BUITENLAND SPORT Daitschland's vliegend leger. Regimenten dalen achter de vijandelijke linies. De oorlog van morgen Hoog boven de ryandelijke linies, welhaast onbereikbaar ▼oor het luchtdoelgeschut, ronken vliegtui gen, Een luchtaanval op een groote stad in het vyandeüjk gebied? Neen, onmogelijk. Want het is juist boven een dunbevolkte en militair weinig belangrijke streek, dat zij hun vaart verminderen en faun lading lossen. En het zyn geen bommen, die zy paar beneden werpen die zouden daar ook weinig kwaad kunnen stichten maar levende wezens, menschen zijn het, die door middel van een parachute naar bene den dalen. En met hen dalen, eveneens aan valschermen bevestigd, de wapens neer, die deze soldaten gebruiken geweren, mi trailleurs, munitie. In een oogwenk vormt zich een formatie, achter het front van den vijand. Diep wellicht zal zy het vijandelijk land kunnen indringen, verwarring stich tend onder de burgerbevolking, industrie centra, eleetrische centrales, gas- en wa terleidingen vernielend. Tot zy door de vij andelijke strijdkrachten omsingeld zal zijn en dan wacht den soldaten van dit nieuwe wapen den dood of tenminste de gevangen schap. Het zijn slechts de zeer dapperen, zeer geschoolden, die voor dit werk in aan merking kunnen komen. In Duïtschiand is onlangs het „eerste regiment valschermjagers" er schijnen dus nog meer van dergelijke regimenten te komen op de been gebracht. Onze Oos terburen hebben met de vorming van deze troep het voorbeeld van andere naties ge volgd. Het eerst ging, naar wij meenen te weten, Rusland, waar het parachutesprin gen een soort nationale sport schijnt te zijn, daartoe over. Maar de Duitsche leger leiding heeft met de van haar bekende energie de mogelijkheden van dit jongste wapen bijzonder grondig bestudeerd en methoden ontwikkeld, waarmede de nieuwe troep gevormd, geschoold en in de weer macht ingevoerd kan worden. Het eerste regiment valschermjagers ontstond in Duitschland, nadat de legerlei ding zich van de doelmatigheid eener der gelijke troep voor den modernen oorlog had overtuigd. Zonder andere kennis dan die, welke de parachute-springers en militaire en verkeersvliegers in him practijk hadden verworven, begonnen de mannen van het jongste wapen hun werk Dit moest vooral uit ontelbare en soms zeer gevaarlijke ex perimenten bestaan, opdat in de eerste plaats de apparaten beproefd en volgens him byzondere eischen ontwikkeld konden worden. De parachutespringer heeft even als de in nood verkeerende piloot zijn taak na het einde van den sprong volbracht. Hij kan zich op alle mogelijkheden voorberei den, zich letterlyk in de watten pakken, hij kan zelfs eenig lichamelijk letsel ris- keeren want hy is Immers gered, wanneer hij op de aarde geland is. Voor de valschermtrosp echter be gint de taak eerst na het einde van den gelukkigen sprong en deze taak staat niet toe, dat byv. de aankleeding van de mannen van dien aard is, dat de bewegingsvrijheid op aarde er door belemmerd wordt. Een eenvoudige, zeer dunne overal „Knochensack", zegt men hier is alles, wat er bij de ge bruikelijke uniform komt, afgezien van de kniebescherming en eenige lichte bandages, die ook door athleten en voetballers gebruikt worden. Maar met de vaststelling van goede ap paraten en een goede uitrusting alleen was men er nog niet. Om het actievermogen, de zekerheid en de kracht van de troep te verhoogen moesten en moeten er nog voortdurend nieuwe experimenten worden ondernomen. Zoo heeft men op het oogen- blik de zekerheid, dat de troep ook boven heuvelachtig land kan dalen en dat zelfs bosscheiï, rivieren, meren en bergen geen bijzondere hindernis meer vormen, terwijl het verder den springer onverschillig kan laten, of hy by dag of hij nacht zyn werk moet