Van de Velde RECHT HEN IBER 10PPEN 'ANTIES Vereniging voor Beroepskeuze Ie, dat de van idelburgsche tij v. Stoomvaart derde blap Vlissingsche Courant VAN AMSTEL EN BRIEVEN UIT BELGIE STOOMWASSCHERIJ «ZEELAND» De Tamboer van de woestijn in de leden te idsartsen, die In je huisartsen zal jgend wordt de ;n om te voor- i, o.a. door: huize van een ie geven (spoed- en, wanneer een an den dokter |oestemming kan Sjvlng naar een Je reden, ter be- ezig mocht zijn. HET A.A.Z.W1. "ER ELITE, knaksigaartjes. 3ELLE, |in blikverpakking. jïn verkrijgbaar bij winkelier. voor Zeeland J. J. LAGAAY, 105 - Vlissingen. ?S GESLOTEN. IOU1JKK, Vrouwe- pelt zich beleefd aan ders- en Behangers- res 1 P. C. KAAN, Den Helder, Tel. rhuizingen gevraagd -leider. Tevens dro- voor inboedels. ept. |v.Midd.| v.Rott. vm. uur 8 vm. uur ef Rotterdam—Mid* en omgekeerd. Ie klasse 2.25 sse 3.50 Enkele 1.35 Retour 2e het vervoer van zeer billijk. _4i b .e RotterdamErven ngvliet 89, Tel. 22727 É)18. ,brs. BirZTENHEB, Telef. 3521. SANDERS, Tel. 1» |STERHOUT,Tel.2S. retourbiljettcn leperlft. dagblad voor Zeeland, waarin opgenomen de Breskensche Courant Zaterdag 9 September 1939. No. 213 Een strijdende wereld. Pacifis ten der oudheid. De legering om Amsterdam. Faciliteiten voor de militairen. Licht- en bemsvne- ra/ntsoeneering Een gemotori seerde diacones. Vredesgeruch- ten. Onwillekeurig- slaat men in deze veelbe wogen dagen zijn. atlas nog eens op of verdiept zich een oioigenblik in zijn alge meen© geschiedenis dierbare herinnering aan de onbezorgde jaren van. H.B.S. of instituut maar ook deze boeken geven geen antwoord op de vraag„Waarom immer landhonger, waarom eeuwigduren- den strijd onder de volkeren?" Met de oude geschiedenis der volken van het Oosten is het al begonnen de worste ling tusschen Assyrië en Babalonië, tus- schen de Phoeniciërs en Joden, Perzen en Hindoe's, Athene en Sparta, Patriciërs en Plebejers. En de nieuwe geschiedenis, vol gend op die der Germaansche staten tot aan den val van het Frankische rijk, waarin men zelfs een record-oorlog van honderd jaar heeft gekend, leert ons niet veel beter. Het is ook na den tijd der re formatie en contra-reformatie niet anders dan een eindeloos twisten en strijden onder de volken geweest tot op dezen dag. Ging het niet om geloof of ras, dan gold het landbezit of vermeende rechtenmaar altijd is er iets op gevonden om agressie, een oorlog, inval of hoe men het ook noe men wil, te kunnen rechtvaardigen. Waarbij we echter niet over het hoofd mogen zien dat er in alle tijden en onder alle volken ook edeldenkenden zijn geweest, die met gevaar voo>- eigen leven en veilig heid, ocirlog en twisten veroordeelden. Keeds 450 jaar vóór Chr. stelde een wijs vorst, Croesus, de koning van Lydië, toen men hem een oorlog wilde opdringen, de opmerkelijke vraag„Wie is zóó dwaas dat hij oorlog verkiest boven vrede? In vredestijd begraven de zonen hun vaders, maar in den oorlog de vaders hun zonen." En toen onder Spaansche overheersching onze vaderlandsche bodem werd gedrenkt met het bloed der vrijheidslievenden, durf de een vooraanstaand Spaansch politicus en diehter als Quevedo het bestaan, daar tegen luide te prbtesteeren. „De oorlog in de Nederlanden is door niets te rechtvaar digen", concludeerde hij. „De oorlog gelijkt een ziekte, de vrede gezondheid, want in den vrede herstellen ook de zieken, in den oorlog gaan zelfs de gezonden te gronde." Zoo blijkt er dan ook in het jaar waarin wij schrijven „niets nieuws onder de zon" en nh ons zal het ondanks alle vorde ringen der beschaving vermoedelijk wel niet beter