Van de Velde
RECHT
HEN
IBER
10PPEN
'ANTIES
Vereniging voor Beroepskeuze
Ie, dat de
van
idelburgsche
tij v. Stoomvaart
derde blap
Vlissingsche Courant
VAN AMSTEL EN
BRIEVEN UIT BELGIE
STOOMWASSCHERIJ
«ZEELAND»
De Tamboer
van de woestijn
in de leden te
idsartsen, die In
je huisartsen zal
jgend wordt de
;n om te voor-
i, o.a. door:
huize van een
ie geven (spoed-
en, wanneer een
an den dokter
|oestemming kan
Sjvlng naar een
Je reden, ter be-
ezig mocht zijn.
HET A.A.Z.W1.
"ER ELITE,
knaksigaartjes.
3ELLE,
|in blikverpakking.
jïn verkrijgbaar bij
winkelier.
voor Zeeland
J. J. LAGAAY,
105 - Vlissingen.
?S GESLOTEN.
IOU1JKK, Vrouwe-
pelt zich beleefd aan
ders- en Behangers-
res 1 P. C. KAAN,
Den Helder, Tel.
rhuizingen gevraagd
-leider. Tevens dro-
voor inboedels.
ept.
|v.Midd.| v.Rott.
vm. uur
8
vm. uur
ef Rotterdam—Mid*
en omgekeerd.
Ie klasse 2.25
sse 3.50 Enkele
1.35 Retour 2e
het vervoer van
zeer billijk.
_4i b
.e RotterdamErven
ngvliet 89, Tel. 22727
É)18.
,brs. BirZTENHEB,
Telef. 3521.
SANDERS, Tel. 1»
|STERHOUT,Tel.2S.
retourbiljettcn
leperlft.
dagblad voor Zeeland, waarin opgenomen de
Breskensche Courant
Zaterdag 9 September 1939. No. 213
Een strijdende wereld. Pacifis
ten der oudheid. De legering om
Amsterdam. Faciliteiten voor
de militairen. Licht- en bemsvne-
ra/ntsoeneering Een gemotori
seerde diacones. Vredesgeruch-
ten.
Onwillekeurig- slaat men in deze veelbe
wogen dagen zijn. atlas nog eens op of
verdiept zich een oioigenblik in zijn alge
meen© geschiedenis dierbare herinnering
aan de onbezorgde jaren van. H.B.S. of
instituut maar ook deze boeken geven
geen antwoord op de vraag„Waarom
immer landhonger, waarom eeuwigduren-
den strijd onder de volkeren?"
Met de oude geschiedenis der volken van
het Oosten is het al begonnen de worste
ling tusschen Assyrië en Babalonië, tus-
schen de Phoeniciërs en Joden, Perzen en
Hindoe's, Athene en Sparta, Patriciërs en
Plebejers. En de nieuwe geschiedenis, vol
gend op die der Germaansche staten tot
aan den val van het Frankische rijk,
waarin men zelfs een record-oorlog van
honderd jaar heeft gekend, leert ons niet
veel beter. Het is ook na den tijd der re
formatie en contra-reformatie niet anders
dan een eindeloos twisten en strijden onder
de volken geweest tot op dezen dag.
Ging het niet om geloof of ras, dan gold
het landbezit of vermeende rechtenmaar
altijd is er iets op gevonden om agressie,
een oorlog, inval of hoe men het ook noe
men wil, te kunnen rechtvaardigen.
Waarbij we echter niet over het hoofd
mogen zien dat er in alle tijden en onder
alle volken ook edeldenkenden zijn geweest,
die met gevaar voo>- eigen leven en veilig
heid, ocirlog en twisten veroordeelden.
Keeds 450 jaar vóór Chr. stelde een wijs
vorst, Croesus, de koning van Lydië, toen
men hem een oorlog wilde opdringen, de
opmerkelijke vraag„Wie is zóó dwaas
dat hij oorlog verkiest boven vrede? In
vredestijd begraven de zonen hun vaders,
maar in den oorlog de vaders hun zonen."
En toen onder Spaansche overheersching
onze vaderlandsche bodem werd gedrenkt
met het bloed der vrijheidslievenden, durf
de een vooraanstaand Spaansch politicus
en diehter als Quevedo het bestaan, daar
tegen luide te prbtesteeren. „De oorlog in
de Nederlanden is door niets te rechtvaar
digen", concludeerde hij. „De oorlog gelijkt
een ziekte, de vrede gezondheid, want in
den vrede herstellen ook de zieken, in den
oorlog gaan zelfs de gezonden te gronde."
