No. 17. 23 April 1881. Jaargang. Dit blad verschijnt iederen Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.25franco per post f 0,50, waarover per halfjaavlijlcsche kwitantie wordt beschikt. ADVERTENTIEN voor Vrijdagmorgen 10 uur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS,- Goes. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel. G-roote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. AdvertentiënalsGeboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, vöoï den geringen pri]s van 25 cents. TIJD HE BI* EN. „Tijd is geld*' zegt menen daaruit volgt dan, bij wettige gevolgtrekkingdat veel tijd hebbengelijk staat met veel geld te bezitten. Mén zegge niet, dat dit een rijkdom is, waaruit men niemand betalen kan, want als het kapitaal goed besteed en vruchtbaar gemaakt wordtdan kan men daarmede heel wat doen en menig leelijk gat stoppen. Daarom moet men medelijden hebben met zoove- len, die altijd klagen over gebrek aan tijd, want men zou ze eigenlijk onder de armen moeten tellen. En inderdaad dat zijn ze ookwant de dagelijk- sche ervaring leertdatdie altijd druk in de weer zijn met de klachtdat hun de noodige tijd ontbreekt doorgaans het minste uitvoeren. Er zijn van die naturendie ir vermoeien door hare feuilleton: HARDHEID DER LIEFDE. Een troostwoord voor de wandelaars op de kleine kade. Men strompelde hier,' niet veel jaren geleên, Onder bittere smarten en droevig geween, Over plompe en hoekige steenen. En wie nietin 't gaan op dat hobb'lige pad Langdurige, stevige oefening had, Die brak er licht armen en beenen. Geen sterv'lirig berekent of telt, hoeveel paar Bottines en laarzen en schoenen, per jaar, Op die puntige keien bezweken Al was ook het leder als ijzer zoo sterk De keien zijn doodlijk voor schoenmakers werk, Daar kan hier een ieder van spreken. Maar was ons plaveisel nog harder dan hard, En spotte het nijdig met menschlijke smart, Niet hard was het harte dier braven, Diezorgend voor 't welzijn van 't Goesehe geslacht Zich lieten vermurwen door lijden en klacht Eu klinkers voor keien ons gaven. beweeglijkheid, door hare onafgebroken bezigheid en die toch maar heel weinig op- en afleveren. Beeds met dat klagen over gebrek aan tijd gaat veel tijd verloren. Het bewijst ook, dat men weinig overleg heeft en de zaken niet zoo weet te schikken dat alles op zijn tijd gebeurt en er dan nog wat tijd overblijft. Velen hebben bet druk, omdat zij het zich druk maken en, of alles dooreen halen, of te veel hooi op hun vork nemen, of geen behoorlijke tijd- verdeeling maken. Met wat minder heen en weer draaien, wat minder omslag, wat minder praten, zouden zij wel zeker nog t ijd overhouden. Ze zijn er ookdie altijd tijd hebben. Men zou ze in twee klassen verdeelen kunnen: die dat kunnen zeggen, zonder in iets tekort te komenen dezulken die alles op zich nemen, om eigenlijk niets goed te volbrengen. De eersten zijn onschatbare leden der maatschap pij. Zij zijn het, die wat er gedaan moet worden Vergeefs vraagt de burger: „wat heb ik misdaan, Dat ik weer, tot straf, over punten moet gaan, Die schoenen en voeten doorwonden? Zoo gaan wij terug naar den tijd van voorheen, Toen liet men op spijkers en punten hen treén Die boetten voor leelijke zonden." „Of is het misschien in 'tbelang van de kas, Die immer behoeftig en armals zij was Van klinkertjes ous komt berooven? Maar keien zijn duur en de straat was niet slecht Zou 't voordeel dan zijndat die straat wordt verlegd Dat kunnen wij, keusch! niet gelooven." „Och! als er een bate moet worden gezocht, Waarom dan niet liever wat ouds nog verkocht, Het voorgeslacht zal het niet weten.— Licht vindt menal zoekendesoms nog een kast Of iets, waar een veelbiedend koopman op vlast, Bij vroegere opruim vergeten." „Gij dwazen!" zoo spreekt nu een stem uit de lucht Gij weet niet waarover gij weeklaagt en zucht Gij moest u veel liever verblijden. 't Gemaklieve burgersmaakt zorglooze liên Wij" leeren u, steeds naar uw voeten te zien, I Zoo bieden w'u winste uit lijden. Toen juichte men vroolijk, en riep tot elkaar: Wat wand'len wij zacht, zonder levensgevaar! Ons daag'ljjkseh bestuur dank en eere Maar lacjjniets is hier bestendig van duur Het zoete der aarde verkeert vaak in zuur, Dat kunnen zelfs keien ons leeren. Daar nadert een bende met spa en houweel, Bukt 't straattbpijt weglaat geen enkel stuk heel En gaat dan weer dapper aan 'theien, Och, arme! Zij rooven ous 't eenige pad, Waarop onze voet zbnder smarte nog trad En geven voor klinkers ons keien. Men roept u wel toe: heft de hoofden omhoog! Maar wie zijn belang ooit met ernst overwoog Die leerde steeds buigen en bukken. Wij zorgen als vaders en leeren de jeugd, De doornen te voelen op 't pad van de deugd, Waaraan zich geen mensch kan ontrukken. Gij kunt het gelooven, uw heil weegt ons zwaar; En heter dan n is ons duid'lijk en klaar: Wat kiemt uit de pijn, die u griefde. Gaat moedig dan homp'lende, stromp'lende voort, En denkt onder 't lijden aan 't troostrijke woord Zoo zegent de hardheid der liefde. Klihkeroïkilos.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1881 | | pagina 1