No. 36.
9 September 1882.
5e Jaargang.
h
H
ff
ff
ff
Dit blad verschijnt iederen Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.25franco per post f 0,50,
waarover per hallj aarlij ksche kwitantie
wordt beschikt.
ADVERTENTIEN
voor Vrijdagmorgen 10 uur tc bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Dienstaanbiedingen en
Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent
en AdvertentiÊn tegen 6 cent per regel.
GrooteLettera en Afbeeld, naar plaatsruimte.
Advertentiëu, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den geringen prijs van 25 cents.
Breda. Zomerdienst.
Van Breda naar
Vlissingen.
(1 Juni 188.3.)
Van Vlissingen
naar
Breda.
Breda V.
6,30
10, 6
11,12
2,12
6,32
7,30 1
rj. (bav.)V.
Vl;™nü- (stad.)
7,20
Prinsenbage
6,36
7,36
5,50
6,50
9,30
1,40
5,10
7,20
Liesbosch
6,42
ii
7,42
Middelburg
5,59
7
7,29
9,40
1,52
5,25
7,32
Etten-Lcur
6,49
10,21
2,30
7,49
Arnemuiden
6, 6
9,47
1.59
5.33
7,39
Hoeven
6,56
H
n
7,56
's-IIeer Arendsk.
6,20
10,—
2,12
5,49
7,54
Scppe
7, 6
8, 6
Goes
6,28
7,23
a
10, 9
2,21
6,—
8, 3
Roosendaal y'
7,15
10,37
11,39
2,50
6,58
8,15
Biczelinge
6,39
ii
10,17
2,29
6,13
8,16
7,28
10,51
11,53
3,—
7,20
8,44
8,52
Vlake
6,46
7,35
10,24
2,36
6.21
8,23
Wouw
7,40
11, 1
12, 3
3,12
9, 2
Kruiningen
6,51
10,29
2,43
6,27
8,23
Bergen op Zoom
7,49
11,13
12,14
3,30
7.3S
9,12
Krabbendijke,
7, 1
10,39
2,52
6,38
8,38
Woensdrccbt
7,58
12,23
3,41
n
ii
9,21
Rilland-Ba tb
7, 8
n
10,45
2,58
6,45
8,44
lïilland-Batb
8,11
12,36
3,56
9,31.
Woensdrccbt
7,22
10,58
3,11
7
9, 4
Krabbendijke
8,17
11,36
12,42
4, 3
9,40
Bergen op Zoom
7,32
S, 9
ii
11, 9
3,22
7,14
9,15
Kruiningen
8,27
11,45
12,52
419
ii
9,50
Wouw
7,44
11,21
3,34
7.28
9,26
Vlake
8,33
11,50
12,57
4,25
a
9,55
A.
Roosendaal y'
7,54
S,23
8,40
11,30
3,43
7,38
9,36
Biczelinge
8,43
1, 8
4,37
10, 2
9, 5
S,47
11.43
3,51
4,45
8,39
9,43
Goes
8,52
12, 3
1,17
4.48
8,20
10,10
Scppe
9,15
V
7/
ii
8,49
's-Hccr Arendsk.
9.—
12,11
1,25
4,58
10,18
Hoeven
921
II
8,55
Arnemniden
9,13
1,40
5,14
10,31
Etten-Lcur
9,32
12, 4
4,11
9 5
10, 3
Middelburg
9,21
12,28
1,50
5,25
8,*50
10,20
10,38
Liesbosch
9,39
9,45
w
9.12
Tn. (stad) A
9,30
12,37
2
10,30
10,48
Prinsenbage
9,18
5,35
9,—
10,—
Breda A.
9,50
9,12
12,16
4,23
5,109,23
10.15
10,—
10,10
P RET II EBBE IV.
Er zijn' karaktertrekkendie zieli bij den mensck
nimmer verloochenenal nemen ze bij verschillende
personen en onder verschillende omstandigheden ook
andere vormen aan.
De zucht naar genot is onafscheidelijk van onze
natuur. En of men daarvan langs den eenen of den
anderen weg voldoening zoekt, het komt er ten slotte
op neer, dat ieder gaarne pret hebben wil.
Sommigen zetten een akelig gezicht als ze dit lezen.