zijn. Al stemt het tot tevreden heid dat ditmaal reeds bij voorbaat alle oorlogs-enthousiasme bleek gedoofd. In de hoofdstad is Zondagmorgen, na het bekend worden van de Engeïsche en Fran- sche oorlogsverklaringen, slechts op enkele punten in de stad waar gebulletineerd werd een volksoploop ontstaan. Er is heftig ge debatteerd, zelfs heeft de politie het twis tend publiek (communisten en tegenstan ders) hier en daar met geweld moeten ver wijderen, doch van een paniekstemming is geen sprake geweest. Ook de overige da gen van deze week is het opmerkelijk rus tig in de stad gebleven, waarvan vooral de kalmte onder de beursmenschen op het Damrak de aandacht trok. Niemand verwacht echter dat, naarmate de activiteit der oorlogvoerenden toeneemt, dit zoo zal blijven. Als gevolg van den ook voor ons land ingetreden oorlogstoestand is nu grooteren voortgang gemaakt met de ontruiming der scholen, zoodat deze na een grondigen schoonmaak vermoedelijk reeds Woensdag- alle weer in gebruik genomen kunnen wor den. Het drukke verkeer van militairen en militaire voertuigen blijft door de legering om de stad nog onverminderd voortduren. De proviandeering geschiedt in hoofdzaak hier.ter plaatse en het ligt trouwens voor die hand dat de militairen zich in hun vrije uren ook bij voorkeur in Amsterdam op houden waar meer afwisseling is dan in de polders en zij bovendien de faciliteit genieten van gratis vervoer met de ge meentetrams en -bussen. Dit laatste een attentie van het gemeentebestuur wordt door de militairen buitengewoon gewaar deerd, omdat zij onze zoo sterk uitgebreide stad mi tot in haar uithoeken leeren ken nen. De open trams bieden daarvoor op warme dagen een prachtige/gelegenheid. Intusschen geeft het militaire vrachtver keer in onze toch al zoo druk bereden stad nog steeds veel zorgen. De politie heeft daarom op de voornaamste kruispunten in het centrum de electrische stopseinen maar buiten werking gesteld en de regeling van het verkeer weder aan agenten opgedra gen. .Het zou ook een tijdroovende belem mering zijn wanneer men dedikwijls ein- delooze colonnes van militaire transporten telkens liet stoppen voor de stelselmatig het verkeer onderbrekende seinen, terwijl het militair verkeer bovendien wettelijk voorrang heeft. Het publiek vindt het ook wel amusant iets langer te worden opgehouden. Want het is hier nog nooit „da gewesen" dat men elegante wagentjes van Vroom en Dreesmann of auto's van het Dierenasyl en de Haarlemsche barïnginleggerij of Keg's kindermeel om maar een greep uit de bonte requisities te doen door militairen zag besturen. En de Amsterdammer weet er natuurlijk onmiddellijk humoristische munt uit te slaan. Hij informeert „en passant" naar een zindelijken kater, begeert een smake lijke rolmops en vraagt of hij in plaats van kindermeel niet een pakje pruimtabak kan krijgen, waarop de jongens uit Gro ningen, Friesland enz. dan in hun eigen aardig dialect reageeren vermakelijk soims. Zoo heeft ten slotte alles ook zijn humo- ristischen kant. Een minder aangename gewaarwording hebben midden dezer week sommige nach telijke wandelaars in de binnenstad opge daan. Men heeft daar duidelijk het geronk van vliegmachines waargenomen, waarvan later bekend werd dat nóch de K.L.M. nóch het Legercommando deze had uitge zonden. Dit moeten dus buitenlandsche ma chines zijn geweest en Amsterdam vormt toch geen grensgebied, zocdat men foyna zou moeten aannemen dat er opzet telijk overgevlogen moet zijn. Ongetwijfeld wordt de waakzaamheid van het in Am sterdam aanwezige luchteskader hierdoor verdubbeld. Naar men