r voegen ONZE KOOPVAARDIJVLOOT. Moeilijkheden bij de vlootvernieuwing. LUCHTVAART MARINE EN LEGER SCHEEPV AARTBERICHTEN De Nederlandsche reeders vergaderen. KERK- EN SCHOOLNIEUWS IVOROL-tandpasta is de beste! 34 I I I L Kruisende VLIEGTOCHT NEDERLAND—-INDIË ZONDER TUSSCHENLANDING. Winnaars van de prijsvraag geven toelichting op hun ontwerpen. Onder auspiciën van de afd. verkeer en Verkeerstechniek van het koninklijk insti tuut van ingenieurs en van het comité „Vliegtocht NederlandIndië" is Woensdag in hotel Wittebrug te 's-Gravenhage een samenkomst gehouden, waarin de heeren H. J. Kremer, ir. T. J. W. van Lammeren en dipl. ing. E. A. Driessen, resp. 3e, 2e en le winnaar van de door genoemd comité uitgeschreven prijsvraag „Vliegtocht Neder landIndië zoncftr tusschenlanding" n a- clere in hoofdzaak technische toelich tingen hebben gegeven van hun ontwerpen. De heer H. J. Kremer gaf een toelichting Van het door hem onder het motto „Veilig heid" ingediende ontwerp, waarvoor hij de technische gegevens voornamelijk verkreeg uit vergelijking met andere (bestaande) vliegtuigen. Zijn ontwerp berust op diesel- tractie, waarvan hij de voordeelen schetste. Het leeggewicht van „veiligheid" be draagt 7250 kg., het totaal gewicht 16000 kg. Uitgegaan is van een vluchtduur van 34 uren en een snelheid van 300 K.M. per uur bij volle belasting op 6000 M. hoogte. De kostprijs wordt gesteld op 1.200.000. Gerekend is op een bemanning van zes man, nl. twee vliegeniers, twee marconisten en twee werktuigkundigen. Ir. J. W. van Lammeren, zijn ontwerp „PH-L.A.V." behandelend, zei, dat het was ontstaan uit zijn ontwerp van een driemo- torig geheel metalen vliegtuig voor den dienst AmsterdamCurasao. De kruissnel heid is gesteld op 300400 K.M. per uur en de reisduur op 3648 uren, welke echter bij afsnijding van bepaalde stukken der be staande route kan worden bekort tot 30 40 uren voor een route AmsterdamAthe ne—KarachiBatavia. De romp van het door hem ontworpen vliegtuig is zuiver stroomlijnvormig, het landingsgestel is ge heel intrekbaar. De maximale snelheid is ruim 550 K.M. op 5150 M. hoogte. De rompconstructie bestaat uit een bui- ten- en een- binnenwand, welke door langs- stringers aan elkander zijn verbonden. Het totaal gewicht is ongeveer 35000 kg. Wat de bouwkosten betreft, rekent spr. op 2.700.000. Ir. E. A. Driessen verkreeg hierna het Woord ter behandeling van zijn met den eersten prijs bekroonde ontwerp „De nieuwe Weg". Het gekozen vliegtuigtype is dat van den vliegenden vleugel. Het laagste brandstof verbruik wordt bereikt door den diesel motor, Spr. kwam tot een totaal gewicht van 17.500 kg. en een leeggewicht van 8000 kg., zoodat rekening gehouden, met het gewicht aan bemanning en betalende lading een maximale hoeveelheid brandstof en smeer olie van 9000 kg. of wel 10.000 liter kan worden meegenomen. Aan betalende lading kan, indien voor een afstand van 17.500 K.M. brandstof aan boord moet zijn, 850 kg. worden meegevoerd. Indien men evenwel halverwege een tusschenlanding zou maken om brandstof bij te vullen, zou de betalende lading reeds met een belangrijke hoeveel heid toenemen, en wel tot plm. 4250 kg. Wat de kostenraming betreft, spr. rekent voor onderzoekingen en windtunnelproeven 50.000, voor bouw en beproeving van een klein vliegtuig 200.000 en voor den bouw van het definitieve vliegtuig 1.000.000. De jaarlijksche inkomsten berekent hij, indien een vliegtuig per week slechts een retourvlucht maakt op 1.170.000, waar voor 2000 uren ad 585 wordt gevlogen. Hierna werd gelegenheid gegeven tot het Stellen van vragen, waarvan enkele heeren gebruik maakten. De heer Slot (Kon. Mij. „De