verrichten. Zorgvuldige opleiding. De valschermtroep wordt slechts uit vrij willigers gerecrubeerd en het groote aantal aanmeldingen bewijst, dat de oproep niet tevergeefs is geweest. De eischen, cie dit speciale wapen aan de mannen stellen 9 moet, maken een byzonóer scherpe selectie noodJg. De jonge avonturier, de onbezon- nene, is evenmin te gebruiken als degeen, die niet wilskrachtig genoeg is om ock op het hacheiykste oogenblik de rust te bewa ren en het doelmatige te doen. De jonge mannen, die bij het regiment valschermspringers worden aangenomen, krygen eerst een opleiding als iedere an dere recruut. Na vier maanden worden zij dan toegelaten tot den cursus van acht weken aan de valschermscbool, om daarna weer naar het regiment terug te keeren. Hun speciale opleiding ontvangen zy op de school. Deze bestaat in de eerste plaats uit een harde lichamelijke scholing. De para^ chutespringer zweeft wel is waar naar de aarde, maar met een snelheid, die met die van een val van geringe hoogte gelijk komt. Hy moet zich aan dezen val gewen nen en leeren, hem ook onder groote moei lijkheden (bij daling in een gevaarlijk land schap) zonder fouten uit te voeren. Hfl leert hoe hij zich elastisch moet laten neer komen en hoe hg onmiddellijk na den val weer op moet staan, opdat de door den wind voortgedreven parachute hem niet over den grond sleept. Hij leert zich naar den wind te draaien, terwijl hg nog in de lucht zweeft. Dit alles leert de springer nog op den vei li gen aardbodem, in de oefeningshal, aan doelmatige toestellen. Hg leert vooral en leert dit met bijna plechtigen ernst, de pa rachute te vouwen. Want slechts de para chute, die geheel volgens de voorschriften gevouwen is, zal zich in de lucht steeds ontplooien. Thans is het zoover De eerste sprong kan gewaagd worden. De leerlingen stijgen op in 'n vliegtuig van 't normale type. De eerste sprongen worden principieel slechts individueel uitgevoerd. De instructeur moet iederen springer nauwkeurig gade kunnen slaan. De leerling stelt zich op bg de ge opende cabinedeur. Zoodra de leider, die een zeer verantwoordelijke functie heeft, onder waarneming van de snelheid van het vliegtuig, van de windrichting en van an dere invloeden, het oogenblik van den sprong gekomen acht, krijgt de soldaat een licht klapje van achteren en met ce ar men vooruit als bg een snoeksprong over het tumpaard vliegt hg de lucht In. Het valscherm opent zich automatisch een scherpe ruk, die het gehesle lichaam door trilt, overtuigt den man, dat hy nu in de hoede van de ontplooide parachute zweeft. Op de aarde staat een instructeur, die den springer toeroept „Beenen uit elkaar Op den wind letten Juist, dat heeft men immers geleerd. Men kykt naar beneden, reeds beroert men de aarde, valt rolt, springt op en loopt zg wagen het allen en wagen het steeds weer en meenen tenslotte, dat het in het geheel geen gewaagde onderneming is. Wanneer alle leerlingen goed springen, be ginnen de gezamenlyke afdalingen. Met een tusschenruimte van enkele seconden verlaten 12 springers een vliegtuig. De oefeningen in grooter verband worden dan in het regiment, waarheen de leerlingen na afloop van den cursus terugkeeren, voort gezet. Het nut van het nieuwe wapen is in ge val van ernst nog niet beproefd. Alle lan den moeten zich voorlooplg met de theorie vergenoegen. KERK- EN SCHOOD'IEUWS De financiën der zending. Het Zendingsbureau te Oegstgeest vraagt ons plaatsing voor het volgende artikel van den heer C. W. Nortier. Deze schreef o.m. Onder dezen titel volgt nu niet een me- dedeeling van de directie der Samenwer kende Zendings-Corporaties, dat de inkom sten de uitgaven niet dekken. Schrijver dezes heeft reeds vele jaren de zegeningen en de nadeelen van de ups en downs van de