reeds heeft kunnen lezen blijft men in dit opzicht ook elders paraat. Van niet minder groot plaatselijk belang zijn de nieuw gebouwde schuilkelders. Am sterdam is met dit werk onverantwoorde lijk achterlijk geweest, doch men is thans bezig- de schade in te halen en heeft er tot op heden gelukkig weg den tijd voor. Maar het luchtgevaar blijft bestaan. Men kan er verder van op aan dat in onze groote, veruitgebouwde stad bin nenkort ook beperking van het lichtver- bruik zal worden voorgeschreven. Deze rantsoeneering wordt ongetwijfeld verhaast door de honderden die thans nog voortgaan met lichtverkwisting (in één vertrek ziet men soms wel vier a zes licht punten) en dat het meest nog in de ge wone burgerbuurten. In het voorname Oranje- en Componistenkwartier daaren tegen is de huisverlichting tegenwoordig veel bescheidener. Ten stadhuize acht men ook een spoedige distribueering van de benzine aanstaande. Maatregelen in voorbereiding dus, waar van men in het algemeen nu reeds een preventieve werking moge uitgaan door een passend gebruik of verbruik va.n het geen waarover wij thans nog vrijelijk mo gen beschikken, Dezer dagen verscheen in een officieel kerkelijk orgaan hier ter stede een vinnig ingezonden stukje, waarin een op kerkelijk terrein vooraanstaand stadgenoot zich be klaagde over een z.i. onwaardige vertoo ning. Gewoonlijk schreef hij ongeveer ziet men onze diaconessen bescheiden en weinig opzichtig, zooals het diaconesseh past, hun weg naar de kerk of zieken langs de rustigste wegen volgen, doch tot zijn niet geringe verbazing bad hij ditmaal een diacones ontmoet midden in het stads gewoel, rijdende als een razende op een motorfiets. Hij qualificeerde dit als onvrouwelijk, een instelling en het ambt van diacones onwaardig en vroeg daarover het oordeel der redactie (een commissie van predikan ten) Deze vond in het geval echter niets on stichtelijks of ergerlijks en noemde de zienswijze van het klagend gemeentelid ietwat aan den verouderden kant. De gemotoriseerde diacones in kwestie, iemand al op leeftijd, heeft zich van het geval ook niets aangetrokken en rijdt er iederen daig en avond, desnoods ook des nachts („tijdig en ontijdig" nog lustig op liois op haar motor natuurlijk.- Een en ander typeert echter weer eens te meer hoe weinig begrip men heeft van de dikwijls zeer zware taak van hen, die in de groote stad zielen en zieken hebben te verzorgen. Hoe iemand, die zich geheel belangeloos aan het zelfopofferend werk der liefde geeft, eer lof en bewondering verdient dan haastige, smadende critiek. En de zieken? Zij zullen, zoodra zij voor hun woning thans het afzetten van den „diaconalen motor" vernemen, him vreugde wel verdubbeld zien „de zuster, nu al, en anders zooveel later S 9 De rust in de stad is des avonds opval lend. Zaken en vermakelijkheden klagen er over, zelfs de anders zoo druk bezochte Bouwmeester-revue heeft het wegens toe nemend gebrek aan publiek moeten opge ven, zoodat de stadsschouwburg thans ge sloten is, evenals Carré en enkele andere theaters. Een ontmoedigend vooruitzicht voor de gezelschappen die binnenkort het speelseizoen zullen openen. Blijkbaar maken de militaire maatrege len ter verdediging en beveiliging der stad diepen indruk op het publiek. Het is ook een droeve aanblik al onze groote, monumentale gebouwen, ziekenhui zen, bankinstellingen en vele particuliere woningen gebarricadeerd te zien door hoog opgestapelde zakken zand, terwijl de lucht beschermingsdienst door zijn avond- en nachtoefeningen deze pessimistische stem ming noodzakelijkerwijs nog beïn vloedt. Moge de geruchten die in beurskringen de rende doen en van een beduidende be perking van den oorlog en nieuwe vredes voorstellen (van Italiaansche zijde) spre ken, spoedig blijken waarheid te bevatten.