Zoo blijkt er dan ook in het jaar waarin
wij schrijven „niets nieuws onder de zon"
en nh ons zal het ondanks alle vorde
ringen der beschaving vermoedelijk wel
niet beter zijn. Al stemt het tot tevreden
heid dat ditmaal reeds bij voorbaat alle
oorlogs-enthousiasme bleek gedoofd.
In de hoofdstad is Zondagmorgen, na het
bekend worden van de Engeïsche en Fran-
sche oorlogsverklaringen, slechts op enkele
punten in de stad waar gebulletineerd werd
een volksoploop ontstaan. Er is heftig ge
debatteerd, zelfs heeft de politie het twis
tend publiek (communisten en tegenstan
ders) hier en daar met geweld moeten ver
wijderen, doch van een paniekstemming is
geen sprake geweest. Ook de overige da
gen van deze week is het opmerkelijk rus
tig in de stad gebleven, waarvan vooral de
kalmte onder de beursmenschen op het
Damrak de aandacht trok.
Niemand verwacht echter dat, naarmate
de activiteit der oorlogvoerenden toeneemt,
dit zoo zal blijven.
Als gevolg van den ook voor ons land
ingetreden oorlogstoestand is nu grooteren
voortgang gemaakt met de ontruiming der
scholen, zoodat deze na een grondigen
schoonmaak vermoedelijk reeds Woensdag-
alle weer in gebruik genomen kunnen wor
den.
Het drukke verkeer van militairen en
militaire voertuigen blijft door de legering
om de stad nog onverminderd voortduren.
De proviandeering geschiedt in hoofdzaak
hier.ter plaatse en het ligt trouwens voor
die hand dat de militairen zich in hun vrije
uren ook bij voorkeur in Amsterdam op
houden waar meer afwisseling is dan in
de polders en zij bovendien de faciliteit
genieten van gratis vervoer met de ge
meentetrams en -bussen. Dit laatste een
attentie van het gemeentebestuur wordt
door de militairen buitengewoon gewaar
deerd, omdat zij onze zoo sterk uitgebreide
stad mi tot in haar uithoeken leeren ken
nen. De open trams bieden daarvoor op
warme dagen een prachtige/gelegenheid.
Intusschen geeft het militaire vrachtver
keer in onze toch al zoo druk bereden stad
nog steeds veel zorgen. De politie heeft
daarom op de voornaamste kruispunten in
het centrum de electrische stopseinen maar
buiten werking gesteld en de regeling van
het verkeer weder aan agenten opgedra
gen. .Het zou ook een tijdroovende belem
mering zijn wanneer men dedikwijls ein-
delooze colonnes van militaire transporten
telkens liet stoppen voor de stelselmatig
het verkeer onderbrekende seinen, terwijl
het militair verkeer bovendien wettelijk
voorrang heeft.
Het publiek vindt het ook wel amusant
iets langer te worden opgehouden. Want
het is hier nog nooit „da gewesen" dat
men elegante wagentjes van Vroom en
Dreesmann of auto's van het Dierenasyl
en de Haarlemsche barïnginleggerij of
Keg's kindermeel om maar een greep
uit de bonte requisities te doen door
militairen zag besturen.
En de Amsterdammer weet er natuurlijk
onmiddellijk humoristische munt uit te
slaan. Hij informeert „en passant" naar
een zindelijken kater, begeert een smake
lijke rolmops en vraagt of hij in plaats
van kindermeel niet een pakje pruimtabak
kan krijgen, waarop de jongens uit Gro
ningen, Friesland enz. dan in hun eigen
aardig dialect reageeren vermakelijk
soims.
Zoo heeft ten slotte alles ook zijn humo-
ristischen kant.
