ïendvan wien iedereen verzekerdedat hij reeds zoovelen geholpen hadvoor het minst zou deze hem raden, zoo hij met de daad niet helpen kon. Nog eens legde hij zijn verleden en wat hij wilde bloot't was of hem meer moed gegeven werd dooi de wijze waarop hij werd ontvangen en als met in gehouden 'adem luisterde hij naar het antwoord dat hem op vriendelijken toon werd gegeven. „Gij bedriegt u niet, sprak de menschenvriend, als gij meent, dat oor en hart bij mij open zijn voor al wie hulp behoeft. Ik vraag niet wat iemand misschien misdreven heeftmaar alleen wat ik doen kanom hem tot een goed bedrijf te helpenzoo menigeen heeft zich reeds tot mij gewend en niet vruchteloos. Ook met u heb ik waarlijk deernis. Het staat vast, dat gij moet geholpen worden en gaarne zou ik de eerste zijn, maar, tot mijn leedwezen moet ik u zeggen, dat het mij voor 't oogenblik onmogelijk is. Ik heb juist geen eene plaats over, die gij zoudt kunnen vervullen. Waart ge een paar weken vroeger gekomendan had ik u uitstekend kunnen helpendoch bij den besten wil kan ik thans niet. Ik beloof u intusschen dat ik uw belang in gedachte zal houden en gaarne wil ik u aanbevelen „Mag ik dan later eens terug komen?" vroeg Willem. „Och! dat is niet noodig. Ik zal er wel aanden ken en ik weet toch waar gij woont. Zoodra mij iets voorkomt zal ik aan u denken." De tweede teleurstelling was grooter dan de eerste. Niet omdat hij op dadelijke hulp gerekend had, maar omdat men hem uitstelde en aan zijn lot over liet. Hij moest werken zou hij te eeten hebben hij moest kunnen werken om te toonendat hij de hulp waardig wasdie in zijne behoefte zou voorzien. Mistroostig voortwandelende maakte hij eene ver gelijking tusschen de beide ontmoetingen. Wie had het best met hem gehandelddie hem onmeedo gend afwees, of die hem met sohoone woorden liet henengaan? Het harde woord dat ons afwijst is soms wel dadiger dan de ijdele troost, die onbestemde be loften aanbieden. Slot in het volgend No.) Nederland. De uitslag der verkiezingen voor den Gemeenteraad is geweest, dat herkozen is de heer A. Nortier met 155 stemmen. Er moet eene herstemming plaats heb ben tusschen de heeren Mr. J. H. de Laat de Kanter die 104, B. M, den Boer die 105, Mr. J. A. van Hoek; die 100, Mr. aM.B. Hanlo die 98, I. J. Paardekocper die 110 en W. F. Busing die 88 stemmen verkregen. Er waren 274 stemmen uitgebracht. 122 kiezers zijn te huis gebleven. Naar wij vernemen, is op last van den Minister van Marine, de aanwerving van scheepsjongens sedert eenige jaren gesloten weder opengesteldzoodat op passende knapen van een gezond en robust gestel, die lust in den zeedienst hebben, met toestemming hunner ouders of voogden, bij de marine in dienst kunnen treden. 11e lengtemaat welke vereischt wordt, is voor jongens van 14 a 15 jaar minstens 1,40, van 15 a 16 jaar minstens 1,45, van 16 a 17 jaar minstens 1,48 meters. Op enkele plaatsen doet zich een begin van aard appelziekte voor, maar er is veel verbouwd en liet pro duct staat uitmuntend te velde, zoodat een ruime oogst wordt verwacht, indien de ziekte geen te groote uit breiding neemt. De geneesheer van Lansdorp (N.-H.) deelt mede, dat op sommige scholen meer dan de helft der kinderen niet is ingeënt. De pokziekte tiert er dan ook welig en sleept menig bewoner ten grave. Uit het Buitenland. De dag waarop men in Frankrijk zal beginnen de talrijke gevangenen te oordeelen is nog niet bepaaldmaar onder - tussehen laat men hen niet aan hun lot overmen tracht zoo veel mooglijk de onschuldigen te ontdekken en stelt ze dan in vrijheid. Zij die men verwacht dat ophelde ringen zullen kunnen geven, blijven nog voorloopig in arrest. De schuldigen zullen waarschijnlijk gezonden worden naar Nieuw-Caledouie; reeds worden op vele plaatsen vervoerbare hutten gebouwd waarin deze lieden in de strafkolonie zullen moeten wonen. Evenals in der tijd het plan om aan Prinses Louise van Engeland van Staatswege een huwelijksgift aan te bieden zoo ontmoet ook het voornemen der regeering om aan Prins Arthur bij zijne meerderjarigverklaring een jaargeld toe te kennen, onder de Engelsche werklieden vooral, veel tegenstand. Onlangs werd te Birmingham eene meeting gehouden waar ongeveer 1590 personen tegenwoordig waren. Do volgende resolutie werd aangenomen: daar er voor de regeerende familie reeds op afdoende wijze is gezorgd, protesteeren we er tegen dat nog meer Staats geld zal worden verspild aan Koninklijke kostgangers. De onderofficier Hiksch een Israëliet, die zich reeds in 1866 bij de landweer had onderscheiden, heeft zich in den laatsten oorlog bij de gevechten voor Belfort weder zoo moedig en beleidvol gedragen, dat zijne superieuren besloten liem tot vice-Feldwebel deze behoort tot het officierskorps te bevorderen. Wat in het Pruissische leger bijna nooit gebeurt, had nu plaats. De Kommandant von Debschütz weigerde de benoeming goed te keuren, met de officieele vermaning aan den Majoor om voortaan geen jood tot officier te bevorderen.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1871 | | pagina 2