No. 13.
26 Maart 1881.
4e Jaargang.
n
n
H
tl
n
n
n
Dit blad verschijnt iederen Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.25franco per post f 0,50,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
ADVERTENTIEN
voor Vrijdagmorgen 10 uur te bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Dienstaanbiedingen en
Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel.
Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den geringen prijs van 25 cents.
Staatsspoor Ylissing-i
Van Breda naar Vlissingen.
en Breda. Winterdienst.
Van Vlissingen naar Breda.
Breda V.
6,30110, 1
11,16
2,10
2,24
6,32
7,43 I
Vlissing.
7,25
Prinaenhagc
6,36!
n
7,49
5,55
6,50
9,30
2,10
5,15
7,25
10,—
Licsbosch
6,42
7,55
Middelburg
6, 6
7
7,34
9,40
2,21
5,30
7,37
10,10
Etten-Leur
6,49
10,17
ii
2,42
8, 2
Arnemuiden
6,13
9,47
2,28
5,38
7,44
Hoeven
6,56
V
8, 9
's-Heer Arendsk.
6,28
a
10,—
2,41
5.45
7,59
Seppe
7, 6
II
8,17
Goes
6,37
7,23
10, 9
2.50
6, 5
8, 8
A.
Roosendaal y'
7,15
10,34
11,43
2,35
3, 3
6,58
8,26
Biezelinge
6.49
10,17
2,58
6,18
8,19
7,26
10,47
11,53
3, 9
7, 8
7,57
8,34
Vlake
6,57
7,35
10,24
3, 5
6,26
8,26
Wouw
7,36
12, 3
ii
8,44
Kruiningen
7, 3
10,29
3,12
6,32
8,35
Bergen op Zoom
7,48
11,06
12,14
3,30
7,25
8,56
Krabbendijke
7,13
10,39
3,21
6,43
8,45
Woensdrecht
7,58
12,23
3,41
a
9, 5
Rilland-Bath
7,20
10,45
3,27
6,50
8,51
Rilland-Bath
8,15
12,36
3,56
4, 3
ii
9,19
Woensdrecht
7,35
10,58
3,40
7, 5
9, 4
Krabbendijke
8,21
12,42
a
9,25
Bergen op Zoom
7,48
8, 7
11, 9
3,50
7,23
9,17
Kruiningen
8,31
11 35
12,52
4,19
a
9,35
Woaw
8
11,20
7,37
9,30
Vlake
8,36
11,38
12,57
4,25
a
9,40
A
Roosendaal y'
8,10
8,21
8,45
8,52
11,29
4, 5
7,47
9,40
Biezelinge
8,43
1, 8
4.37
a
9.51
9, 7
8,31
11.43
4,10
4,58
8,39
9,47
Goes
8,52
11,51
1,17
4,48
8, 6
a
10, 2
Seppe
9.17
H
a
8,49
's-Heer Areudsk
9,—
11,59
1,25
4,58
a
10,10
Hoeven
9,23
8,55
Arneraaiden
9.13
1,40
5,14
10,25
Etten-Leur
9,34
8 49
12, 4
a
9 5
10, 7
Middelburg
9,21
12,16
1,50
5,25
8,35
9, 6
10,20
10,85
Liesbosch
9,41
9,12
9,30
12,25
2
10,30
10,45
Prinsenhnge
9,47
9,18
5,35
8,45
9,15
Breda A.
9,52
9,—
9,17
12,16
4,36
5,23
9,23
10 20
LENTE.
Volgens den almanalr zijn wij reeds eenige dagen
in de lentemaar te oordeelen naar sneeuw en hagel
daarbuiten, is de almanak bepaald in de war.
Als de dagen niet langer werdendan zouden we
eerder meenen den winter dan den zomer te naderen
Sommigen zeggen,,'t is bier ook een ellendig land
negen maanden koude en drie maanden slecht weer
andereu gelooven aan eene verwarring in de seizoenen,
omdat vroeger, zeggen ze: ,,de zomers warmer, de
winters konder waren en het voorjaar op zijn tijd
een aanvang nam."
