"^STCKÏUi'
No. 16.
16 April 1881.
4e Jaargang.
D
u
v
n
n
w
w
n
f#
n
n
n
H
n
n
n
n
Dit blad verschijnt iederen Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.25franco per post f 0,50,
waarover per halJjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
ADVERTENTIEN
voor Vrijdagmorgen 10 nur te bezorgen bij den
uitgever J. A, ROSS, Goes.
Dienstaanbiedingen en
Dienstaanvragen worden gepiaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel.
Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
AdvertentiënalsGeboorte-, Huweljjks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den geringen prijs van 25 cents.
Staatsspoor
Van Breda naar Vlissingen.
Vlissingen
Breda. Winterdienst.
Van Vlissingen naar Breda.
Breda V,
6,30
10, 1
11,16
2,10
2,24
6,32
7,43 I
V1. (hav.)V.
7,25
Prinsenhage
6,36
6,42
7,49
Vll8smS (stad.)
5,55
6,50
9,30
2,10
5,15
7,25
10,—
Liesbosch
7,55
Middelbarg
6, 6
7,
7,34
9,40
2,21
5.30
7,37
10,10
Etten-Leur
6,49
10,17
2,42
8, 2
Arnemuiden
6,13
6,28
9,47
2,28
5,38
7,44
Hoeven
6,56
u
ii
8, 9
's-Heer Arendsk.
10,
2,41
5-45
7,59
Seppe
7, 6
10,34
8,17
Goes
6,37
7,23
10, 9
2.50
6, 5
8, 8
A.
Roosendaal y'
7,15
11,43
2,35
3, 3
6,58
7,57
8,26
Biezelinge
6.49
10,17
2,58
6,18
8,19
7,26
10,47
11,53
3, 9
7, 8
8,34
Vlake
6,57
7,35
10,24
3, 5
6,26
8,26
Wouw
7,36
12, 3
8,44
Kruiningcn
Krabbendijke
7, 3
10,29
3,12
6,32
8,35
Bergen op Zoom
7,48
11,06
12,14
3,30
7,25
8,56
7,13
10,39
3,21
6,43
8,45
Woensdrecht
7,58
p
12,23
3,41
9, 5
Rilland-Bath
7,20
10,45
3,27
6,50
8,51
Rilland-Bath
8,15
12,36
3,56
9,19
Woensdrecht
7,35
10,58
3,40
7, 5
9, 4
Krabhendijke
8,21
f
12,42
4, 3
n
9,25
Bergen op Zoom
Wouw
7,48
8, 7
11, 9
3,50
7,23
9,17
Krniningen
8,31
11 35
12,52
4,19
9,35
8
11,20
n
7,37
9,30
Vlake
8,36
11,38
12,57
4,25
9,40
Roosendaal y'
8,10
8,21
8,45
11,29
4, 5
7,47
9,40
Biezelinge
8,43
1, 8
4.37
9.51
9, 7
8,31
8,52
11.43
4,10
4,58
8,39
9,47
Gods
8,52
11,51
1,17
4,48
8, 6
10, 2
Seppe
9.17
8,49
's-Heer Arendsk.
9,
11,59
1,25
4,58
10,10
Hoeven
9,23
8,55
Arnemaiden
9,13
1,40
5,14
10,25
Etten-Leur
9,34
8 49
12, 4
9 5
10, 7
Middelburg
9,21
12,16
1,50
5,25
8,35
9, 6
10,20
10,35
Liesbosch
9,41
a
9,12
Vlissine <stad)A-
Viissmg.(havcn)
9,30
12,25
2,—
10,30
,10,45
Prinsenhage
9,47
9,18
5,35
8,45
9,15
1
Breda A.
9,52
9,-
9,17
12,16
4,36
5,23
9,23
10.20
P A A S C II F E E S T.
Het kerkelijk feest, dat overal dezer dagen gevierd
wordt, heelt bij verschillende godsdienstige richtingen
ook verschillende aanleiding. Bij vele oude volken was
het een lentefeest, waarop met ingenomenheid en
blijdschap genoten werd van het goede en schoone,
dat het nieuw ingetreden jaargetijde aanbracht, aan
het ontwaaktenieuwe leven dat den mensch ver
kwikte en bezielde.
Als levensfeest heeft het zeker voor allen, welke
godsdienstige overleveringen daaraan overigens gehecht
zijn, groote beteekenis en waarde.
