I^AADSELSC VERKuuüEN. Rita was verkouden, 't Avonds aan tafel was ze al begonnen te kuchen en had ze wel driemaal achter elkaar geniesd. Eerst meen den ze allemaal, dat het van de peper kwam, die vader in de jus strooide, maar toen Rita traag en lusteloos zat te eten en later zelfs geen trek meer had in de lekkere rozijnen pudding met vanillesaus, toen bleek het duidelijk, dat ze niet in orde was. Ze had bovendien op iedere wang een vurig plekje en toen vader zijn koele hand even tegen haar voorhoofd legde, voelde hij, dat dit heel warm was. „Onze Riet moet maar gauw naar haar mandje, moeder," zei hij, en Rita, die an ders altijd mopperde „Hè, nu al en „Ik heb nog helemaal geen slaap die zelfde Rita knikte nu gedwee. 's Nachts was ze erg onrustig. Ze riep voortdurend om moeder en klaagde over dorst. Eindelijk, tegen dat de dag aanbrak, viel ze in slaap, maar moeder Met toch de dokter komen. „Kou gevat," zei deze. „Een paar daagjes in huis blijven en ik zal een stroopje voor schrijven, waarmee de keelpijn we] gauw zal verdwijnen." 't Was voor vader en moeder natuurlijk een hele opluchting, want die hadden zich weer van alles in het hoofd gehaald. Nu vertroetelden ze hun meisje om het hardst. Vader, die om elf uur vanuit het kantoor had getelefoneerd om te horen, wat de dok ter had gezegd, liet door iemand een kistje met vruchtenkoekjes brengen, en moeder zette a Mie poppen bij Rietje op bed, voerde haar als een klein kindje allerlei lekkere kostjes en kwam haar 's middags nog een verhaaltje vertellen. „Maar nu moet je ook proberen een beetje te gaan slapen," vond moeder, toen het verhaal uit was. „Hè, moes, ik heb helemaal geen slaap Toe, vertelt u nog een verhaaltje of laten we een spelletje doen 1" Maar daar dacht moeder niet aan. „Nee Rita", zei ze met nadruk, „je bent nog een klein beetje ziek, en daarom moet je een uurtje slapen." „Van slapen wordt je toch niet beter pruttelde Rietje. „O jawel," antwoordde moeder. „Een rus tig slaapje is de beste medicijn. Je zult zien dat je je straks veel lekkerder voelt En als vader dan thuis is, dan doet hij mis schien nog een spelletje met je, dammen of halma of wat je maar wilt." „Halma riep Rita. „Want vader kan helemaal niet goed halma spelen en ik wel Moeder lachte. „Maar nu slapen hoor. En zal ik je eens wat zeggen Als je lekker bent uitgeslapen zul je misschien nog veel beter halma kunnen spelen dan anders. Met hoeveel punten win je het gewoonlijk van vader „Wel met tien Eén keer eens met vijf tien „Dan heb je kans, dat het er nu twintig worden O, die arme vader Hij moest eens weten wat voor boze plannen tegen hem worden gesmeed, hè „Moes, wat krijg ik van u, als ik van vader met twintig punten win „Nu Nu lachte moeder. „Dat is wat moois moet ik je wat geven, als jij het van je vader wint Voor deze keer dan." „Wat is het „Een mooi zijden lapje voor een poppe- jurk." „Heerlijk juichte Rita en ze liet zich eindelijk door moeder gewillig instoppen. Vijf minuten later zat er op de rand van Rietje's ledikant een allerzonderlijkst uit gedost, heel klein wezentje. Het had een vuurrood pakje aan en aan de rand van zijn jasje hingen een heleboel kleine zakjes, die met iets gevuld schenen te zijn. Wat het was, dat wist Rita natuurlijk niet. „Goedemiddag," zei het mannetje en het zwaaide ook zijn andere been over de rand van het ledikant. „Hoe bevalt het je ziek te zijn „Wie ben je vroeg Rietje inpiaats van op de vraag te antwoorden. „Wie ik ben lachte het wonderlijke kereltje. „Hahaha Als je dat niet weet, zal ik zorgen, dat je het heel gauw