* Corres Pondent. Wij willen onzen Amsterdamschen briefschrijver, noch onze lezers, gaarne ontmoedigen maar van de verwezenlijking van dezen wensch moet men zich maar niet te veel voorstellen. Engeland èn Frankrijk hebben reeds meerdere malen duidelijk gezegd dat zij, nu de oorlog een maal een feit is, niet ophouden vóór het Hitler-regime is verdwenen. Redactie. Vredespogingen der oudstrijders Nieuwe ministeries Karikollen- vrouwtje In het zuiden van Belgisch-Luxemburg hoort men het bulderen van zwaar ge schut. Hst geluid komt van de Fransche grens. De bevolking raakt gewend aan die oorlogsgeluiden, welke niet al te zeer ver ontrusten „omdat het nog maar bij den buurman te doen is", zooals ons een oud strijder uit de streek zei. De man ploegde zijn land, voor den uitzaai van den nieu wen oogst. Hij ploegde voor den vrede en was er vast van overtuigd dat België dit maal buiten het conflict zou blijven. Die vaste overtuiging hebben alle Belgen, van den koning tot zijn nederigsten onderdaan. Zij gelooven niet dat deze oorlog de afme tingen zal aannemen van dien van 1914 en zij blijven hopen op een spoedigen vrede. Het schijnt trouwen-s moeilijk te vallen de werkelijkheid te aanvaarden -van het feit, dat er op vele punten van ons vasteland millioenen menschen zijn voor wie de plechtige schoonheid van het najaar geen belang meer heeft, dat voor hen vechten aan de orde van den dag is, dat die men schen zich gesteld zien voor het onvermij delijke vraagstuk to be or not to be En toch is dit alles waar Op dit oogen- blik vallen soldaten, maar ook vrouwen en kinderen. Zelfs indien we mogen gelco- ven, zooals de oorlogvoerende mogendhe den melden, dat hun luchtmachten alleen militaire stellingen beschieten en bombar deeren, dan is het toch zeker dat daarbij weerlooze slachtoffers vallen. Dat is nu eenmaal de tol dien de menschheid aan den modernen oorlog betaalt. Men vraagt zich in België af of de naties, welke in oorlog zijn, dien tol niet te hoog vinden. Vooral onder de oud-strijders hier heerscht de meening, dat deze oorlog geheel on- noodig is. Zij blijven hardnekkig ijveren voor den vrede en trachten zich in ver binding te stellen met de oud-strijders der oorlogvoerende landen, om bemiddelend op te treden en aan het nutteloos bloedver gieten zoo spoedig mogelyk een einde te maken. Zooals reeds gemeld werd is in België de regeering uitgebreid met vijf socialis ten, zoodat het kabinet-Pierlot thans uit achttien ministers bestaat. Het is een ka- bine der „Nationale Unie", gebaseerd op den „Pax Dei", dat alle partijkwesties bui ten beschouwing zal blijven. Twee nieuwe departementen zijn bij de uitbreiding van het kabinet-Pierlot in het leven geroepen. Het eerste departement, dat van „bevoor rading", met minister Delfosse aan het hoofd, draagt een naam die geen verduide lijking noodig heeft. Geheel anders is het evenwel gesteld met het nieuwe propagan- da-ministerie, dat officieel „Departement van Nationale Voorlichting" heet en door den heer dr. Arthur Wauters, directeur van het dagblad „Le Peuple", wordt be heerd. Van journalistieke zijde staat men in België een beetje huiverig tegenover dit departement, dat volmacht heeft om preventieve censuur uit te oefenen. De heer Wauters heeft echter verklaard, van die volmacht geen gebruik te zullen maken en alvorens de portefeuille te aanvaarden heeft hij zelfs de „conditio sine qua