Schelde") was van oordeel, dat op het gebied van het staartlooze vliegtuig, waarmee spr. den helaas te vroeg ontslapen uitvinder Grun- feld belangwekkende prestaties heeft zien verrichten, de proefnemingen moeten wor den voortgezet. Spr. hoopte, dat men tot een verdere uit werking in de onderhavige projecten zal komen en dat de industrie in de gelegenheid zal'worden gesteld, daaraan deel te nemen. Het theoretische en het tunnelproject moe ten echter eerst zoo goed mogelijk worden beproefd. Telegram van Koolhoven over prijsvraag. De vliegtuigbouwer F. Koolhoven heeft aan de vergadering het volgende telegram gezonden „Door drukte verhinderd meen ik via de zen weg uw vergadering ernstig te moeten waarschuwen voor publicaties, welke door anedewerking instituut (bedoeld het Kon. Instituut van Ingenieurs. Red.) indruk zou den kunnen wekken, dat dezen ontwerpen het kunnen der Nederlandsche vliegtuig industrie weerspiegelen. Immers mededin gers hoofdzakelijk employees K.L.M., welke verkeersmaatschappij zeker niet bakermat Nederlandsche vliegtuigindustrie genoemd mag worden." w.g. Koolhoven. Dit jaar geen Engelsche transatlantische luchtdienst. In het Engelsche Lagerhuis heeft kapt Balfour, de ondersecretaris voor de lucht vaart gisteren in antwoord op een gestel de vraag verklaard, dat het, aangezien de defensie vóór moet gaan, niet mogelijk zal zjjn, dit jaar een transatlantischen lucht dienst in te stellen, zoals men gehoopt had. Dit besluit is met grte schoorvoetendheid genomen en alles zal in het werk worden gesteld om dezen dienst, zoo spoedig de omstandigheden dit veroorloven, weer te openen. VLIEGTUIGONGELUK IN ARGENTINIË Vier dooden. In de provincie Catamarca in Argentinië is een ernstig vliegtuigongeluk gebeurd. Tij dens het zoeken naar vermiste jagers is een hospitaalvliegtuig van de Aeroclub in den mist tegen een bergtop opgevlogen. Het toestel werd vernield. De bestuurder, -de mecanicien en twee andere inzittenden von den den dood. INTERESSANT „MAJRINEBLAD"- NUMMER, Het April-nummer van het „Marineblad", het maandblad van de Marine Vereeniging, is bijzonder belangwekkend van inhoud, ook voor den niet-marine-man. Wij denken daarbij zeker niet in de laat ste plaats aan het boeiend geschreven arti kel over Admiraal Sims (van de hand van den luitenant ter zee le kl. C. J. W. van Waning), een artikel waaruit heel wat te leeren valt voor ieder die in eenigerlei func tie leiding moet geven. De in onze omgeving welbekende heer G. Mante schrijft over „beschermingsmaatre gelen ter koopvaardij". Wij vinden er foto's in van de tewaterlating van de „Isaac Sweets" te Vlissingen en vestigen verder de aandacht op een lang niet malsche cri- tiek op de betrouwbaarheid van het dezer dagen verschenen Weyers Taschenbuch der Kriegsflotten. Het Marine-blad bevat sinds geruimen tijd artikelen die niet oppervlakkig zijn, maar anderzijds zóó frisch werden geschre ven, dat het blad ook voor hen die niet tot de Marine behooren, belangwekkend is. Daarom twijfelen wij er niet aan, of de des kundigen in Marlnekringen zullen deze vlot geschreven maar niettemin uitermate gede gen vak-literatuur, dubbel weten te waar- deeren. Het scheepvaartverkeer tusschen Amerika en Scandinavië wordt gedeeltelijk hersteld. Het scheepvaartverkeer tusschen de Ver- eenigde Staten en Petsamo zal volgens Havas de volgende maand gedeeltelijk worden hersteld. Vernomen wordt, dat de reederij Thoroen op 1 Mei een dienst zal openen tusschen de Vereenigde Staten en Petsamo. Andere buitenlandsche reederijen zullen volgen, zoodra de positie der Scandinavische sche pen duidelijk zal zijn. Engelsch stoomschip aan de