wel weet Een, twee, drie Hij gooide met een zwaai een van de vele zakjes, die aan zijn jas bengelden, naar Rietje toe, die direct daarop luid nieste, wel vier maal achter elkaar. „Weet je nu, wie ik ben Niet Dan nog maar eens Een, twee, drie „Hatsji 1" proestte Rietje. „Houd hatsjialsjeblieft op Hatsjije bent zekerhatsjihatsjimeneer Ver koudheid „Meneer? Nou, nouze noemen mij het Verkoudheidsduiveltje en met die naam ben ik best tevreden. Ja, ik heb jou ook lelijk te pakken gehad, hè Jij zag me gisteren niet, maar ik jou wel, hoor I" „Gisteren Waar dan wel Nee, toen heb ikhatsjije niet gezien, jou mal kereltje „Goed zo Scheld me maar uitDaar ben ik aan gewend Er is nooit iemand geweest, die me zijn vriend noemde. Habahaha Maar wil je weten, waar ik je zag In de tuin, toen je 's morgens voor Lena een turfje uit de schuur ging halen om het fornuis aan te maken, 'k Zag je voor de zoveelste keer weer zonder mantel en zonder das de deur uitkomen. Ik wist hoe vaak je moeder je al gezegd heeft daaraan te denken." „Ikik had het alweer vergeten," sta melde Rietje benepen. „Juist, en daarom nam ik je te pakken. Voor jouw vergeetachtigheid heb ik je ge straft. Je vader en je moeder vertroetelen je op het ogenblik, maar van mij behoef je niet te verwachten, dat ik medelijden met je zal hebben. Ik zeg Je hebt je verdiende loon. Hier nies nog maar eens. Laat me nog maar eens merken, dat ik je geducht te pakken heb gehad. Vangen hoor, met allebei je neusgaatjes Weer vloog er een zakje in Rietjes rich ting, en weer proestte Rietje, dat het een aard had. Woedend keek ze het kereltje aan, dat maar lachte. „Als ikhatsji straks geweten had, wie je was... hatsji... had ik je vast... hatsji... geen meneer ge noemd „Verlang ik helicmaal niet Verbeeld jij je maar niet zoveel Vind me maar gerust gemeen, hoor, want ik houd van plagen en dat ik jou plaag, dat is je eigen schuld. Schande genoeg, dat je er nog over mop pert. Je had weer vergeten je mantel aan te doen, zeg je Maar je moet niets vergeten, je behoort alle dingen te onthouden. Vergeet jouw moeder je wel eens een boterham te geven, als je erom vraagt „Nee, maar..." „Vergeet jouw moeder, dat je hier, mid den op de dag, in bed ligt Vergeet ze je een kopje thee te brengen „Nee, ik..." „Vergeet ze je een verhaaltje te komen vertellen Vergeet ze soms een liedje te zingen Vergeet ze soms een spelletje te doen „Nee," klonk Rietjes benepen stemmetje. „Nee, dat vergeet ze allemaal niet. Ze ver geet nooit iets als ik het haar vraag." „Precies," zei het grappige manneke, „maar jij doet het toch wel. Vind je dat eer lijk En het is toch maar zo weinig, wat ze je vraagt I Alleen maar om, als het weer guurder wordt, je mantel of je das aan te doen, als je naar buiten wipt. Jongen, jon gen, ben je nog zo klein, dat je dat niet kan onthouden Dan vergis ik me zeker en ben je eigenlijk nog maar een wiegekindje, dat voor vandaag eens in moeder's grote bed mag liggen I" „Zeg eens eventjes viel Rietje beledigd uit. „Ik zit op school al in de vierde klas, hoor, en ik ga ook al gauw naar de vijfde. En dit is mijn eigen grote bed Wat denk je wel van me 1" „Wat ik van je denk Dat jij een ver geetachtig meisje bent Dat jij een meisje bent, dat niet eens de moeite doet om te doen, wat haar moeder haar vraagt. Dat ondanks vele en vele waarschuwingen her haaldelijk de deur is uitgelopen zonder iets Dm te slaan. Dat altijd maar riep Ja moes maar dat ondertussen net deed alsof ze moeder niet gehoord had. Daarom heb ik je eens te pakken genomen, en goed ook, al zeg ik het zelf 