non" gesteld, dat onder zijn beleid van een pre ventieve percensuur geen sprake zou zijn. Voorts heeft de heer Wauters ons de taak van zijn departement als volgt uiteen gezet „De rol van dit ministerie zal een taak van coördinatie zijn betreffend de mondelinge, geschreven en fotografische informatie. Deze administratie zal een streng objectief kenmerk vertoonsn niets geheims, geen onderaardsche taktiek van propaganda of dergelijke, ook geen dwang. Wij stellen ons tot taak hst groote publiek in te lichten over den stand der bevoor rading en de maatregelen ter distributie van de levensbehoeften, het verklaren der alhier Ataak bij het kiezen van een beroep voor Uw zoon of dochter gebruik van de gegevens, waarover ons bureau beschikt. Zitting Dinsdag a.s. 7.30—9 uur in het Voormalig Burgerweeshuis aan de Bad huisstraat. Inlichtingen kosteloos. juiste toedracht van reg-eeringsmaatreg-e- len en officieele teksten die verward zou den lijken, de burgers te wijzen op hun plichten, den geest van eendracht onder de bevolking te bevorderen, legenden ^n leugenachtige berichten te weerleggen en het land gerust te stellen in geval van pa niek". Het betreft hier derhalve minder een propaganda-ministerie zooals dat de totalitaire landen kennen dan wel een re- geeringspersdienst gelijk die in Nederland bestaat, maar met ministerieele bevoegd heid en een uitgebreidere taak. «S IS Oud moedertje stond met een karretje op den hoek van den boulevard, bij de Beurs, te Brussel. Zij zag er nog kras en goed verzorgd uit, hetgeen voor haren „commerce" noodig was. Haar handeltje was simpel als zij zelfop haar karretje onderhield zij een vuurtje, waarop een pot met karikollen stoomde. Zij waren duur der geworden, zei ze „'Ne franc de twee karikollen" (hier ook genoemd „escargots'" eetbare wijngaardslakken). Terwijl zij haar koopwaar opdiende, vroegen wij haar :r Hoe gaat het moedertje? Wreed slecht, menier, antwoordde zij. De commerce lee plat, mee diejen onnoo- zelen oorlog. Onnoozelen oorlog?deden wij verwonderd. Zekers, herhaalde zijIs het dan niet dom-onnoozel weeral oorlog te gaan ma ken, terwijl de rouw van die van 1914 nog gedragen wordt Toen eerst viel het ons op dat zij rouw- kleeding droeg, de dracht der oorlogswe duwen. En ziende dat wij haar begrepen hadden ging zij voort Ik draag al ruim twintig jaren den rouw voor de uitroeiing van geheel m'n gezin. Als er in 1914 geen oorlog was ge weest zou ik nie mee karikollen behoeven te leuren. Nou heb ik niemand die voor me den kost kan verdienen, al ben ik diep in de zestig. M'ne man wier bij Leuven ge fusilleerd en m'n vier zonen sneuvelden aan den IJzer. Twee liggen er bij Pas-, schendale en twee wieren er van 't solda- tenkerkhof naar Elsene gebracht, waar m'n man ook begraven ligt. Ze zeggen da millioenen moeders nou weer d'r zonen zoo zullen moeten afgeven, 'k Wil het niet ge looven. De wereld is te veel veranderd sinds 1914, dan da zooiets nog mogelijk zou zijn. Er is geen enkel volk da den oorlog wil, maar het berust in de hoop, da 't gauw gedaan zal zijn. Als het te lang duurt zal het volk den vrede gaan willen mee het zelfde geweld als het nou ten oorlog gevoerd wordt en diejen dag zal er de wereld geheel en gansch anders uit zien Aldus sprak het karikollenvrouwtje wier man en vier zonen in den vorigen oorlog sneuvelden en die alleen nog hoopt op den sterken vredeswil van het volk in alle lan den, om aan dezen zoo onnoodigen als „on noozelen" oorlog een einde te maken. TELEFOON 637 MIDDELBURG Het adres voor beter werk Feuilleton door Kurt Siodmak 7 Maar hij is toch