Ieder weet wat te zeggen tot verklaring van min
aangeliame verschijnselen; maar ze brengen ons niet
veel verder, dan dat wij blijven uitroepen: „wat is
het koud
Eigenlijk hebben wij er weinig aanof wij weten
waardoor het 'zoo koud is en hoe het in vorige tijden
wasmaar verstandigen zeggendat er in den onden
tijd ook wel eens een koud voorjaar geweest is en
dat de almanak wel altijd bij 21 Maart geschreven
heeft: „begin van de lente"maar dat hij daarom niet
altijd een zoele lucht en zonneschijn en mooi weer
heeft medegebracht.
Toch is die almanak leep en voorzichtigwant hij
schrijftdat de lente beginten evenmin als een pas
geboren kind aanstonds een geleerde kan wezen,
evenmin kan men vergendat alles wat de lente
liefelijks heeft, reeds op den eersten dag zal worden
gezien.
„De lente liefelijk?" zoo vragen sommigen spottende,
terwijl zij hun dikke overjas tot den hals dichtknoopen.
Maar waarom niet? vragen wij op onze benrt,
ziet ge dan niet hoe, ondanlss het gure weder, alles
ontluikteen nieuw en frisch groen wordt gezien en
reeds vele bloemen het oog verkwikken.
Of ziet gij dat wellicht niet, omdat gij nu eenmaal
meent, dat het te koud is, of omdat gij zoovele an
dere zaken in het hoofd hebt, of wel, behoort ge
misschien tot hen, die bloemen en bloemencultuur
onbeduidend en dwaas vinden en daarom den neus
optrekken voor ie.ts, dat overal elders voor alle standen
een genot en uitspanning is.
Voor die ijzige naturendie koud zijn voor het
schoon der natuur, hindert een guur voorjaar niet,
voor hen behoeft de lente hare lieflijkheid niet te
ontdekken. Voor wie geen tijd, geen lust, gè'én zin
heeft, om optemerken hoeveel pracht en rijkdom de
ontluikende natuur te aanschouwen geeft, ban het
gerust sneeuwen en stormen, terwijl ze in het
muffe vertrek zitten te rekenen of te suffen, of wel
even uitloopen, om zaken te doen.
Er is eene andere beschouwing van de zaak.
De lente komt op haar tijd en verloochent haar
levenwekkend karakter niet, al brengt ze ons niet
aanstonds wat we het liefst zouden hebben. Moeder
natuur gehoorzaamt onafgebroken aan de eeuwige
wetten, die haar beheerschen, terwijl hare kinderen
het met gehoorzamen dikwijls zoo nauw niet nemen.
Het nieuwe leven ontwikkelt zich alweder, zij het
langzaam, maar zeker, en wie met een rustig ver
trouwen de volgende dagen te gemoet gaat, zal het
weleven als altijd te vorenbevestigd ziendat de
vruchten van dat ontwaakte en verfrischte leven niet
uitblijven al worden verwachtingen en berekeningen
die men in eigen belang maakte, niet onbepaald
vervuld.
Laat het zijndat de lentezon nog niet zoo vrien
delijk en koesterend schijnt, als wij wel zouden ver
langen laat de ontwikkeling daarbuiten niet met dien
snellen vaart gaandie toch ook weer eene schaduw
zijde heeftna den langen en grauwen nachtis toch
weder de morgen aangebroken en gaan wij een nieuwen
dag te gemoet, hoopvol, juist omdat wij zien, hoe
alles zich toerust tot den arbeid, tot leven en vrucht
geven.
Ook het leven heeft zijn lente, die niet altijd on
der vroolijb en helder licht wordt doorgeleefd, maar
die een te schooner zomer bereidtnaarmate" zij iheer
krachten verzameltom een volgend tijdperk' vrucht
baar te maken.
En eigenlijk moet het ook bij ons, al Wordèh wïj
ouder, telkens weder lente zijn, dat is, wij moeten
steeds, onder al het voorbijgaande, nieuweti lnstnieuw
leven trachtte te verkrijgen, met nieuwen möBd ons
aangorden en ons opfrisschentot voortzetting van
de levenstaak, die eiken dag nieuw voor ons is.
Boomen en planten worden ook oudermaar prij
ken telkens weder met nieuwe bloemen en nieuwe
vruchten, ze houden niet op met herhaald ontwik-