1 Was dat niet ver standig van me „Nee, ik heb..." „Daarom maakte ik, dat jij eens gestraft werd. Was dat niet goed van me?" v „Ja," zuchtte Rietje eindelijk. „Ja, dat was het eigenlijk wel." „O zo 1" zei het mannetje, „ben je het eindelijk met me eens. En omdat jouw vader en moeder zo onverstandig zijrt om je te vertroetelen, en je daardoor mijn straf niet als straf voelt, daarom geef ik jouw nog een paar extra zakjes. Ja, met die zakjes ben ik erg gul. Vangen hoor houd je neus maar fliink op 1" Twee, drie zakjes vlogen naar .Rietje toe en het armé kind proestte en nieste zo hevig, dat de tranen haar over de wangen rolden. „Kindje, kindje," klonk opeens een andere stem, „wat heb jij het te pakken 1 Als we voor elk niesje van jou een dag mooi weer krijgen, kunnen we de eerstvolgende dagen onze parapluie en onze regenmantel wel thuis in de kast laten. En Rita, heeft het slaapje je goed gedaan Rietje veegde eerst eens haar tranen weg, snoot haar vuurrood neusje en zei toen „Ja moes, en óf Het slaapje heeft me zó goed gedaan, dat ik nooit meer verkouden zal worden 1" Moeder keek haar meisje lachend aan, net alsof ze het niet geloofde Maar ze wist ook niet, dat Rietje, als ze niet zo heel erg had moeten niezen, aan het Verkoudheidsduivel tje had willen zeggen, dat ze voortaan nooit meer vergeten zou om in het koude seizoen, als het weer guurder werd, haar mantel aan te trekken, als ze naar buiten ging. IETS OVER NEWTON. Hoe erg men verdiept kan zijn, zó dat men alles en alles vergeet, behalve datgene, waarin men verdiept is, blijkt uit een voor val, bekend uit het leven van Newton, de grootste rekenkunstenaar en sterrenkundige. Op een goede dag wandelde Newton over een landweg, waarop voor hem uit een boerenkar reed. Newton dacht weer aan allerlei rekenkundige vraagstukken en haal de plotseling een stukje krijt uit zijn zak, waarme.e hij verscheidene getallen op de achterkant van de boerenwagen schreef om een formule te ontwikkelen. Opeens trok de boer, die op de kar zat, de teugels wat strakker aan en het paard begon daarop natuurlijk harder te lopen. De wielen van de wagen wentelden al vlugger en vlugger over de weg. En wat deed-New-< ton Hij was zo in zijn rekenkundige for mules verdiept, dat hij al cijferend en den kend achter de kar aan draafde. Eerst toen de kar stil stonde merkte de geleerde hoe vermoeid en ademloos hij was 1 RARE VLIEGTUIGEN. Jullie hebt natuurlijk allemaal wel eens een vliegtuig gezien, misschien er zelfs wel eens in gezeten Zo'n vliegtuig had, dat zul je wel gezien hebben, een, hoogstens twee vleugels, nietwaar Maar wist je, dat er vliegtuigen geweest zijn, die drie, zelfs meer vleugels hadden Een heel beroemd vliegtuig was b.v. een Fokker vliegtuig, dat in de wereldoorlog werd gebruikt, en drie vleugels boven elkaar had. Het was voor zijn tijd een buitengewoon goed toestel, dat erg bekend was en lang dienst heeft gedaan. Je moet niet denken, dat de mensen dat ongewoon of bijzonder vonden, integendeel, men was gewend, dat een vliegtuig meer dan twee vleugels had. Vooral in Italië heeft men veel van dat soort vliegtuigen gehad. Daar bouwde men vier- dekkers, waarvan de vleugels twee aan twee achter elkaar waren bevestigd. Een vliegtuig, zo redeneerde men, drijft op zijn vleugels. Wat is dan natuurlijker, dan dat we er zoveel mogelijk vleugels aanbouwen Ook weer in Italië maakte men zesdek kers, die als m irinevliegtuigen werden ge bruikt, en van drijvers voorzien waren. Ze voldeden heel goed, maar waren erg lang zaam. Het toppunt was toch wel een