niet zonder zorg voor de toekomst en hoopt, dat niet menigvu- dige regens den aanwas zullen doen toenemen. Ook in Duitschlaud is de toestaud treurig en daar zijn ontbijt verzochten. Dan de edele man bleef stand vastig hij omarmde hen onder het slaken van eenen diepen zucht, sloeg de oogen ten hemel, nam haastig do pakjes met Giunjesliep ijlings naar het pastorij huis, overhandigde dezelve den erfgenamen van den overledenen Predikanten verhaalde hunin al des- zelfs omstandigheden, het geheele geval, waardoor hij er aan gekomen was, De laatste, minder edel moedig voorzeker, prezen koeltjes zijn gedrag, niet tegenstaande zij zijne bittere armoede kenden, en be dankten hem, waarop hij, tevreden met zichzelven, naar huis ging. Ondertusschen was deze trek van eerlijkheidwaar over de groote hoop, die weinig tot nadenken over zjjne plichten geneigd of geschikt is, billijkerwijze verbaasd stondbij eenen zijner buren bekend gewor den en liep deze terstond naar den Vicarisdien hij aldus aansprak: „Zijt gij niet al te nauwgezot, mijn vriend? De Voorzienigheid geeft u een middel aan de handom u en de uwen uit den nood te red den en gij maakt er geen gebruik van. Zijt gij niet man en vader" ,,Ik ben menschantwoordde de Vicaris „en ken mijne plichtendoch dit gold behoordezonder eenigen twijfelden erfgenamen. Geloof mij, de nood der mijnen drukt mij zwaar op het hartmaar wat zouden Godsdienst en zedelijkheid beteekeuenindien zijin zulke gevallenals dit niet alle audere neigingen konden onderdrukken V" „De honger" was het antwoord van zijnen buur man „is toch evenwel een scherp zwaardIk be wonder uwe eerlijkheid; maar geloof mij, ik weet nietof ik uwe plaats wel zoo zoude gehandeld hebben." Do Vicaris bracht zijnen vriend, met alle zachtmoe digheid, de plichten onder het oog, die men in soort gelijke gevallen moet betrachtenwaarop dezoter wijl hij deu man ten hoogste bewonderdehem in de volle overtuiging, dat meualzoo handelen moet, verliet. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1883 | | pagina 3