VOLKSBLAD.
1871.
No. 41.
VEREENIGING VOOR VOLKSBELANGEN TE GOES.
14 October.
DE ZWAARSTE LAST.
en Vü
TWEEDE JAARGANG.
Dit blad verschijnt iedéren Zaterdag.
De prijs per Jaar ƒ0,50.
Franco per post 0,80.
Te voldoen in driemaandelijksche
termijnen.
g.|«üntl£rl. Dfonrmm Diensta^nvragen^'worde^geplaatstlTo Cents.
it 1 PpTit Advertentiën tegen 5 Cents per regel.
Groote letters en Afbeeldingen
naar plaatsruimte.
De Advertentièn moeten Vrijdag vóór 12 uur bij den Uitgever bezorgd worden.
We kunnen het ons begrijpendat ieder meent
het zwaarste pak te dragendat menigeen met
benijdende oogen naar zijn buurman zietmeenende
dat deze het vrij wat gemaklijken heeft dan hij.
Tan hetgeen ons op de schouders gelegd wordt
voelen wij den last; wij bukken er onder, vooral
wanneer dit wat lang moet gedragen worden en
steeds denkende over onszelven en over onze be
zwaren denkt men er niet aandat het pakje van
onzen buurmanmisschien nog zwaarder weegtja
welligt door ons niet te dragen zou wezen.
En toch als wij eens goed wisten wat er op an
deren drukt; als wij eens de lasten verruilen mog-
tenhoe geheel anders zou dikwijls ons oordeel zijn.
Ik dacht daaraan, toen ik dezer dagen van de
mijnwerkers in Engeland las, dat zij een ernstig
adres bij de regeering hebben ingediend om toch
eindelijk eens de wettelijke regeling van den arbeid
in de mijnen, ter hand te nemen.
Duizende van die mijnwerkers arbeiden dage
lijks bonderde voeten onder den grondom aan
millioenen brand- en lichtstof te verschaffen. We
kunnen ons nauwlijks een denkbeeld maken van
het moeilijke van hunnen arbeidvan de bezwa
ren en gevaren daarmede verbonden en dan wor
den die arbeiders nog gedrukt door onbillijke en
willekeurige bepalingen omtrent den tijd, dien zij
aan den arbeid besteden moeten; door beknibbe
ling op het loondat hun daarvoor toekomt.
Volgens geloofwaardige berichten is het een jam
merlijke toestandwaarin die mijnwerkers verkeeren
en hebben zij alle recht, dat er aan verbetering
daarvan, van regeeringswege worde gedacht.
Men zegge niet: die menschen zijn voor dien
arbeid als het ware geborenzij zijn er bij opge
voed, zij zijn er aan gewoon geworden. Dat alles
is waar, maar dat neemt niet weg, dat de arbeid
toch zeer zwaar kan wezen en dat elke onbillijke be
jegening dan op hen nog veel zwaarder drukken moet.
Hoevele arbeiders klagen over den omvang en
duur of over de slechte belooning van hun werk.
Ik zal niet zeggendat ze niet dikwijls gegronde
reden daarvoor hebben en dat men wel zou kun
nen wachten, om aan hunne klachten tegemoet te
komen. Waar onrecht gepleegd wordt, van wel
ken aard ook, moest er geen oogenblik getalmd
worden om dat wegtenemen.
Maar zou de raad zoo slecht zijnals wij de
klagende arbeiders boven den grond opwekkenom
zich eens met die onder den grond te vergelijken.
Verbeeldt u die menschen die reeds op gevaar
lijke wijze de plaatswaar zij zullen arbeidenmoe
ten bereiken; die slechts door flauw kunstlicht de
vreeselijke duisternisdie hen omgeefteenigzins
kunnen verdrijven; die door kunstmiddelen het genot
van versche lucht moeten krijgen en daar beneden
zwaar werk doen, zonder dat iets hen opvrolijkt,
tenzij zij zelve opgeruimd en welgemoed zijn.
En stelt daartegen over den arbeider onder ons,
die te midden van de menschen zijn arbeid ver
richt, vrij de lucht inademt, door vrierfdelijk dag
licht tot vrolijkheid wordt gestemd; die, al is zijn
taak ook zwaar, na weinige uren zich.weder in
den kring der zijnen voor oogenblikken komt ver-
poozen en tusschensoms ook bij den arbeidvan
het gezellige leven geniet.
Voor wie zou de last het zwaarste zijnvoor den
mijnwerker die jaren lang reeds vergeefsche pogin-