zuidoostkust van Engeland gezonken. Het te Glasgow thuisbehoorende Engel sche stoomschip „Girasol" (648 ton) is gisteren aan de zuidoostkust van Enge land gezonken na een botsing met het te Liverpool thuisbehoorende stoomschip „Contractor" (6000 ton). Alle elf leden der bemanning van de „Girasol" zijn van avond ongedeerd door de Belgische sleep boot „Ricard" in een haven aan de zuid oostkust binnengebracht. DE SCHOTEN OP DE „PASTOR PYPE". Waren van eigen schietoefeningen. Het onderzoek, dat is ingesteld naar het Belgische hydrografische schip Pastor Pype, dat Dinsdag op de Noordzee ten W.' van Oostende was beschoten, heeft vastge steld, dat het schip niet door een vlieg tuig is aangevallen, zooals eerst geloofd werd. De „Pastor Pype", die deelnam aan schietoefeningen, werd getroffen door ver dwaalde Belgische kogels, die in de hut in sloegen. Niemand werd gewond. Aan het jaarverslag van de Nederland sche Reedersvereeniging over 1939 wordt ontleend De totale Nederlandsche koopvaardijvloot bestond op 1 Januari 1940 uit stoomschepen met aantal b.r.t. Nederl. zeebrieven 265 1.151.257 motorschepen met Nederl. zeebrieven 547 1.167.089 stoomschepen met Ned.-Ind. zeebrieven 99 309.797 motorschepen met Ned.-Ind. zeebrieven 58 142.560 stoomschepen met Curagaosche zeebrieven 37 100.734 motorschepen met Curagaosche zeebrieven 10 3.850 motorschepen met Surinaamsche zeebrieven 2 1.102 zeilschepen met en zonder hulpvennogen 115 13.864 Totaal 1133 2.890.253 De tonnage onder Nederlandsche vlag vermeerderde met 132.118 b.r.t. Volgens deze cijfers, ontleend aan gegevens van de scheepvaartinspectie, die eenigszins afwij ken van de tevoren vermelde cijfers, van Lloyd's Register, is de vloot nog 2 klei ner dan in 1931. De tankvloofc bestaat uit 121 schepen, metende 550.329 b.r.t. of 19 van de to tale vloot. Zonder deze tanktonnage is het percentage van den achterstand vergeleken met 1931: 13 Toegenomen is eveneens de tonnage der kleine motorschepen, die in de kust en korte vaart een belangrijke rol speelt. In 1939 werden 52 schepen aan de vloot der leden toegevoegd, hiervan vormde de tanktonnage 32 Voor den dienst op Ne- derlandsch-Indië werden een groot passa giersschip en 4 lijnvrachtschepen in de vaart gebrachtvooits werden voor de groote vaart een gemengd vracht- en pas sagiersschip en 14 vrachtschepen in bedrijf gesteld aan de vloot voor de korte lijn- vaart werden 2 nieuwe passagiersschepen en 3 nieuwe vrachtschepen toegevoegd. In Nederlandsch-Indië kwamen 8 nieuwe schepen in de vaart. Voorts werden verscheidene schepen, voornamelijk voor de tankvloot bestemd, naar het buitenland verkocht, terwijl eeni- ge schepen, o.a. 2 passagiersschepen voor de transatlantische vaart in het buitenland werden aangekocht. Op 31 December 1939 waren in aan bouw: voor de lijnreederijen in de groote vaart een passagiersschip, 4 gemengde vracht- en passagiersschepen, 7 groote en 4 kleine vrachtschepenvoor de tranp- WIJ VERLOREN 23 SCHEPEN EN 237 MENSCHENLEVENS. Pleidooi voor een „vrije vaargeul De Nederlandsche Reedersvereeniging heeft gisteren te 's-Gravenhage haar jaar- Igksche algemeene vergadering gehouden. De voorzitter, de heer E. G. Wesselink, directeur van de N.V. HoIIandsche Stoom bootmaatschappij te Amsterdam, herinner de in zijn openingsrede aan het vele, dat in het afgeloopen jaar is gebeurd. Spr. herdacht in de eerste plaats de op varenden der schepen, die als gevolg van den oorlog bij de uitoefening van hun plicht ontijdig den dood vonden. Daarna bracht spr. een woord van hulde aan allen, die ongeacht de gevaren, hun taak aan boord vervullen. De geografische ligging van ons land tusschen