heelemaal geen kind weer Hij staat in een grijs costuum voor bet altaar opgegroeid hij is maar voor een oogenblik in zijn vaderland di rect moet hij weer verder, naar Parijs, naar de Sorbonne hij wil alleen maar even met Maria spreken Maria met het Kindeke Maria Maikofen...... Ja, nu herkent hy haar. Zij is het. Maria Maihofen lacht hem tegen van het oude schilderij, de jonge Maria, met een gouden glans over heur harensamen wande- zij onder de oude Gotische gewelven en Maria zegt „Waarom ben je toen toch zoo verschrik kelijk ver weg gegaan? Ik had je bijna uit het oog verloren, daar heelemaal in Afrika Maar dat is niet de Sankt-Martinskerk w ColmarDat is toch Berlijn. Auto's lagen voorbij. Lichtreclames flitsen aan en uit. De witte, bizar bewerkte muren van de Kaiser-Wilhelm-Gedachtniskerk rijzen op tegen den hemel, zwart als de nacht Nu moest hij geld voor een taxi heb- enAch, zijn hoofd is zoo zwaar, zijn Voeten zym zoo moe....'.. „Maria- lieve Maria, zullen wij niet lie- Kijk dan toch, ik kan niet meer... Maria, je loopt zoo hardwaar ben Maria J 1" Hij, heeft geroepen. Met verdroogd ver hemelte, Schel en angstig. „Hij droomt van een vneuwstelde Achilles zakelijk vast. „Laat hem met rust bromde O'Murphy. Achilles floot valsch tusschen zijn tan den, haalde zijn schouders op en gaf er de voorkeur aan, weer naai' zijn hoekje terug te gaan en zich aan zijn flesch sprit te wijden. Hauser sloeg zijn oogen op. „O'Murphyach, zoo Plomp en goedig knikte O'Murphy hem toe en lachte een beetje dicm. Ja, dat deed goed, te weten, dat er een vriend in de buurt wasal was het dan ook een inbreker uit Dublinmisschien wel een roofmoordenaar Dat deed iemand goed Ja, zoover was men al gekomen Hans Hauser sloot zijn oogen weer. Alsof hij zijn eigen ellende niet wilde zien. HOOFDSTUK V, Een vrouw. Ben Scliiiorsch is het laatste poststation. Zuidelijk daarvan ligt Sidi Malekesch, de heilige stad van klei. De artillerie trekt er met een groote omweg omheen. Een Fran sche granaat in deze huizen van klei en het geheele land van den Profeet zou in vlammen opgaan. Ben Schiorsch had een café, dat gedu rende de laatste twaalf dagen een goud mijntje voor den eigenaar was, aangezien de Fransche kwartiermeester er beslag op had gelegd voor zijn officieren. Men moet het tl'zer smeden als het heet is Drie da gen na den intocht van de gasten was het veranderd in een soort Parijseh boulevard- café. Men beschikte er nu over veertien stoelen en drie tafeltjes, die tesamen tien pooten hadden. Er waren zoowaar muskie ten-netjes voor de ramen gespannen en de inventaris was verrijkt met vier pannen, waarin afwisselend koffie en verschillende uitgezochte spijzen van schapenvleesch ge kookt werden. Er wa9 een reizend theater aangekomen, dat zich na een langdurig proces in het „ontluizingsstation" geïnstalleerd had on der de vier palmen voor het postkantoor op het marktplein. Langzaam slenterden twee officieren door de straten van Ben Schiorsch. „Kunt U zich de avond voor de groote slag zonder een beetje vroolijkheid voor stellen?" vroeg de kleine luitenant Devil- liers, waarbij hij ondernemend met zijn groote sabel kletterde. Kapitein Berrier wierp zijn sigaretten eindje weg. „In Europa heb ik vier jaar oorlog zon der vroolijkheid meegemaakt, en dat was een heel andere oorlog dan deze hier, met forten, die bij het eerste schot in elkaar vallen en een vijand die met dolken vecht. Ik heb die vroolijkheid nog nooit gemist." Een berberjongen, die achter hen aan sloop, bukte zich, deed het sigarettenpeukje in de zak van zyn smerige broek verdwij nen en