financiën der zending (of omgekeerd) me degemaakt en zou gaarne tot de kerk van Christus in Nederland, in wier dienst hg zich weet door bemiddeling van de organi satie der Samenwerkende Zendingscorpora ties iets over deze financiën in het midden willen brengen. Hier gaat nu een zendeling spreken over geld, den materieelen kant der zending, waarby hy zelf zoo ten nauwste betrokken is. Van het hachelyke hiervan is hg zich zeer bewust Zendelingen worden gehouden voor men schen, die zich aan den dienst van Jezus Christus in voor en tegensooed hebben over gegeven inderdaad is dit zoo, hoewel niet minder dan ieder, die zich door God weet aangesproken en dientengevolge niets te eischen hebben, omdat naar den regel van het Koninkrijk Gods hun alle dingen zullen worden toegevoegd. Dit is het uit gangspunt, waaraan wg de vrijmoedigheid ontleenen de onzekere situatie der zendings- financiën te bezien, niet uit behoefte om te opponeeren. maar uit gevoel van plicht. Wij zijn dit is niet overdreven door de be zuinigingen, die de laatste jaren zyn toege past en nog steeds verder zullen moeten worden toegepast, reeds gekomen tot een liquidatie, die langzaam maar zeker gaat voortschrijden. Voor nieuw werk kan geen sreld beschikbaar worden gesteld, het op peil houden van bestaand werk is nauwe lijks meer mogeigk, daar het beschikbare geld in de eerste plaats dienen moet om de zendingsarbeiders met hun gezinnen, zoowel hier als In Indlë levensmogeigkheid te verschaffen. Het Nederlandsche zendelingen-corps gaat een tyd tegemoet, waarin de kerk die het uitzond, slechts de hoognoodlge levensnooddruft zal kunnen verschaffen. Wie in de zending is. verdient in den eigen- lyken zin van het woord geen geld, maar zal al tyd dankbaar zgn, dat hy" boven het voorrecht getuige te mogen zyn, nog een salaris op den koop toe ontvangt. Dat deze gezindheid onder de zendelingen te speuren is. big'kt zonder zelfverheffing hieruit, dat zij de salarisverminderingen steeds aan vaarden. Zeker, aller positie in de zending is niet dezelfde. Daar is groote verscheiden heid. Er zQn zendelingen, die te allen tyde middelen hebben om de salariskortingen op te vangen. Er zgn er, die in moeilyke om standigheden gebracht bij de opvoeding en studie hunner kinderen terug vallen op fa milie of bemiddelde vrienden. Dit zijn zege ningen Gods. waar zg in geloof dankbaar voor zijn. Maar er zyn er ook. die de bg hun uitzending toegezegde middelen voor levensonderhoud steeds hebben zien vermin deren zonder dat op hulD van anderen ge rekend kon worden, derhalve bg hun moei zaam werk steeds materieele zorgen te dragen hebben. De directie te Oegstgeest is gedwongen telkens weer nieuwe objecten van bezuini ging te zoeken. De laatste betrof hen, die in de homebase werkzaam zgn, de met verlof zlnde zendelingen daarbij Inbegrepen, om den voortgang van den arbeid in Indië op het reeds zéér laag gestelde peil zoo lang mogelhk te waarborgen. Er zh'n gezinnen, die van de nominale bedragen salaris en kindergeld nu reeds a»r maand ze~tig tarh- fig en honderd frijirifvn en rn,"«,rtn en een aanstaande vermindering der kindergel den van de zendelingen met verlof van 700 op 500 en van 400 op 250 pei jaar is tegen 1 Juli a.s. op komst. De Oost-Javaansche kerk. die de haai door de zending jaarlyks toegezegde onder steuning zeer krap berekend had op 18.825 (de helft der totale kosten) kreeg bericht, dat van dit bedrag op 35 d. i 6.600 voor 1939 niet kon worden gerekend. Ontoereikende predikanten-salarissen. Een herziening der gemeenteramingen had tot gevolg, dat de salarissen der predi kanten, die den graad van middelmatigheid reeds lang hadden bereikt weer een korting moesten ondergaan. Deze zeer gewaardeer de werkers der Javaansche kerk over wier