Een minder aangename gewaarwording
hebben midden dezer week sommige nach
telijke wandelaars in de binnenstad opge
daan. Men heeft daar duidelijk het geronk
van vliegmachines waargenomen, waarvan
later bekend werd dat nóch de K.L.M.
nóch het Legercommando deze had uitge
zonden. Dit moeten dus buitenlandsche ma
chines zijn geweest en Amsterdam
vormt toch geen grensgebied, zocdat men
foyna zou moeten aannemen dat er opzet
telijk overgevlogen moet zijn. Ongetwijfeld
wordt de waakzaamheid van het in Am
sterdam aanwezige luchteskader hierdoor
verdubbeld. Naar men reeds heeft kunnen
lezen blijft men in dit opzicht ook elders
paraat.
Van niet minder groot plaatselijk belang
zijn de nieuw gebouwde schuilkelders. Am
sterdam is met dit werk onverantwoorde
lijk achterlijk geweest, doch men is thans
bezig- de schade in te halen en heeft er
tot op heden gelukkig weg den tijd voor.
Maar het luchtgevaar blijft bestaan.
Men kan er verder van op aan dat in
onze groote, veruitgebouwde stad bin
nenkort ook beperking van het lichtver-
bruik zal worden voorgeschreven.
Deze rantsoeneering wordt ongetwijfeld
verhaast door de honderden die thans nog
voortgaan met lichtverkwisting (in één
vertrek ziet men soms wel vier a zes licht
punten) en dat het meest nog in de ge
wone burgerbuurten. In het voorname
Oranje- en Componistenkwartier daaren
tegen is de huisverlichting tegenwoordig
veel bescheidener. Ten stadhuize acht men
ook een spoedige distribueering van de
benzine aanstaande.
Maatregelen in voorbereiding dus, waar
van men in het algemeen nu reeds een
preventieve werking moge uitgaan door
een passend gebruik of verbruik va.n het
geen waarover wij thans nog vrijelijk mo
gen beschikken,
Dezer dagen verscheen in een officieel
kerkelijk orgaan hier ter stede een vinnig
ingezonden stukje, waarin een op kerkelijk
terrein vooraanstaand stadgenoot zich be
klaagde over een z.i. onwaardige vertoo
ning.
Gewoonlijk schreef hij ongeveer
ziet men onze diaconessen bescheiden en
weinig opzichtig, zooals het diaconesseh
past, hun weg naar de kerk of zieken
langs de rustigste wegen volgen, doch tot
zijn niet geringe verbazing bad hij ditmaal
een diacones ontmoet midden in het stads
gewoel, rijdende als een razende op een
motorfiets.
Hij qualificeerde dit als onvrouwelijk,
een instelling en het ambt van diacones
onwaardig en vroeg daarover het oordeel
der redactie (een commissie van predikan
ten)
Deze vond in het geval echter niets on
stichtelijks of ergerlijks en noemde de
zienswijze van het klagend gemeentelid
ietwat aan den verouderden kant.
De gemotoriseerde diacones in kwestie,
iemand al op leeftijd, heeft zich van het
geval ook niets aangetrokken en rijdt er
iederen daig en avond, desnoods ook des
nachts („tijdig en ontijdig" nog lustig
op liois op haar motor natuurlijk.-
Een en ander typeert echter weer eens
te meer hoe weinig begrip men heeft van
de dikwijls zeer zware taak van hen, die
in de groote stad zielen en zieken hebben
te verzorgen. Hoe iemand, die zich geheel
belangeloos aan het zelfopofferend werk
der liefde geeft, eer lof en bewondering
verdient dan haastige, smadende critiek.
En de zieken? Zij zullen, zoodra zij voor
hun woning thans het afzetten van den
„diaconalen motor" vernemen, him vreugde
wel verdubbeld zien „de zuster, nu al, en
anders zooveel later
S 9
De rust in de stad is des avonds opval
lend. Zaken en vermakelijkheden klagen er
over, zelfs de anders zoo druk bezochte
Bouwmeester-revue heeft het wegens toe
nemend gebrek aan publiek moeten opge
ven, zoodat de stadsschouwburg thans ge
sloten is, evenals Carré en enkele andere
theaters. Een ontmoedigend vooruitzicht
voor de gezelschappen die binnenkort het
speelseizoen zullen openen.
Blijkbaar maken de militaire maatrege
len ter verdediging en beveiliging der stad
diepen indruk op het publiek.
Het is ook een droeve aanblik al onze
groote, monumentale gebouwen, ziekenhui
zen, bankinstellingen en vele particuliere
woningen gebarricadeerd te zien door hoog
opgestapelde zakken zand, terwijl de lucht
beschermingsdienst door zijn avond- en
nachtoefeningen deze pessimistische stem
ming noodzakelijkerwijs nog beïn
vloedt.
