No. 14. 8 April 1882. 5e Jaargang. Dit blad verschijnt iederen Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.25franco per post f 0,50, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. ADVERTENTIEN voor Vrijdagmorgen 10 uur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel. G-rooteLetters en Afbeeld, naar plaatsruimte. Advertentiënals: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en Dankbetuigingen, niet meer dan acht.regels beslaande, voor den le daarop betrekking hebbende geringen prijs van 25 cents. Een aap, die van kiespijn verlost wordt. Die kiezen heeft kan kiespijn hebben, en of bet nu een monsch of een aap is, men moet medelijden hebben met den lijdei'. Kiespijn toch is erge pijn. Daarvan kunnen velen medepratenom niet te zeggen allenwant wie er niet aan lijdt als liij ze kwijt raakt, die beeft er toch zeker door geleden toen bij ze kreeg. Men zegtdat die met die pijn bezocht worden doorgaans knorrig zijn en wij kunnen ons dit best begrijpen, al meenen wij ook, dat het onbillijk is. Misschien is bet ook minder knorrigheid, dan wel eene uiting van het smartgevoel, dat zich in be paalde gevallen niet ontveinzen laat. Maar het is zeker, dat, wie kiespijn beeft, nie mand onder de oogen krijgtdie hem geen raad geeft. De algemeenheid van die pijnsoort maakt de meuschen medelijdend en stelt ben in staat een heeie dosis recepten te gevendie doorgaans eindigeu met bet eenig zekere hulpmiddel: geduld. En als nu een dier, een aap of een ander exem plaar pyn beeftis men dan ook zoo medelijdend In den regel niet. En zegt deze of gene ook al: „Och! 'tis zondewat heeft dat arme dier een pijn;" men loopt niet zoo hard met de huis- en geneesmid deltjes, en maakt zich liefst, zoo spoedig mogelijk, uit de voeten. Niet alzoo geschiedde het onlangs te Londen. Er was daar in den dierentuin een baviaandie kennelijk aan kiespijn leed. Het dier zat in een hoekje van zijn hok, met den kop tegen den wand gedrukt en hield gestadig een zijner pooten tegen de kaak, terwijl hij van tijd tot tijd kreten van smart deed hooren. Hij at of dronk niet en was niet in het beste humeur, als men hem zocht te naderen. Toen be greep mendat het dier moest geholpen worden en waagde er een krab of beet aan. Het gelukte den baviaan een kies te trekken, die sporen van bederf vertoondeen van dat oogenblik kwam niet alleen 7) FEUILLET O S. DE MISDAAD ONTDEKT. IV. Elyah Carsonde detective, was een merk waardig man. Als men hem zoo zag zitten, zou men niets bijzonders in zijn voorkomen opgemerkt hebben dan een trek van gespannen aandacht op zijn gelaat, maar deze trek verklaarde zijn geheele karakter. Hij was iemand van veel vinding en groofce volhar ding en'daarom volkomen voor zijn beroep geschikt dat hij met de meeste ambitie vervulde. Nu hij bijv. geroepen was om onderzoek te doeu naar den gelieim- zinuigen moord van Anthony Greig dacht hij aan niets anders dan aan de wijze, \yaarop hij zijn doel zou kunnen bereiken. Zoodra de politie het bericht ontving, had men er hem op afgezonden en zijn eerste werk was geweest om den jongen Anthony Greig op te sporen. Hij begreepdat hem dit weinig moeite zon kosten, daar een der klerken van Beesley gehoord had, dat Greig op het punt zijn eetlust terug, maar was hij weder vroolijb als voorheen, hij was van zijne smarten genezen. Ik ben zeker, dat er zijn, die gelachen hebben, toen ze dat in de courant lazen. Hoe dwaas, hebben ze gezegd of gedacht, een aap, die een kies getrok ken wordtalsof men hem dan maar had moeten laten lijden, omdat het een dier was. Gelukkig dat anderen anders dachtendat er in onzen tijd gevon den wordendie zich het lot der dieren aantrekken en hen voor slechte behandeling zoeken te bewaren. Er is misschien wel eenige o verdry ving in het werk der dierenbeschermers, maar er is nog veel meer overdrijving in het oordeel over de dieren, die dikwijls mishandeld wordenalsof ze van alle gevoel ontbloot waren. Honden, ezels, paarden vooral kunnen er van ge tuigen dat men dikwijls niet alleen geen medelijden met hunne smarten heeft, maar dat men ze moed willig smart aandoet en er behagen in schept ze te zien lijden. Soms kan eene geheele schare zich ver maken met plagerijen van dierendie even wreed als onmenschelijk zijn en men zal nog eer den last ver zwaren, dan een enkele hand uitsteken, om dien te verlichten. Zij, die zich daaraan kunnen overgeven, begrijpen niethoe zij zich verlagen en schuldig makenwelk een treurig en afgrijslijk karakter zij openbaren en hoe zij door alle weidenkenden worden geschuwd en verfoeid. De meusch acht zich terecht boveu het redeloos dier verheven, maar hij toont weinig verhevenheid, als hij zijne meerderheid misbruikt tot dierenkwel ling of ongebruikt laat tot verzachting van hunne smaTt. Hij staat veeleer beneden het dierdat zoo het al menschen of dieren smart aandoet, dat niet doet met bewustheid van kwaad doen, maar instinctma tig gebruik maakt van de krachten die het bezit en gebruiken moeten dat in vele gevallen eerst dan smart verwekt, wanneer men het tergt en als het ware tot zelfverdediging dwingt. Dit staat zeker vast, dat wie dieren pijn doet of onbarmhartig laat lijdenof zeer onbeschaafd isof stond naar Londen te vertrekken. In de hoop, dat hij den vluchteling nog zou ontmoetenvóórdat deze de hoofdstad bereikte, verloor hij geen oogenblik tijd, maar ijlde naar het station. Hij had eene pho- tographie van den jongen man bij zichwaarmede hij, geholpen door do beschrijving, die Sinnott hem gegeven had, bijna zeker was Greig, óf op reis óf in Londen te zullen vinden. Met het portret in de hand liep Carson op het plankier heen en weder en richtte zijne Argusoogen onderzoekend op de talrijke reizigers, Plotseling verdween de gespan nen trek van zyn gelaat en glimlachend sprong hij in een waggonwaar een jonge man somber in een hoek zat gedoken. „Mijnheer Greig, als ik mij niet bedrieg?" vroeg Carson, terwijl hij den ander nauwlettend aankeek. Deze schrikte op, maar antwoordde dadelijk: "Ja, zoo heet ik. Maar ik waarlijk ik herinner mij uw naam niet!" Carson Elyah Carson. U kent mij niet. Ik ben hier gekomen om u terug te brengen. Daar is niets aan te doen. Pas op wat ge zegthet is niet noodig clat gy uzelven beschuldigt." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1882 | | pagina 1