FEUILLETON. kringzonder ophef of vertoongezonde denkbeel den verspreidt, anderen de hand reikt en opwekt; die allen mogen onder de geringen gerekend wor den, omdat ze zonder titels sa zonder schatten op treden ze zijn niettemin grootja veel grooter dan de opgeblazenendie van hen niets weten willen, omdat ze in hunne schaduw niet kunnen staan. Het beste is daaromdat wij volstrekt niet vragen, hoe of men ons gelieft te beoordeelenof de onbe- dnidenden ons hooger of lager stellen, maar dat wij te rade gaan met het gezond verstand en met ons eigen geweten. Langzamerhand begint men het meer te begrijpen wat de eigenlijke maatstaf is van het waarlijk groote en kleine, en de dwaze begrippen en vooroordeelen vinden niet alleen bestrijdingmaar worden ook reeds hier en daar door wat beters vervangen. Het komt er nu maar op aan de klip van een an der uiterste te ontzeilendat men nietals het schijnbaar grootein zijne kleinheid gebleken is, het kleiue plotseling groot wil maken. Ook hier geldt, dat het geluk voor allen afhangt van ieders bijzonder streven. Daarbij moet geene ijdelheid, geen dwaze eerzucht besturen, maar men stelle zich eerst voor, wat waarlijk groot is en trachte dan dat te bereiken, onverschillig onder welke soort men tot hiertoe gerekend werd. Het is een geluk, dat er voor tal van grooten plaats in de wereld is, en dat niemand dus behoeft te vreezen, dat hij te groot zou worden als zielenadelverstandssehatten en nuttigen arbeid hem vooruit brengen. Laat het klatergoud vrij blinken en schitteren, en lof en begeerte wekken; wie een wezenlijken schat met zich draagt, lacht met dat speelgoed der groo ten en acht zichook bij hun minachtenden blik boven hen verheven. STEVEN EN ZIJN PLEEGZOON. (Eene Schets: uit het Tijdvak tusschen 1650 en 1680.) van a. 'c. w. staking. IX. Vergeefs beproefden nog vijandelijke manschappen tot het behoud der afdamming medewerkend, zich in de schuiten te bergen, waarvan reeds een aantal tot het bespringen der vesting was samengebracht; bij het vreesselijk gieren van den nederstortenden vloed werden zij onbestuurbaar heen en weêr ge slingerd, omgeworpen, en gedeeltelijk, tegen elkan der bonzend, verbrijzeld. Het ledig bedde van de Beneden-Vecht kon' den zoo lang bijeengegaarden, en nu op eens uitgegoten watervoorraad niet verzwelgen. Dezelve klom wijd en breed boven den wederzijdschen oever; alles in zijn pijlsnelle vaart wegsleurenden uren verwaar de stroommet de blijken der vernieling beladen voorbijschuimdehet hart der aanwoners met ijzing vervullend. Toen dit sehrikkeljjk schouwspel had aangevangen zich tusschen den Hardenberg en Ommen te vertoo- nen, was Wouter dadelijk naar buiten gesneld, om hetzelve te zienenzoo hij koudeeen menschelijk wezen, door het water overmeesterd, doch niet in de baren omgekomenuit dezelve 'te redden. Vruchteloos was hij met dit goede oogmerk den Vechtstroom opwaarts langs gegaanen had niets gezien dan lijken, die hij niet bereike konde, en onder welke dat van zijnen trouwloozen zaakbezorger onherkend hem voorbij dreefniets dan vaartuigen hetzjj geheeldoch omgekanteld hetzij in stukken NEDERLAND. Van al de kommandanten der dienstd. Schutterij in Nederland is de majoor M. J. Soutendamte Goes nog de eenigedie versierd is met bet metalen kruis. Hij telt de meeste dienstjaren en is op één na de oudste in jaren. ALLE R LEI. Als een vernuftig, doch tevens zeer lakenswaardig staaltje van vindingrijkheid in het aanlokkelijk ma ken van pasgebouwde huizendeelt men ons mede dat een bouwondernemer onlangs drie hooge door hem gebouwde huizen gratis liet bewonen door een aantal gezinnenonder belofte van strikte geheim houding. Intusschen worden de pereeelen ter verkoop aangeslagen en de voorbijgangersdie de bedoelde huizen geheel en al bewoond zagenmoesten nu den indruk verkrijgen alsof deze pereeelen inderdaad reeds zeer gezocht waren ter bewoning. Of het middeltje heeft geholpenmeldt men ons niet. Wij willen ho pen van neen. De bewering van vele jagersdat sommige vogels vooral snippen, als zij gekwetst zijn, zeiven hun wonden verbinden, is dezer dagen door een nieuw bewijs gestaafd. Verleden week werd bij een jachtpartij te Nord- kausen een snip geschotendie een paar dagen te voren door een der jagers licht gekwest was, en nu op de wond een verband bleek te hebben van zachte buikveerendat een centimeter breed en een milime- ter dik was. Het was met bloed of eenig ander vocht zoo vast er op geplakt, dat het niet met de hand verwijderd kon worden en men het met een mes er af moest snijden. Om de zeldzaamheid van het geval zal de snip naar de jachttentoonstelling te Cleve gezonden worden. KERKNIEUWS. Dhr. C. Van der Weijdenpred. te Waarden, is als zoodanig beroe pen te Dreischor. Dhr. E. Van IJzendijk, pred. te Kattendijkc, heefl bedankt voor het beroep naar St. Anna ter Muiden. en eene mengeling van allerlei voorwerpen, die van de overstelpte rivierboorden waren weggespoelden met bruis bedekt den hollenden stroom volgden. Doch allengs begon het water te zakken: wat de vloed met zich voerdebleef meer en meer aan den kant hakenen als Wouterhet erf van zijnen Pleeg vader bij het wederkeereneen eind weegs voorbij gegaan zijndeeindelijk terugkwam op de plaats waar hetzelve aan de Vecht paalde, meende hij in het struikgewas van den oever een zwak gekerm te hooren. Hij bedroog zich niet; een stervende, die tot het Munslersche leger had behoorden door zijne kleeding een officier van rang bleek te zijnlagop eene be- klagelijke wijs door kneuzingen gewonduitgestrekt. Als Wouter hem meêlijdig hooger op het land poogde te slepen, ontsloten zich zijne oogen, en hij sprak, nauwelijks hoorbaar; „Laat-mij liggen, goede man! mijn uur heeft geslagen; maar zorg, dat ik christe lijk en eerljjk begraven wordeUwe belooning vindt gij in den gordel, dien ik onder mijne kleederen draag." Hij bleek meer te willen zeggen, maar vermocht het niet. Wouter schonk den ongelukkige de eenige ver lichting die hij in staat was hem te verschaffen hij zette zich bij hem nederen gaf zijn machteloos neergezonken hoofd een steuusel aan zijn borst, tot de adem hem verliet. Het lijk hierop naar de woning van Steven over gebracht zijnde, eigende zich Wouter naar recht den gordel des overledenen toe, maar hij voldeed ook nauwgezet aan diens begeerteonder leiding van den braven Roomsch-Katholieken Geestelijke uit de buurt, wiens kerk hij ook niet vergat te bedenken. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1881 | | pagina 2