de belligerenten, gelegen aan de zee waar de strijd het felste woedt, houdt vele gevaren in zoo ging hij verder De vex-vangingswaarde van verloren gega- ne schepen is reeds zeer hoog en zal waar schijnlijk nog hooger worden. De tijd be- noodigd voor den bouw is reeds belangrijk verlengd en het laat zich aanzien, dat straks de oplevering nog langer zal duren, terwijl de reeds sterk gestegen kosten, af gescheiden nog van de langere reisduren, over de geheele linie steeds meer stijgen. Aan den anderen kant is te verwachten, reederijen: 5 schepen. Voorts stonden op stapel 5 kleine schepen voor de korte vaart, benevens een aantal tankschepen, waarvan echter nog niet vaststond onder welke vlag zij in de vaart zouden worden gebracht. Met bestemming om aan de Neder» landsch-Indische vloot te worden toege voegd, waren 5 schepen in aanbouw. Gaf de moeilijkheid der vlootvernieuwing reeds voor den oorlog reden tot zorg in verband met de ongunstige verhouding tusschen de hooge bouwkosten en de daar mede weinig evenredige inkomsten die van de exploitatie der nieuwe schepen te ver wachten waren, thans is dit een der be langrijkste vraagstukken geworden, waar mede het behoud van de Nederlandsche koopvaardij gemoeid is. Een bevredigende oplossing is slechts te krijgen, indien de reederijen in de gelegenheid zijn vpldoende reserves te kweeken om de noodzakelijke vervanging en vernieuwing van de vloot tegen de geldende prijzen te voorzien. De vervangingswaarde der bestaande schepen is zoolang de oorlogstoestand voortduurt, nauwelijks te schatten, doch is het wel zeker, dat noch de overeengekomen vrach ten voor het regeeringsvervoer, noc,h de bij verlies door den staat uit te keeren garantiepenningen, den reeder in staat stellen den bouw van nieuwe schepen in voldoende mate te financieren. Het is dan ook te vreezen, dat het behoud van een moderne vloot niet zonder steun van den staat ban wor den verzekerd. Dat de Nederlandsche regeering hiervoor een open oog heeft en bereid is financieele faciliteiten voor nieuwbouw te verleenen, stemt tot voldoening. Te betreuren is evenwel, dat van deze bereidheid niet in een vroeger stadium is gebleken, daar in middels de bouwkosten sterk zijn opgeloo- pen. Toch zal tegen deze prijzen, hoe dan ook, gebouwd moeten worden, wil de scheepvaart haar voor ons land zoo be langrijke taak kunnen blijven vervullen. Als verontrustende factor komt daar nog bij dat, .indien door oorlogs-evenementen nog meer tonnage verloren mocht gaan, de ondernemingen zelf in bare exploitatiemo gelijkheden worden aangetast en door aan zienlijke inkomstenderving worden getrof fen. Voor snelle vervanging der gezonken schepen ontbreekt immers de mogelijkheid; reeds is het zeer bezwaarlijk gebleken, in verband met den vertraagden aanvoer van materialen, tijdige aflevering van de ge plaatste orders te verkregen, terwijl bouw op buitenlandsche werven uitgesloten is. dat bij een voortduren van den oorlog het volume van den handel steeds verder zal inkrimpen, waarbij komt, dat vele factoren de noodige vrachtverhoogingen belemme ren. Eerst na den oorlog zal men zijn po sitie met juistheid kunnen beoordeelen. Zoolang de strijd voortduurt is groote voor zichtigheid geboden. Groote moeilijkheden voor de Nederlandsche scheepvaart. In een mate als geen ander bedrijf bloot gesteld aan de gevolgen der economische oorlogvoering, die zich voor een. belangrijk gedeelte ter zee afspeelt, kreeg de Neder landsche scheepvaart reeds dadelijk na het uitbreken van den oorlog met groote moei lijkheden te kampen, die tot ingrijpende maatregelen noodzaakten. Als voornaamste taak stond voorop de verzekering