opkomst de oudere kerk in het Westen zich zoo hartelyk verblijdt, hebben van den aan vang af ondervonden, dat het verband met deze kerk aan groote wisselvalligheid on derhevig is ten aanzien van het mededragen hunner stoffeigk nooden. Een predikant in de Javaansche kerk begint met 25 per maand. Na 20 dienstjaren ontving hij 45, zijnde het hoogste salaris, vermeerderd met 2, 3 en 4 per kind al naar gelang van den leef tyd. Een concreet voorbeeld van bezoldiging van een predikant te Soerabaja met ingang van dit jaar is als volgt 37.50 (geen kindergelden) per 1 Jan. ver minderd met 10 blyft 33.75, vermin derd met 7 pensioenfonds en 2 steun fonds predikanten totaal 3.37%, blyft 30.37%. Daarby komt 20 stadstoelage, maakt 50.37%, maar daarvan moet be taald worden 5 huishuur, 3 water, 3.69 licht, restant 39, waarvan man en vrouw en 2 jonge kinderen in een stad ais Soe rabaja waar de predikant zich moet kun nen bewegen en zyn licht niet on der de korenmaat zal moeten zetten, zullen moeten leven. In zekeren zin Is dit te doen. wat voeding en kleeding betreft, maar als men denkt aan wat noodig is voor het bij houden van studie, tijdschriften, de vanzelf sprekende behoefte om de kinderen een by den predikantsstand passende opvoeding te geven en de vele gasten, die pastorale ar beid in het Oosten steeds met zich mee brengt, dan weet ieder, die in de Javaan sche maatschappg thuis is, hoe dit alles bg een zoo karige bezoldiging scheef moet loo- pen. De Theol. school Balewyata staat plot seling voor het feit, dat de begrooting, waarop gerekend was, met 3000 vermin derd moet worden. Een behoorlijke uitrus ting van deze school is voor het heil der zelistandige kerk een noodzaak. Zij is juist een van die instellingen, waarop de oudere kerk in haar dienst aan de jongere kerk zich meer zal dienen te concentreeren naar mate de zelfuitbreidlng, zeer zeker ook met hare medewerking, in handen komt der Javaansche kerk zelve. Zoo zou ik kunnen voortgaan te wijzen op de vermindering van reiskosten en col- portage-arbeid, waardoor de bewegings- mogelykheid der zendelingen, Javaansche predikanten en colporteurs wordt gehin derd. Al deze voorbeelden koos ik uit het my bekende zendingsveld Oost-Java, maar deze zouden misschien* met nog meer spre kende cijfers van andere terreinen kunnen worden aangevuld. Laat my hiermede vol staan niet om U te zeggen „het gaat niet langer zoo, de fine-fleur en de expansie kracht van den zendingsarbeid gaat teloor bg gebrek aan geld". lit zou my wel wach ten dezen toon te laten hooren. Als het schip gaat zinken, blijft de kapitein er op, hij gaat door aan de vervulling van zijn opdracht. Zoo zullen de werkers om Chris tus' wil trouw bigven midden in de af braak. Daar zal de kerk van Christus wel op kunnen rekenen. Er zullen misschien menschen zijn, die deze mededeelingen lezende zeggen „Nu wordt het pas goed, het moet de zending niet voor den wind gaan, het is hare eere om in lyden en armelykheid te midden en naast de breed gebarende belijders der niet- Christelyke godsdiensten het getuigenis van Christus hoog te houden. Hoe hooger de nood en daarby hoe ontoegankelyker de omgeving, des te meer wordt de getuige wat hy in Christus zijn moet". Tegenspraak past hier niet. Komt het zoo, het komt zoo en de zendelingen mogen de genade ontvan gen om zwggend voort te gaan en stand te houden. Als echter het uitgangspunt van deze uitspraak zou zgn, dat 't op de stoffe- lyke middelen niet zoozeer aankomt, dan ontbreekt het klankbord. Dit is echter op gericht bij hen, die uit het Evangelie de nieuwe verhouding van stof en geest ge vonden hebben. In het Koninkryk Gods is de materie erkend als volkomen gelyk- gerechtigd met den geest, mits onderwor pen aan den Heiligen Geest, die er