Moge de geruchten die in beurskringen
de rende doen en van een beduidende be
perking van den oorlog en nieuwe vredes
voorstellen (van Italiaansche zijde) spre
ken, spoedig blijken waarheid te bevatten.*
Corres Pondent.
Wij willen onzen Amsterdamschen
briefschrijver, noch onze lezers, gaarne
ontmoedigen maar van de verwezenlijking
van dezen wensch moet men zich maar
niet te veel voorstellen. Engeland èn
Frankrijk hebben reeds meerdere malen
duidelijk gezegd dat zij, nu de oorlog een
maal een feit is, niet ophouden vóór het
Hitler-regime is verdwenen. Redactie.
Vredespogingen der oudstrijders
Nieuwe ministeries Karikollen-
vrouwtje
In het zuiden van Belgisch-Luxemburg
hoort men het bulderen van zwaar ge
schut. Hst geluid komt van de Fransche
grens. De bevolking raakt gewend aan die
oorlogsgeluiden, welke niet al te zeer ver
ontrusten „omdat het nog maar bij den
buurman te doen is", zooals ons een oud
strijder uit de streek zei. De man ploegde
zijn land, voor den uitzaai van den nieu
wen oogst. Hij ploegde voor den vrede en
was er vast van overtuigd dat België dit
maal buiten het conflict zou blijven. Die
vaste overtuiging hebben alle Belgen, van
den koning tot zijn nederigsten onderdaan.
Zij gelooven niet dat deze oorlog de afme
tingen zal aannemen van dien van 1914 en
zij blijven hopen op een spoedigen vrede.
Het schijnt trouwen-s moeilijk te vallen de
werkelijkheid te aanvaarden -van het feit,
dat er op vele punten van ons vasteland
millioenen menschen zijn voor wie de
plechtige schoonheid van het najaar geen
belang meer heeft, dat voor hen vechten
aan de orde van den dag is, dat die men
schen zich gesteld zien voor het onvermij
delijke vraagstuk to be or not to be
En toch is dit alles waar Op dit oogen-
blik vallen soldaten, maar ook vrouwen
en kinderen. Zelfs indien we mogen gelco-
ven, zooals de oorlogvoerende mogendhe
den melden, dat hun luchtmachten alleen
militaire stellingen beschieten en bombar
deeren, dan is het toch zeker dat daarbij
weerlooze slachtoffers vallen. Dat is nu
eenmaal de tol dien de menschheid aan
den modernen oorlog betaalt. Men vraagt
zich in België af of de naties, welke in
oorlog zijn, dien tol niet te hoog vinden.
Vooral onder de oud-strijders hier heerscht
de meening, dat deze oorlog geheel on-
noodig is. Zij blijven hardnekkig ijveren
voor den vrede en trachten zich in ver
binding te stellen met de oud-strijders der
oorlogvoerende landen, om bemiddelend op
te treden en aan het nutteloos bloedver
gieten zoo spoedig mogelyk een einde te
maken.
Zooals reeds gemeld werd is in België
de regeering uitgebreid met vijf socialis
ten, zoodat het kabinet-Pierlot thans uit
achttien ministers bestaat. Het is een ka-
bine der „Nationale Unie", gebaseerd op
den „Pax Dei", dat alle partijkwesties bui
ten beschouwing zal blijven. Twee nieuwe
departementen zijn bij de uitbreiding van
het kabinet-Pierlot in het leven geroepen.
Het eerste departement, dat van „bevoor
rading", met minister Delfosse aan het
hoofd, draagt een naam die geen verduide
lijking noodig heeft. Geheel anders is het
evenwel gesteld met het nieuwe propagan-
da-ministerie, dat officieel „Departement
van Nationale Voorlichting" heet en door
den heer dr. Arthur Wauters, directeur
van het dagblad „Le Peuple", wordt be
heerd. Van journalistieke zijde staat men
in België een beetje huiverig tegenover
dit departement, dat volmacht heeft om
preventieve censuur uit te oefenen. De
heer Wauters heeft echter verklaard, van
die volmacht geen gebruik te zullen maken
en alvorens de portefeuille te aanvaarden
heeft hij zelfs de „conditio sine qua non"
gesteld, dat onder zijn beleid van een pre
ventieve percensuur geen sprake zou zijn.