van den regelmatigen aanvoer van voor ons land onmisbare .goederen en de instandhouding der voor Nederland es- sentieele verbindingen, in het bijzonder die met onze overzeesche gebiedsdeelen. Voorts was het van belang de bestaande vaarten zooveel mogelijk te handhaven. Reeds dadelijk ontstond ernstige stagna tie door het langdurige oponthoud tenge volge van het contrabande-onderzoek van de zijde der oorlogvoerenden, met als ge volg, vooral gedurende den eersten tijd, ontwrichting van het lijnbedrijf. Van de „vrijheid der zee" bleef weinig over. Slachtoffers van mijnen en doikbooten. Verscheiden schepen vielen ten offer aan den mijnenoorlog en het optreden van duik- booten. Naarmate de strijd voortduurde nam de oorlogvoering ter zee steeds scher. pere vormen aan. Vooral magnetische my. nen, gelegd in vaarroutes, waarvan ook da neutrale scheepvaart gebruik moet maken, verhoogden de gevaren en deden het aan. tal slachtoffers toenemen, terwijl in een later stadium verscheidene Nederlandsche schepen door vliegtuigen werden beschoten. Van begin September tot eind Maait gingen tengevolge van den oorlog 23 sche. pen met een totalen inhoud van 88.109 b.r.t. ten onder, 237 menschen verloren daarbij het leven. Een dergelijke wijze van oorlogvoeren aldus spr. waarbij de neutralen niet wor« den ontzien, verdient scherpe afkeuring. Dat ondanks deze scheepsrampen de Ne. derlandsche zeelieden met kalme vastbera» denheid de steeds toenemende gevaren der zee trotseeren en met inzet van hun leven hun taak vervullen, dient allen, die besef, fen hoezeer het algemeen belang in de nui. dige omstandigheden bij de vaart onzer koopvaardij betrokken is, tot groote erken, telijkheid te stemmen. Een vrije vaargeul. Een zgn. „vrije vaargeul", ingesteld in overleg met de belligerenten, waardoor, in. dien aan bepaalde eischen omtrent de ia» ding wordt voldaan, onze schepen veilig en ongehinderd hun weg naar en van onze havens zullen kunnen volgen, zou de geva ren, waaraan onze scheepvaart thans ia blootgesteld, belangrijk verminderen en het blijven varen onzer schepen verzekeren. De voedselvoorziening voor mensch en dier en de instandhouding der economische uitrus ting van ons land zouden daarmede tevens verzekerd zijn. - De aandacht der cegee» ring is hierop gevestigd. Geen tijdelijke aanstelling van gehuwde onderwijzeressen. Op schriftelijke vragen van het lid dei' Tweede Kamer, den heer Thijssen, betref fende het openen van de mógelijkheid om voor den duur der mobilisatie gehuwde onderwijzeressen tijdelijk aan te stellen, heeft de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen o.m. geantwoord De minister heeft van hoogst enkele ge meenten bericht ontvangen, dat door ge brek aan gegadigden niet in de tijdelijke waarneming van een onderwijsplaats kon worden voorzien. Tot deze gemeenten be hooren Amsterdam, Rotterdam, 's-Graven hage. Bij onderzoek is den minister gebleken, dat in de boven met name genoemde ge meenten in een aantal gevallen de leerlin gen eener klasse met die van één of. meer andere klassen zijn gecombineerd of dat door het optreden van een vakonderwijzer (es) in de ontstentenis van de vaste leer kracht is voorzien. De moeilijkheden bij de voorziening in tijdelijke onderwijzersplaatsen hebbel), zich practisch alleen voorgedaan tijdens 'de ab normaal koude maanden, gevolgd door de periode van veelvuldig voorkomende griep. Zij kwamen, naar het oordeel van den mi nister, niet voort uit een tekort aan on derwijskrachten op zich zelf, maar jde om standigheid, dat tengevolge van plotselinge ongesteldheid niet terstond in de open vallende plaats kon worden voorzien. Af gescheiden