een offerande Gods van maken kan. Wat de zendelingen niet kunnen en wil len zeggen, dat worde nu gezegd door de zendende kerk van Christus. Op Jezus woord „Heeft het U aan iets ontbroken" antwoordden de discipelen „Neen Heer" en de zendende kerk zegge nu in trouw aan haren Heer „het zal ze aan niets ont breken", want deze Heer vraagt élles van hen, die zenden en van hen, die gaan. Dat de samenwerkende zendingscorpora ties dit jaar een tweede zendingsweek moe ten organiseeren, is een sprekend teeken, dat er nood is. Moge dat opgemerkt wor den. HOE HET BRITSCHE WERELDRIJK VERDEDIGD WORDT. In September bereikt de „trooping season", de tgd van de inlyving der En gelsche soldaten bg de overzeesche regi menten,- al tgd weer een hoogtepunt. In de „trooping season" worden jaarlijks duizen den Tommies van Engeland uit naar de Britsche koloniën in het Verre Oosten en West-Indië verscheept, naar Cypres en Egypte, naar Aden en Palestina, naar Hongkong, den Soedan, Gibraltar en Mau ritius. Wanneer Engeland er zoo'n groote vaarde aan beqht, dat de wegen naar zijn overzeesche bezittingen vrij blijven, spreekt daarby de zorg, dat verschillende koloniën by een oorlog niet langer van het moeder land uit van soldaten kunnen worden voor zien, een hartig woordje mede. Nog geen honderd jaar geleden was dat geheel an ders indertyd bestond de zorg, dat de sol daten uit de koloniën niet vlug genoeg het moederland te hulp zouden kunnen snel len. De hertog van Wellington had name lijk de gewoonte, zooveel mogelijk soldaten in de koloniën te „verbergen" om het op deze wyze aan de oppositie-partijen onmo gelijk te maken, een overzicht over de sterkte en de kosten van het leger te krij gen. Engeland's laatste groote leger-her- vormer, viscount Uardwell, spoorde inte gendeel de koloniën aan, eigen troepen op de been te brengen en vertrouwde er bo vendien op, dat de Engelsche vloot steeds sterk genoeg zou zy om in geval van nood snel genoeg troepen uit het moederland naar de overzeesche gewesten te brengen. Desondanks liggen er natuurlijk nog steeds Britsche troepen in de koloniën. Elk twee de bataillon ligt op een buitenpost in het wereldrijk en verwisselt zgn plaats na een bepaald aantal jaren met een bataillon uit het moederland. Moderne „kreeftpannen". Men heeft juist den herfst voor dit transport gekozen, om den overgang uit het nog warme Europa naar de tropen eenigszins dragelijk te maken. Desondanks lyden de soldaten onder e hitte, die in de Roode Zee en den Indischen Oceaan heerscht. Zeer oneerbiedig hebben zg de transportschepen „kreeftpannen" gedoopt, wijl men op deze schepen zoo mooi rood „kookt". En daarbij zgn de moderne trans portschepen toch heel wat comfortabeler dan de vaartuigen, waarop een vijftig jaar geleden de Tommies naar de tropen trok ken. De namen van de transportschepen uit den tyd na den Krimoorlog, de „Kro kodil", de „Jumna", de „Malabar" en de „Serapis", spelen in de geschiedenis van de Britsche marine geen al te roemrgke roL Het laatste van deze schepen, de „Se rapis", werd op zyn laatste reis hulpeloos ronddryvend op den Indischen Oceaan aan getroffen. Een storm had het stuur gebro ken, de machines waren defect en beman ning en troepen waren radeloos. Juist de ervaringen van de laatste jaren hebben de Britsche regeering overtuigd van het belang van goede transportsche pen, waarop de troepen gemakkelijk kun nen reizen, zoodat de soldaten frisch en monter het doel van hun tocht bereiken. Alle vroegere transportschepen waren oude passagiersschepen, die gebrekkig aan hun nieuwe doel waren aangepast. Thans bouwt men in Engeland uiterst moderne schepen voor het transport der soldaten. Het eerste van deze schepen, de „Dilwara", werd in 1936 in dienst gesteld. By de huidige