De mensch heeft behoefte aan gedurige levensop
wekking. Wie het zjjn hier beneden hooger stelt dan
het tjjdeljjk innemen van eene plaats, waarop men
voor zichzelven genieten kanwie zielsbewust is
dat in ons lioogere en betere krachten schuilen dan
die gevorderd wordenom een dierlijk leven te rek
ken en te onderhoudenwie er nog aan gelooftdat
vooi1 ons eene bestemming is, die met inspanning
moet worden gezocht, eene bestemming, om als deel
van het groote geheelnuttig te zjjn die ontkent
het nietdat het leven van tjjd tot tijd moet wor
den opgewekt en door nieuwe krachten ondersteund.
Men moge van zjjue roeping overtuigd zijn en
zelfs gezind daaraan te beantwoorden het is niet te
ontkennendat van tijd tot tijd een prikkel moet
gegeven wordendie krachtig opwektwat anders
insluimeren of althans zich niet ontwikkelen zou.
Daarom begrepen de onde volken reedsdat lente
feesten noodig en dienstig waren. Zjj wilden niet al
leen doen gevoelendat alles wat de natuur te zien
en te genieten geeftin het ontluiken en groeien en
bloeien, tot dankbaarheid stemt; maar zjj wilden ook
aller oog naar de grootsche werken der schepping
henen richten opdat daar wijsheid zou worden ge
leerd en bracht gezocht.
Uitmuntend sloot zich daarbjj later liet geloof
aandat ook op het gebied des zedeljjkeu levens
die vernieuwing, welke onmisbaar is, krachtig werd
medegedeeld en telkeus opnieuw afgobeeld in de her
innering van een levendat zich verhiel' en ver
nieuwde al werd ook de vormwaarin het zich eerst
kennen deedopgelost.
De gedachtenis daarvan wjjdde het lentefeest in
nadruk tot een feest van nieuw leven.
Maar niet alleen de mensch, de menschheid, de
maatsehappjj heeft aan die gedurige vernieuwing on
miskenbare behoefte.
Al gingen er geene klaagtoonen op over veel ge
brekkigs, dat nog bestaat; óver veel teruggang, die
er wordt waargenomen, dan zou het nog redeljjk zjjn
te geloovendat de wet van rusteloozen voortgang
telkens hernieuwde krachten vereischt.
In het huiseljjke en maatschappeljjke leven moet
vernieuwing van levenskracht worden aangebrachten
het is heter daartoe een lentefeest te vierendan ein
deloos' te blijven klagen en zuchten, waardoor de
krachten verlammen en het leven onmogelijk wordt.
Nog altijd meenen velendat de hervorming en
vernieuwing van maatschappeljjke toestanden; de weg
neming van vele belemmeringen voor volksgelukde
bestrjjding van verkeerdheden en gebreken, moet uit
gaan van wetten en strafbepalingen, en zjj dringen daar
op met aanhoudende vragen en eischen aanen zien
voorbjj, dat in wetten, die uit den aard der zaak
beperkingen zijn, geen leven kunnen wekken of iets
duurzaam goeds stichten, en dat wie eene wet noodig
acht, om het kwaad te voorkomen of te bedwingen,
daarmede zichzelven een band aanleggen wil, en dus
van eigen zwakheid getuigt.
De bron van dat levendat den mensch en de
volken vooruitbrengengelukkig maken kanligt in
het gemeenschappelijk streven naar volmaking. Eu
hoe levendiger en duurzamer het beeld voor ons staat
van dat levenwaarin alle krachten samenwerkten
tot het verheven doel van menschelijk aanzjjn, des
te opgewekter zal de taak worden aanvaard en des te
rjjker zal de vrucht wezen.
Wij wekken daarom tot eene bigde en
viering van het levensfeest op. Zijn de
rustdagen van den arbeid, en als zoodanig te waar-
deeren, zij moeten dan ook niet ontwijd worden,
door al die buitensporigheden, die, schande genoeg,
zelfs de godsdienstige feesten van onzen beschaafden
tjjd nog altijd kenmerken. Feestvieren is niet zich
overgeven aan den mensch onwaardige dolzinnigheid
aan verderfelijke uitspatting, evenmin als onvrucht
bare afzondering van de wereld.
Feestvieren werd reeds in oude tijden beschouwd