slenterde onverschillig verder. „Dat noemen ze oorlogKapitein Ber rier trok verachtelijk zyn wenkbrauwen in de hoogte. „Machinegeweren tegen dol ken En nog is het land niet rustig. Wan neer men op den vijand gestooten is, dat wil zeggen, wanneer men dat denkt en de kanonnen opgesteld zijn, schiet men in het leege woestijnzand. Het is om gek te wor den. Als het in de eene hoek rustig is ge worden, begint het in de andere te knette ren. Een luguber land V* Hij schudde mismoedig het hoofd. Zijn juist aangestoken cigaret viel op den grond. Als een havik schoot de bruine jon gen erop af. Berrier draaide zich woedend otm. „De jakhalzen zullen je verslinden schreeuwde hij nijdig. Maar de kleine Berberjongen was al verdwenen, of de aarde hem opgeslokt had. „Zoo is dit land", schold Berrier, „men moet eeuwig en altijd op zijn hoede zyn. Een onachtzaamheid en van alle kanten stormen menschen toe, die er oogenschijn- lijk niets mee te maken hebben." Devilliers begon hartelijk te lachen „Ik mag deze oorlog wel Berrier wierp hem een giftige blik toe. „Wacht liever af, mijn waarde mom pelde hij. „Als eerst de malaria maar eens bij je aanklopt, precies om half zes, Za terdagavond, juist als je je gekleed hebt om uit te gaan, en je voelt de koorts, zoo dat het in je ooren toetert als een scheeps- Si-.ene, mijnheer de luitenant 1 Als je, maar eens onder vuur genomen wordt, terwijl je met je mannen bij een vredige oase uit rust, en de helft van zijn er geweest, voor dat je weet van welken kant het vuur komtAls je eerst maar eens het smerige water, waarin Arabieren en kameelen zich gewasschen hebben, dTinkt alsof het nectar was Devilliers wuifde lachend met zijn hand. „Je zult die oorlog hier, nog wel leeren kennen", vond Berrier. „Nu ben je nog een kranige kereld, je ziet er nog welgedaan en goed gevoed uit, maar als je eerst maar eens dertig jond bent afgevallen, dan zul je wel beter weten, wat voor een land dit is, en wat voor een oorlog „Je gunt me bijna een blik in de eeuwige jachtvelden", zei de kleine luitenant aan dachtig en vouwde zijn handen, .„maar toch zou ik in geen geval naar Parijs terug willen." „Zeg dat nog eens over drie maanden en je bent een held 1" De groote artillerist sloeg de kleine lan- cier op den schouder. „Zes jaar Afrika, zooals ik, steeds in het binnenland, veertien kogelgaten en een huid, geperforeerd met dolkstekenen dan wil je me nog iets goeds van dit land vertellen Een groote gele race-auto donderde voorbij, een wolk van stof achterlatend. De beide officieren waren verbaasd blij ven staan. „Alle menschen 1" fluisterde Berrier ver baasd. „Een vrouw Devilliers mond was van verbazing open blijven staan. „We zijn hier toch in het oorlogsgebied, en een vrouw... Berrier haalde zijn schouders op. „Binnen een, half uur weten we er alles van. Je moet je nieuwsgierigheid in Afrika maar afwennen." Maar niettegenstaande dat, zette Berrier den pas er in. Een vrouw...... Zij naderden het café, dat sedert drie dagen het opschrift „Papillon d'Amour" droeg. Een groep officieren stond om de auto, waar de koffers van werden afgela den. Met een goedkeurende blik wandelde Berrier er om heen. Goedkeurend keek hy naar de glanzend gelakte kofferstoen werd zijn aandacht getrokken door een paar reishandschoenenhet parfum, dat om de auto hing prikkelde hem weldadig in den neus. Berrier kwam geheel onder den indruk van de nabijheid van dit vrou welijk wezen. Hij rekte zijn schouders. De adem van de groote wereld deed hem op leven I {(Wordt vervolgd)#

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1939 | | pagina 9