van de vraag, in hoever het uit onderwijskundig oogpunt van beteekenis kan wórden geacht, dat in de tijdelijke waarneming zou worden voorzien door aanstelling van gehuwde vrouwen, die meestal reeds gedurende vele jaren niet meer bij het ondexwijs werkzaam zijn ge weest, is de vraag gewettigd, of deze ge huwde vrouwen in den afgeloopen winter wel in staat zouden zijn geweest de oogen- blikkelijk vereischte hulp te verleenen. De minister, die deze vraag ontkennend meent te moeten beantwoorden, heeft zich dan ook niet gerechtigd geacht om de vrij stelling, bedoeld in het zesde lid van arti kel 56 der lager ondexwijswet 1920, te ver leenen. Thans bestaat daarvoor zeker geen grond meer. Mede op grond van bovenstaande is de minister niet bereid voor den duur der mo bilisatie aan de gemeentebesturen de dis pensatie te verleenen, bedoeld in art. 56, voorzoover betreft de tijdelijke aanstelling van gehuwde onderwijzeressen. Examens. Bij het door het onderwijsfonds voor de scheepvaart te Amsterdam gehouden exa men voor machinist aan boord van motor vaartuigen is geslaagd de -heer S. de Roo, Zonnemaire. tike vergeliikende proef bewijst dit. In tuben van 60, 40 en 25 cent. FEUILLETON Robert rende naar de deur. Juffrouw Külïers gilde, toen zij den bezoeker van haar chef op den grond zag liggen. Zij wist niet, wat er gebeurd was, had slechts dof geluid van een vallend voorwerp gehoord. Bloedige tafreelen uit romans en films flitsten door haar brein. Had de baas dien man neergeslagen?" „Onmiddellijk een dokter bloedspu wing I" riep Robert Eschberg. XIV. Eenige dagen achtereen worstelde Alexel Finschow in het ziekenhuis met den dood. Robert had den patiënt in een uitstekend sanatorium doen opnemen en opdracht ge geven hem met de meeste zorg te be handelen. Al dien tijd leefde Robert in angstige spanning en maakte hij zichzelf de bitterste verwijten. Hoe had hij dien armen kerel zoo grof kunnen toesnau wen? Tenslotte was het toch niet zijn schuld, dat Lisaweta onwaarheid had ge sproken. Eindelijk, na vijf dagen, was Sn den toe» Stand van Alexei Finschow eenige ver betering te constateeren. „Tenminste, voor zoover in een dergelijk geval van verbete ring kan worden gesproken", zei de be handelende geneesheer tot Robert. Veel kon men voor het leven van den patiënt niet meer geven. De eene long was vrijwel geheel verwoest en de andere ernstig aan gedaan, Maar men zou hem voorloopig wel weer op de been krijgen. Wat kon men dóen om het leven van den patiënt te verlengen, vroeg Robert, diep onder den indruk van deze, weinig hoop latende diagnose. „Goede verpleging en verblijf in de ber gen", luidde het antwoord van den medi cus. Overigens had de patiënt dringend den wensch te kennen gegeven den heer Eschberg te mogen spreken en tegen een kort bezoek bestond geen bezwaar. Den dag na dit telefonische gesprek begaf Robert zich naar het sanatorium. Alexei Finschow's gezicht leek nog blee- ker en magerder dan bij de eerste ont moeting. In zijn donkere oogen was niets meer van haat te bespeuren; integendeel, zij waren nu deemoedig en bijna angstig op Eschberg gericht. Deze man was geen vijand meer; hij had al zijn zwakke krach ten noodig voor den strijd met een sterke ren tegenstander met den dood. „Ik ben blij, dat het u weer zooveel beter gaat, meneer Finschow" Robert nam de klamme hand van den zieke in de zijne. „ïs dat waar?" vroeg hij zacht. „Ik dacht, dat u blij zou zijn, als ik en ik wenschte ook wel, dat nu meteen het einde was gekomen." „U moet niet zoo pessimistisch zijn. De dokter heeft mij immers zelf verteld, dat u weer gezond zult worden." „Nooit meneer!" Alexei Finschow schud