No. 14.
2 April 1881.
4e Jaargang.
Dit blad verschijnt iederen Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.25franco per post f 0,50,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
ADVERTENTIEN
vóor Vrijdagmorgen 10 uur te bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Dienstaanbiedingen en
Dienstaanvragen worden gepiaatst tegen 5 cent
en Advertentiëu tegen 6 cent per regel.
Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
AdvertentiëualsGeboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodbericbten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingenniet meer dan acht regels beslaandevoor den geringen prijs van 25 cents.
Des eenen vreugd, des anderen smart.
o
„Ieder zijn meug." zegt het oude spreekwoord, in
de volkstaalen het ware te wenschendat men het
meer gelden liet. Er werd dan misschien minder ver
oordeeld gevitgehaat en geplaagdals men ieder
vrij lietom datgene te verkiezenwat hem het meest
aantrekt en aangenaam is.
Maar daarom mogen wij wel eens zeggen, dat
sommige menschen soms al heel wonderlijke keuzen
hebben, ja dat het ons leed doet, dat zij schijnen
behagen te scheppen in datgene, wat anderen tot ver
driet is; dat wij ze nu en dan ontmoeten, die hoog
ingenomen zich toonen met, en zelfs hunkeren naar
dingendie vrij algemeen betreurd en door het ge
zond verstand veroordeeld worden.
Wij kregen daarvoor dezer dagen weder een be
wijs dat ons pijnlijk aandeed en waarop wij meenen
de aandacht te moeten vestigen.
De oorlog, door de Engelschen tegen de Trans-
vaalsche boeren gevoerd, vond. in Engeland zelf,
eene vrij algemeene afkeuring. Niet alleen omdat
men alles, wat oorlog heet, verfoeit, maar omdat
het hier gold de onderdrukking van een vrij volk,
dat geene andere aanleiding gegeven had, om het
aantevallen, dan dat het voor zijn goed recht opge
komen was.
Nadat de Boeren herhaalde gevechten geleverd en
schitterende overwinningen behaald haddenniet om
dat zij vechten wilden, maar omdat zij daartoe ge
dwongen werden, kwam de Engelsche regeering tot
bezinning, wilde over den vrede onderhandelen en
vond de Boeren daartoe volkomen bereid.
De vrede werd gesloten. En wij laten thans daarof
wij aan de duurzaam beid daarvan en aan de oprecht
heid der Engelschen gelooveu. Inmiddels had men
in Engeland eene groote troepenmacht opgeroepen
en ingescheept, om naar Zuid-Afrika te gaan en
zoo noodig den strijd voorttezetten.
Nog voor deze afreisden, kwam het bericht van
den vrede en werd dus order gegeven, de troepen
weder te ontschepen.
Men zou zeggen: wat moeten die menschen blijde
zijn geweest en'gejuicht hebben, dat zij nu niet ge
dwongen warenhunne medemenschendie hen zeker
nooit kwaad deden, in koelen bloede te gaan dood
schieten of verminken. Wat moet het hun goed ge
daan hebben, dat zij niet tot verwoesting van have
en goed werden uitgezonden; dat zij niet als huur
lingen werden gebruikt, om de eerzucht van eenige
enkelen te bevredigen en hun leven te wagen, om
baatzucht en heerschzucht over een onschuldig volk
te doen zegevieren.
Mis gedacht.
De dagbladen zeggendat de soldatendie van bet
moorden werden terug geroepen, zeer bedroefd en
verontwaardigd warenmet booze gezichten de sche
pen verlieten en dus liever in het bloed hadden ge
plast, dan rustig naar hunne standplaatsen terug te
keeren.
Wij willen gelooveudat de krijgsman tuk is op
roemen eeren hemals hij voor waren roem zijn
leven veil heeft, maar wij hebben nooit zooveel roerig
kunnen vinden in moord en plundering, en houden
een krijgsman, die den vrede zoekt voor roemrijker,
dan eendie alleen maar wil vechten en doodschieten.
Maar al kan men ook spreken van lauweren, die
op het slagveld behaald werden wij meenendat het
voor de menschheid vrij wat eervoller en gelukkiger
is, wanneer een band van genegenheid allen ver
bindt geen dwaze heerschzucht de handen aan weer-
loozen slaat, geen hebzucht des anderen eigendom
tot zich trekken wil; wanneer men de menschen
zoekt vooruit te brengen op den weg van beschaving
en van zedelijkheid, en daartoe den vrede zoovee),
mogelijk bevordert.
Daarom achten wij het eene schande voor de mensch
heid van onze 19e eeuw, dat er nog zoovelen-gevon-?
den worden, die in den oorlog behagen scheppen;
dat er zijn, die er voor uit durven komen, dat' zij
treuren, waar anderen juichen over het eindigen, van
een moorddadigen strijd, en dat men het nog als
eene eer aanrekent, wanneer menschen zich boos en
verdrietig toonen, omdat zij hunne medemensehen
niet mogen vermoorden.
Veel daarvan komt voor rekening van heni, die
een valsch begrip van eer en roem voortplanten.
Men prikkelt de onnadenkenden door hen voor te
spiegelen, dat, als zij soldaat worden, hun den weg
open staat, om in een mogelijken krijg wonderen
van dapperheid te doen en bergen van roem te be
halen. Maar indien er dan toch soldaten moeten zijn
laat men de reden van hun bestaan stellen in het
bewaren van orde, het handhaven van recht, in
één woord: in het waken voor alles wat den vrede
kan bewaren. Dan wijst men den weg fcot ware eer.
De Engelsche soldaten werden zeker ook tot een
welgemoed heentrekken aangespoord, door hen in
den waan te brengen, dat zij in het tuchtigen der
onschuldige hoeren gelegenheid zouden vinden om te
schitteren, en daarom zeker hebben zij- gemord en
geklaagd toen zij bevel kregen te huis te blijven.
Waarom die menschen niet gezegddat zij het voor
recht hadden zich van bloedige handelingen te kun
nen onthouden, dat zij bewaard werden dood en
verderf te gaan brengen onder hunne medemenschen
zij zouden wel zeker dan gejuicht in plaats, van ge
klaagd hebben.
Maar al zyn er dan ookdie onmenschelijk; genpqg
zijn, om over den gesloten vrede te treuren,, ze zyu
gelukkig niet velenin vergelijking van de blijden
en jubelenden, en wij merken met dankbaarheid op
dat al meer en meer de overtuiging gevestigd worclt
dat de staande legers een ondergang zijn voor vele
staten dat de oorlog eene schande is voor de be
schaafde wereld en dat bestendige vrede de on
misbare voorwaarde voor den bloei en den roem der
volken is.
MEDE RJL ANP.
In het N. v. d. D. zijn eenige welsprekende cij
fers gegeven betrekkelijk bet drankgebruik in Neder
land. Daaruit blijkt, dat nagenoeg van elke 100
zielen één gepatenteerd drankverkooper is. Er zijn
namelijk in ons land 3906 slijters, 25090 tappers,
4962 kroeghouders en 1027 koffiehuishouders en on
der deze allen slechts 169, die enkel patent hebben
als bierslijter.
In 1850'51 bedroeg het totaal getal drankver-