Voorts heeft de heer Wauters ons de taak
van zijn departement als volgt uiteen
gezet „De rol van dit ministerie zal een
taak van coördinatie zijn betreffend de
mondelinge, geschreven en fotografische
informatie. Deze administratie zal een
streng objectief kenmerk vertoonsn niets
geheims, geen onderaardsche taktiek van
propaganda of dergelijke, ook geen dwang.
Wij stellen ons tot taak hst groote publiek
in te lichten over den stand der bevoor
rading en de maatregelen ter distributie
van de levensbehoeften, het verklaren der
alhier
Ataak bij het kiezen van een beroep voor
Uw zoon of dochter gebruik van de
gegevens, waarover ons bureau beschikt.
Zitting Dinsdag a.s. 7.30—9 uur in het
Voormalig Burgerweeshuis aan de Bad
huisstraat. Inlichtingen kosteloos.
juiste toedracht van reg-eeringsmaatreg-e-
len en officieele teksten die verward zou
den lijken, de burgers te wijzen op hun
plichten, den geest van eendracht onder
de bevolking te bevorderen, legenden ^n
leugenachtige berichten te weerleggen en
het land gerust te stellen in geval van pa
niek". Het betreft hier derhalve minder
een propaganda-ministerie zooals dat de
totalitaire landen kennen dan wel een re-
geeringspersdienst gelijk die in Nederland
bestaat, maar met ministerieele bevoegd
heid en een uitgebreidere taak.
«S IS
Oud moedertje stond met een karretje
op den hoek van den boulevard, bij de
Beurs, te Brussel. Zij zag er nog kras en
goed verzorgd uit, hetgeen voor haren
„commerce" noodig was. Haar handeltje
was simpel als zij zelfop haar karretje
onderhield zij een vuurtje, waarop een pot
met karikollen stoomde. Zij waren duur
der geworden, zei ze „'Ne franc de twee
karikollen" (hier ook genoemd „escargots'"
eetbare wijngaardslakken). Terwijl zij
haar koopwaar opdiende, vroegen wij
haar :r
Hoe gaat het moedertje?
Wreed slecht, menier, antwoordde zij.
De commerce lee plat, mee diejen onnoo-
zelen oorlog.
Onnoozelen oorlog?deden wij
verwonderd.
Zekers, herhaalde zijIs het dan niet
dom-onnoozel weeral oorlog te gaan ma
ken, terwijl de rouw van die van 1914 nog
gedragen wordt
Toen eerst viel het ons op dat zij rouw-
kleeding droeg, de dracht der oorlogswe
duwen. En ziende dat wij haar begrepen
hadden ging zij voort
Ik draag al ruim twintig jaren den
rouw voor de uitroeiing van geheel m'n
gezin. Als er in 1914 geen oorlog was ge
weest zou ik nie mee karikollen behoeven
te leuren. Nou heb ik niemand die voor
me den kost kan verdienen, al ben ik diep
in de zestig. M'ne man wier bij Leuven ge
fusilleerd en m'n vier zonen sneuvelden
aan den IJzer. Twee liggen er bij Pas-,
schendale en twee wieren er van 't solda-
tenkerkhof naar Elsene gebracht, waar
m'n man ook begraven ligt. Ze zeggen da
millioenen moeders nou weer d'r zonen zoo
zullen moeten afgeven, 'k Wil het niet ge
looven. De wereld is te veel veranderd
sinds 1914, dan da zooiets nog mogelijk
zou zijn. Er is geen enkel volk da den
oorlog wil, maar het berust in de hoop,
da 't gauw gedaan zal zijn. Als het te lang
duurt zal het volk den vrede gaan willen
mee het zelfde geweld als het nou ten
oorlog gevoerd wordt en diejen dag zal er
de wereld geheel en gansch anders uit
zien
Aldus sprak het karikollenvrouwtje wier
man en vier zonen in den vorigen oorlog
sneuvelden en die alleen nog hoopt op den
sterken vredeswil van het volk in alle lan
den, om aan dezen zoo onnoodigen als „on
noozelen" oorlog een einde te maken.