Zij zeggen immers, dat zij afkeerig zijn van alles
FEUILLETON.
(Overgenomen.)
GESCHIEDENIS EN OVERLEVERING.
Wellington bij Waterloo.
Bij Waterloo gaf Wellington uitstekende blijken van
zijne bekwaamheid als veldheer, maar hij legde ook
eene tegenwoordigheid van geest, eenen moed en eeue
standvastigheid aan den dag, die op het geheele leger
zeer gunstig werkten. Zijne onverschrokkenheid en
bedaardheid hielden hij allen, die ze opmerkten, den
moed levendig. Op een oogenblik dat de kogels hem
om de ooren floten, zeide hij met een glimlach: „niet
kwaad gemikt; zij vuren beter dan zij in Spanje deden."
Steeds zag men hem op de gevaarlijkste puntenzoo
dat zijne vrienden voor zijn leven sidderden, en toch
terwijl van zijnen staf de een na de andere naast
hem vielontving hij ook niet de lichtste wond. Hij
bestuurde iedere beweging en voerde in persoon menigen
aanval aan, steeds door een vriendelijk woord de ver
moeide soldaten aanmoedigende. Tot het 95ste regiment,
eenen aanval verwachtende, zeide hij: „staat vast
vijfeuuegentigerswij moeten het niet verliezenwant
wat zou men dan in Engeland van ons zeggen Tot
een ander: „daar vallen zware slagen, mijne hoeren
maar wij zullen zien wie het langst aan het slaan blijft,"
Waar hij kwam daar las hij moed en vreugde op het
gelaat der soldateneu menigmaal moest hij het ver
langen om aan to v. lien, dat zich luide kenbaar
maaktebedwingen met te zeggen„nog niet, dap
pere kameraden, staat nog een poosje vast, zoo aanstonds
wat men gewoon is pret te noemen zij bewerendat
zij veel edeler genietingen zoekenja zelfs dat zij
zich schamen zouden met de pretmakers medetedoen
maar ze moeten mij niet kwalijk nemendat ik hen
evenzeer pretmakers noemwant ze zijn even verzot
op hunne genietingen, dikwijls even buitensporig in
de maat en, wat het voornaamste iszij roemen hun
wijze van pretmaken en bevelen li die aanja drin
gen u die opwat zij toch zeker niet doen zouden
als zij zeiven haar niet o zoo prettig vonden.
Ge kunt er dan ook zeker van zijn, dat wie u
zoo plechtig verzekertdat hij totaal afkeerig is van
zult gij ze wel vinden." Toen hij na afloop van het
gevecht over het slagveld van Waterloo terugkeerde,
was hij diep bewogen bij het zien van zoovele zijner
vroegere vrienden en wapenbroeders, die daar dood of
gewond lagen en zijne oogen schoten vol tranen.
„Mijn hart is gebroken," schreef hij, „doorhet ver
lies, dat ik lieb geleden van mijne oude vrienden en
makkers eu mijne arme soldaten. Geloof mij, behalve
een verloren slag is er niets wat zoo treurig is als een
gewonnen slag; voor het grootste dier twee kwaden
heeft de dapperheid mijner troepen mij tot heden toe
bewaard; maar het winnen van znlk eenen slag als
die vau Waterloo, ten koste van zoo menigen braven
vriend, zou men niet anders kunnen noemen dan eene
groote rampindien die niet zulke belangrijke gevolgen
bad gehad voor het algemeen."
Toen de Franschon op de vlucht gingen vervolgde
Wellington hen nog eenigen tijd. Een koloneldie
naast hem reed, ried hem, zelf niet verder mede te
gaan; „het land," zeide hij, „begon boschachtiger te
worden; achter het kreupelhout kon men gemakkelijk
op hem mikken, zijn leven liep hier dus groot gevaar."
„Laten zij maar schieten," was het antwoord, „de
slag is gewonnen; nu heeft mijn leven geene waarde
meer."
Eens was er een edelman bij Wellington aan tafel
eu zeide, met het oog op het onverwachte van Napoleons
inval in Brabant: „Vergun mij eene vraag, in dit
gezelschap zal ik die wel mogen doenwerdt gij niet
verrast bij Waterloo?" „Neen," antwoordde de Her
tog, „maar nu ben ik het."