troepenwerving speelt de reis aan boord van de „Dilwara" een groo te rol. „Zie^ verre landen roepen de reclamebiljetten, „reist met vrouw en kind en laat U daarvoor betalen In derdaad heeft men alles gedaan om het den soldaten gedurende de reis aangenaam te maken. De mannen zelf slapen op de troependekken in hangmatten, die 's mor gens opgerold worden. Dan verschijnen er tafels en stoelen en het geheel maakt een gezelligen indruk. Een ventillatiesysteem zorgt voor toevoer van frissche lucht en een gelijkmatige temperatuur. De vrouwen en kinderen zijn in hutten ondergebracht. Een speelzaal voor de kin deren, een modern ziekenhuis in zakfor maat onder uitstekende medische leiding alsmede sportzalen volmaken de inrich ting. De vrye avonden zyn aanconcerten en dansen gewijd. Onder de vele honderden soldaten aan boord vindt men ir den regel wel eenige tientallen lieden, die de kame raden op prettige wyze weten bezig te houden. Desondanks behoort de dienst in de ko loniën tot de zorgenkinderen van den Britschen minister van oorlog. In het by- zonder de oudere soldaten dienen niet gaarne eenige jaren in de overzeesche ge westen. Het ongewone klimaat en de on bekende gevaren op de plaats van be stemming wekken by de Britsche soldaten het zelfde tweeslachtige gevoel op, dat de geheele Britsche natie min of meer ken merkt Rykdom is goed maar het is moeilyk hem te beschermen. KONINGEN DER OORLOGSVLOTEN. Slagschipkolossen beheerschen de zeeën. Snelheid, pantsering en artillerie worstelen om meestbegunstiging. Het zgn ware kolossen, de eerste slag schepen van 35.000 ton, die dezer dagen op EngeLache, Fransche en Duitsche wer ven van stapel zyn geloopen. Aan weinigen zal het intusschen bekend zijn, voor hoe veel moeiigke problemen de instructeurs van dergeigke drijvende vestingen gesteld worden. Meer dan tien jaren heeft het geduurd, voor de maritieme mogendheden uit de les sen van den zeeoorlog tusschen de jaren 1914 en 1918 hun conclusies voor den bouw van nieuwe oorlogsschepen trokken. Kort na het sluiten van den vrede waren Enge land, Japan en de Vereenigde Staten wel Ls waar van plan, 26 slagschepen van on geveer 40.000 ton te bcuwen. De resulta ten van den slag in het Skagerrak waren indertyd van grooten invloed op de beslui ten der admiraliteiten. De eigenschappen der Duitsche linieschepen „Baden" en „Hin- benburg" werden na den afloop van den were'd oorlog ook b"itr>n Pij^s'-'-Hpnd be kend en waren aanleiding tot een aanpap sing aan de ervaringen, die tijdens den sla» in het Skagerrak met deze schepen war® opgedaan. Engeland construeerde tydens den we reldoorlog de slagkruisers der z.g. „Hood". klasse. Toen na genoemden zeeslag bleek dau de groote aandacht, die de Duitschers aan de pantsering besteed hadden, volko. men gerechtvaardigd was, reconstrueerden de Engelschen den slagkruiser „Hood" en versterkten da pantsering zoodanig, dat de tonnage met 50U0 ton steeg. Dit belang, rykste Engelsche slagschip van den we reldoorlog bereikte tenslotte een tonne- maat van 42.100 ton. De scheepsbouwers waren dus reeds twintig jaren geleden aangeland by de kolossen, waarvan de wa- terverplaatsing de tonnemaat der tegen- woordige slagschepen ten deele overtrof. Wanneer het desondanks twintig jaren duurde, tot de mogendheden hun scheepj. bouw-technische ideeën in de daad omzet- ten, lag dit aan den wensch van den na- oorlogstyd, de geweldige kosten voor der- gelyke dryvende vestingen in den zak te houden en door- overeenkomsten een aan- zienlyk lager liggende maximale grens van het slagschiptormage vast te stellen. De rivaliteit der drie grootste maritieme mogendheden der wereld, Engeland, ce Vereenigde Staten en Japan echter heer. er tenslotte toe geleid, dat de boeien ver. breken werden, slagschepen