TELEFOON 637 MIDDELBURG
Het adres voor beter werk
Feuilleton
door
Kurt Siodmak 7
Maar hij is toch heelemaal geen kind
weer Hij staat in een grijs costuum voor
bet altaar opgegroeid hij is maar
voor een oogenblik in zijn vaderland di
rect moet hij weer verder, naar Parijs,
naar de Sorbonne hij wil alleen maar
even met Maria spreken Maria met het
Kindeke Maria Maikofen......
Ja, nu herkent hy haar. Zij is het. Maria
Maihofen lacht hem tegen van het oude
schilderij, de jonge Maria, met een gouden
glans over heur harensamen wande-
zij onder de oude Gotische gewelven
en Maria zegt
„Waarom ben je toen toch zoo verschrik
kelijk ver weg gegaan? Ik had je bijna
uit het oog verloren, daar heelemaal in
Afrika
Maar dat is niet de Sankt-Martinskerk
w ColmarDat is toch Berlijn. Auto's
lagen voorbij. Lichtreclames flitsen aan en
uit. De witte, bizar bewerkte muren van
de Kaiser-Wilhelm-Gedachtniskerk rijzen op
tegen den hemel, zwart als de nacht
Nu moest hij geld voor een taxi heb-
enAch, zijn hoofd is zoo zwaar, zijn
Voeten zym zoo moe....'..
„Maria- lieve Maria, zullen wij niet lie-
Kijk dan toch, ik kan niet meer...
Maria, je loopt zoo hardwaar ben
Maria J 1"
Hij, heeft geroepen. Met verdroogd ver
hemelte, Schel en angstig.
„Hij droomt van een vneuwstelde
Achilles zakelijk vast.
„Laat hem met rust bromde O'Murphy.
Achilles floot valsch tusschen zijn tan
den, haalde zijn schouders op en gaf er de
voorkeur aan, weer naai' zijn hoekje terug
te gaan en zich aan zijn flesch sprit te
wijden.
Hauser sloeg zijn oogen op.
„O'Murphyach, zoo
Plomp en goedig knikte O'Murphy hem
toe en lachte een beetje dicm.
Ja, dat deed goed, te weten, dat er een
vriend in de buurt wasal was het dan
ook een inbreker uit Dublinmisschien
wel een roofmoordenaar
Dat deed iemand goed
Ja, zoover was men al gekomen
Hans Hauser sloot zijn oogen weer. Alsof
hij zijn eigen ellende niet wilde zien.
HOOFDSTUK V,
Een vrouw.
Ben Scliiiorsch is het laatste poststation.
Zuidelijk daarvan ligt Sidi Malekesch, de
heilige stad van klei. De artillerie trekt er
met een groote omweg omheen. Een Fran
sche granaat in deze huizen van klei en
het geheele land van den Profeet zou in
vlammen opgaan.
Ben Schiorsch had een café, dat gedu
rende de laatste twaalf dagen een goud
mijntje voor den eigenaar was, aangezien
de Fransche kwartiermeester er beslag op
had gelegd voor zijn officieren. Men moet
het tl'zer smeden als het heet is Drie da
gen na den intocht van de gasten was het
veranderd in een soort Parijseh boulevard-
café. Men beschikte er nu over veertien
stoelen en drie tafeltjes, die tesamen tien
pooten hadden. Er waren zoowaar muskie
ten-netjes voor de ramen gespannen en de
inventaris was verrijkt met vier pannen,
waarin afwisselend koffie en verschillende
uitgezochte spijzen van schapenvleesch ge
kookt werden.
Er wa9 een reizend theater aangekomen,
dat zich na een langdurig proces in het
„ontluizingsstation" geïnstalleerd had on
der de vier palmen voor het postkantoor
op het marktplein.
Langzaam slenterden twee officieren
door de straten van Ben Schiorsch.
„Kunt U zich de avond voor de groote
slag zonder een beetje vroolijkheid voor
stellen?" vroeg de kleine luitenant Devil-
liers, waarbij hij ondernemend met zijn
groote sabel kletterde.
Kapitein Berrier wierp zijn sigaretten
eindje weg.
„In Europa heb ik vier jaar oorlog zon
der vroolijkheid meegemaakt, en dat was
een heel andere oorlog dan deze hier, met
forten, die bij het eerste schot in elkaar
vallen en een vijand die met dolken vecht.
Ik heb die vroolijkheid nog nooit gemist."