de het hoofd. „Ik heb u alleen nog veel te zeggen, meneer Eschberg." „Als het u niet te veel vermoeit. De dokter heeft mij maar tien minuten be zoektijd toegestaan. U kunt mij immers later alles nog wel vertellen." „Niet later", fluisterde de zieke, „ik weet niet, hoe lang ik nog zal kunnen spreken." „Vertelt u dan maar, wat u op het hart hebt." Robert zat op een stoel naast het witte ledikant. De zieke lag op zijn rug; zijn magere vingers tastten onrustig over het laken. „Meneer Eschberg, zegt u mij om der barmhartigheidswilie slechts één ding: Waar is Lisaweta?" „Ik wou, dat ik dat zelf wist, meneer Finschow!" „Ze is dus niet bij u?" „Gelooft u me niet?" vroeg Robert. Finschow keek hem lang aan. „Ja, ik geloof u", mompelde hij eindelijk. „Alleen waar is ze Ik zou haar toch zoo graag nog eenmaal willen zien, voor ik sterf." „ik heb uw vrouw" het viel Robert niet gemakkelijk deze woorden over zijn Lippen te brengen „het laatst in Londen gezien. Ik hielp haar over de grens, omdat ik door haar verhalen van alles op de hoogte was, van alles, behalve van het feit, dat zij uw vrouw 5 Ik wilde haar uit de handen van dien Fjotr redden, uit den geestelijken en maatschappelijken nood, waaraan zij was overgeleverd. Daar om vlogen wij naar Londen. Ik bood haar aan met mij te trouwen, waardoor zij mijn naam zou krijgen en geen gevaar meer zou loopen uitgewezen te worden." „En en is zij inderdaad uw vrouw geworden?" Alexei Finschow vroeg het bijna fluisterend. Robert schudde ontkennerld het hoofd. „Nee, het kwam niet tot een huwelijk. Toen ik haar wilde atnalen om naar het stadhuis te gaan, was zij weg. Ik begreep er niets van." „Zjj kon immers niet met u trouwen, om dat ze mijn vrouw was althans in naam", voegde Alexei er fluisterend aan toe. Robert boog zich met een ruk naar hem toe. „In naam? Wat wilt u daarmee zeggen?" Het ingevallen gezicht van den zieke kreeg plotseling wat kleur. „Dat Lisa weta werkelijk slechts in naam mijn vrouw was, meneer Eschberg en dat zij overigens naast mij heeft geleefd als een zuster." Het was doodstil in het vertrek. Alexei Finschow had zijn oogen gesloten. Van onder zijn neergeslagen oogleden liepen echter tranen over zijn wangen. Robert voelde de onverdragelijke kwelling der laatste dagen langzaam van zich afvallen. Hij geloofde Alexei Finschow, zooals deze hem geloofde. Lisaweta dacht hij, nu begrijp ik alles. Je bent van mij wegge gaan, omdat je het bedrog niet verder wil de voortzetten. Je bent van me heenge gaan, maar je bent nog met voor mij ver loren, want ik kan nu -.veer aan je denken, zooals ik vroeger aan y dacht. Hij staarde peinzend voor ziel uit en het was tenslotte de stem van den zieke, die hem weer tot de werkelijkheid deed terug- keeren. „Ut was de pleegzoon van de ouders van Lisaweta, meneer Eschberg. Mijn vader was onderwijzer in het dorp, waar het landgoed 'er Von Berneltamps stond. Hij is jong gestorven. Baron von Bernekamp, die zelf geen zoon had, heeft zich daarop mijn lot aangetrokken en mij met Lisa weta als zijn eigen kind opgevoed. Toen de revolutie uitbrak en de Von Berne- kamps, als zoovele anderen, werden ver moord, heeft Lukja, een oude bediende, zich over ons beiden ontfermd. Gezamen lijk hebben wij er ons toen zoo goed mo gelijk doorheen geslagen, tezamen hebben wij honger en kou geleden en alle zorgen gedeeld. En toen Lisaweta oud genoeg was, bestond voor haar de eenige uitweg daaiin, mijn vrouw te worden. Ik was niet van adelijken Moede, ik was immers maar een arm mensch, wiens vader een burger lijke betrekking had bekleed. (Wordt vei s

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1940 | | pagina 6