van 35.000 tos een vanzelfsprekendheid werden en slag. schepen van 45.000 ton in het bereik der mogelijkheden liggen. Problemen blyven dezelfde. Maar of de scheepsbouwers nu 28.000, 35.000 of 45.000 ton ter beschikking heb ben, om al het noodige in den scheeps romp en op het dek te bouwen, de proble men blyven steeds dezelfde. Ook op slag. schepen van 35.000 en 45.000 ton worste len pantsering, artillerie en de machines voor de grootst mogelijke snelheid om meestbegunstiging. Ook bij de dryvesde kolossen blyft er weinig ruimte en gewiö over, om een van deze drie eigenschappa bijzonder royaal te bedenken. In het alge- meen geldt op het oogenblik het principe, dat 40 procent van het totale gewicht voor de pantsering gebruikt moet worden. De machines voor het bereiken van de grootst mogelyke snelheid, die overigens tegen woordig niet veel grooter is dan die van de schepen van den wereldoorlog, eischen in het algemeen 11,7 procent van het ge wicht op. Het Fransche slagschip „Duin kerken" biedt een treffend voorbeeld, welk een zwaar pantser de koningen der oor logsvloten op het oogenblik wel dragen, Dit schip vaart met een 11.000 ton zware pantsering over de oceanen. Hoe grooter de tonnemaat, des te grocter ook de ma chines en des te zwaarder het pantserge wicht. Aldus blijft er weinig speelruimte over voor de uitrusting der slagschepen met artillerie. Bewapent men het schip b.v. met 45 c.M.-geschut, dan wordt het ge wicht der reusachtige geschutstorens en den omvangrijken voorraad munitie zoo geweldig, dat er van een zich „uitleven" der scheepstechnici geen sprake kan zyn. Tenslotte is ook zware artillerie alleen niet voldoende. De ontwikkeling der tech niek van den zee-oorlog, de verbeterde tor- pedobocten en het luchtwapen dwingen de constructeurs van slagschepen hun schep pingen te voorzien van het beste luchtaf weergeschut en van lichtere artillerie; Slechts met uitstekend luchtdoelgeschut kan het slagschip zich verdedigen tegen vijandelyke eskaders bommenwerpers. En tegen snelvarende, bijna 3000 ton groote torpedobooten is met zware artillerie wei nig uit te richten. Derhalve bewapent En geland zyn nieuwe slagschepen naast het zware geschut, ook met twaalf 15,2 C.M.- kanonnen en met acht 12 c.M.-luchtdoel-1 kanonnen. De moderne scheepsbouw is dus i ieder geval gedwongen, ook by eenhocg tonnage spaarzaam huis te houden, opdat de nieuwe constructies zoowel in defensief alsook in offensief opzicht datgene pres- teeren, wat de natie er van verwacht. ATHLETIEK: Mooi succes voor de Marathon-dames. In het vorig seizoen hebben de dams van de Vlissingsche Atbletiek-vereenigkg „Marathon" deelgenomen aan den strijd om den dr. Elslobeker. Hiertoe nie ten na eiken wedstrijd de uitslagen de commissie voor de damesathletlek dK K.N.A.U. worden medegedeeld. Tot ei® Augustus was het toegestaan om de gele verde prestaties te verbeteren en je beste gold dan voor de puntentelling. Deze kamp is voor de Vlissingsche da mes een mooi succes geworden. Zij beze ten de zevende plaats. (A.D.A. uit A»' sterdam won den beker). Voor de 10 hoog geplaatste vereenigingen had „Brunhllde uit Groningen een plaquette beschik® gesteld, zoodat de Marathon-dames oo voor een dergeiyken prijs in aanmerking komen. Bovendien ontvangt „Marat on nog een pry's als de beste vereeniging het Zuidelyk district. De heer HaitsmaMJ nL in samenwerking met de fa. ^€IT1, en van Kempen voor de beste vereenigde uit elk district een prijs beschikbaar g steld. De prijzen woiden in de Zondag Amsterdam te houden nationale damesv gadering van de K.N.A.U. uitgereik APO i HEEK <«M> Zondag 12 Maart Is de apotheek van den heer A. J. VAN OCKENBURU, PHge'weg 5

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1939 | | pagina 10