Een berberjongen, die achter hen aan
sloop, bukte zich, deed het sigarettenpeukje
in de zak van zyn smerige broek verdwij
nen en slenterde onverschillig verder.
„Dat noemen ze oorlogKapitein Ber
rier trok verachtelijk zyn wenkbrauwen in
de hoogte. „Machinegeweren tegen dol
ken En nog is het land niet rustig. Wan
neer men op den vijand gestooten is, dat
wil zeggen, wanneer men dat denkt en de
kanonnen opgesteld zijn, schiet men in het
leege woestijnzand. Het is om gek te wor
den. Als het in de eene hoek rustig is ge
worden, begint het in de andere te knette
ren. Een luguber land V*
Hij schudde mismoedig het hoofd. Zijn
juist aangestoken cigaret viel op den
grond. Als een havik schoot de bruine jon
gen erop af.
Berrier draaide zich woedend otm.
„De jakhalzen zullen je verslinden
schreeuwde hij nijdig.
Maar de kleine Berberjongen was al
verdwenen, of de aarde hem opgeslokt had.
„Zoo is dit land", schold Berrier, „men
moet eeuwig en altijd op zijn hoede zyn.
Een onachtzaamheid en van alle kanten
stormen menschen toe, die er oogenschijn-
lijk niets mee te maken hebben."
Devilliers begon hartelijk te lachen
„Ik mag deze oorlog wel
Berrier wierp hem een giftige blik toe.
„Wacht liever af, mijn waarde mom
pelde hij. „Als eerst de malaria maar eens
bij je aanklopt, precies om half zes, Za
terdagavond, juist als je je gekleed hebt
om uit te gaan, en je voelt de koorts, zoo
dat het in je ooren toetert als een scheeps-
Si-.ene, mijnheer de luitenant 1 Als je, maar
eens onder vuur genomen wordt, terwijl je
met je mannen bij een vredige oase uit
rust, en de helft van zijn er geweest, voor
dat je weet van welken kant het vuur
komtAls je eerst maar eens het smerige
water, waarin Arabieren en kameelen zich
gewasschen hebben, dTinkt alsof het nectar
was
Devilliers wuifde lachend met zijn hand.
„Je zult die oorlog hier, nog wel leeren
kennen", vond Berrier. „Nu ben je nog een
kranige kereld, je ziet er nog welgedaan
en goed gevoed uit, maar als je eerst maar
eens dertig jond bent afgevallen, dan zul
je wel beter weten, wat voor een land dit
is, en wat voor een oorlog
„Je gunt me bijna een blik in de eeuwige
jachtvelden", zei de kleine luitenant aan
dachtig en vouwde zijn handen, .„maar
toch zou ik in geen geval naar Parijs
terug willen."
„Zeg dat nog eens over drie maanden en
je bent een held 1"
De groote artillerist sloeg de kleine lan-
cier op den schouder.
„Zes jaar Afrika, zooals ik, steeds in het
binnenland, veertien kogelgaten en een
huid, geperforeerd met dolkstekenen
dan wil je me nog iets goeds van dit land
vertellen
Een groote gele race-auto donderde
voorbij, een wolk van stof achterlatend.
De beide officieren waren verbaasd blij
ven staan.
„Alle menschen 1" fluisterde Berrier ver
baasd.
„Een vrouw Devilliers mond was van
verbazing open blijven staan. „We zijn hier
toch in het oorlogsgebied, en een vrouw...
Berrier haalde zijn schouders op.
„Binnen een, half uur weten we er alles
van. Je moet je nieuwsgierigheid in Afrika
maar afwennen."
Maar niettegenstaande dat, zette Berrier
den pas er in. Een vrouw......
Zij naderden het café, dat sedert drie
dagen het opschrift „Papillon d'Amour"
droeg. Een groep officieren stond om de
auto, waar de koffers van werden afgela
den. Met een goedkeurende blik wandelde
Berrier er om heen. Goedkeurend keek hy
naar de glanzend gelakte kofferstoen
werd zijn aandacht getrokken door een
paar reishandschoenenhet parfum, dat
om de auto hing prikkelde hem weldadig
in den neus. Berrier kwam geheel onder
den indruk van de nabijheid van dit vrou
welijk wezen. Hij rekte zijn schouders. De
adem van de groote wereld deed hem op
leven I
{(Wordt vervolgd)#