negen- dekker, een vliegtuig met het grootste aantal vleugels, ooit gebouwd. Bovendien was het een der eerste, wat men nu noemt vlieg- boten, dat wil zeggen, een soort boot met vleugels. Het verschil tussen een watervliegtuig en een vliegboot is, dat de eerste een gewoon vliegtuig K dat inpiaats van wielen kleine bootjes, drijvers onder de romp heeft. Bij een vliegboot ligt de hele romp in het water. Die negendekker nu, was ook zo'n vliegboot. De mensen vonden het een heel fantastisch ding en geloofden niet, dat het wat worden zou. De cabines konden veel mensen bevat ten, maar gelukkig zat er tijdens de eerste vlucht alleen maar een piloot in. Vóór die vlucht had het toestel wel eens over het water getaxied, maar had nog niet kunnen opstijgen. Bij de tweede proef steeg het enkele honderden meters boven het meer en stortte toen neer. De inzittende kwam om het leven, want het toestel zonk direct. Na die tijd hecrt men nooit meer geprobeerd vliegtuigen met veel vleugeis te maken DE EERSTE BRANDSPUIT. Als er in de middeleeuwen ergens brand uitbrak, moesten de bewoners met behulp van hun buren als ze er tenminste op goede voet mee stonden zelf emmers water aanslepen om het vuur te blussen, want brandspuiten kende men toen nog niet. De eerste handbrandspuit kon men om streeks de vijftiende eeuw door de straten van Frankfurt zien rijden. Er werd toen een verordening uitgeschreven, dat alleen tim merlieden, smeden en schoorsteenvegers de spuit mochten bedienen. Het duurde echter niet lang of dat gebod werd opgeheven en iedereen mocht er aan deelnemen, die er zich toe bereid verklaarde. Zo ontstond de vrijwillige brandweer, die dus nu ongeveer vijf eeuwen bestaat. ONZE BONNENBEURS. Bonnen kunnen gehaald worden door Indiaan, Annie Brasser, Timmerman en Rateltje, Antoine Lalco. Aan allen, die postzegels en bonnen ge stuurd hebben, ook mijn vroegere nichtje en de lezeres, die aan mijn neefjes en nichtjes denkt, hartelijke dank voor wat ze me ge stuurd hebben. LEKKERBEKJE. Ied'ren dag bij 't twaalfuurtje, Als een elk aan tafel is, Sluipt er steeds stil eentje naar binnen, Raad eens Nee, je hebt het mis 1 't Is geen jongen en geen meisje, 't Is geen man maar ook geen vrouw, En 't is ook geen heel klein kindje, Maar wel een, die zegt„Miauw 't Is de kleine Poes Minetje, 't Jongste lid van 't huisgezin, O, dat is zo'n slimme rakker, -En... zij krijgt altijd haar zin Melk krijgt zij dan van den ene, Van een ander 'n stukje brood, Doch het liefst lust zij graatjes Van de vis, maar niet te groot Want dat kleine gulzigaartje Heeft zich onlangs eens verslikt Is bij 't smullen aan een kluifje Van de kip, bijna gestikt 1 Sedert dien is ze bescheiden, Wacht steeds netjes op haar beurt, Tot de gever of de geefster 't Hapje voor haar heeft gekeurd. OPLOSSINGEN RAADSELS. Voor kinderen beneden 11 jaar 1. Eksterogen. 2. Stok - vis. Stokvis. 3. IJsbreker. 4. Hoepel. 5. Brood broos. Voor kinderen boven 11 jaar: 1. Terminologie. 2. a. Parijs, b. Namen. c. Rome. 3. Messina, messing. 4. a. Praag, b. Azië, c. Rusland, d. IJsland, e. Scheveningen. Parijs. 5. Telegrammen, Stenogrammen, Auto grammen, Epigrammen. Goede oplossingen werden ingezonden door Henny Teirlinck, Arie Osté, Jople Baurdoux, Adri van Fraassen, Chris van der Eijk, Addie Entink, Nelly Casteleijn, Chris Groen, Jan Teirlinck, Jan van Driest, Rudi Elias, Anny de Waard, Jopi van Bezooijen, Liesbeth van der Eijk, Jan Groen, Cobi Ka mermans, Ina de Ridder, Rinus Duine, Jan van Dis, Jo van Noorden, Sjaantje Izeboud, Jan Groen, Annie van Noppen, Jan van Broekhoven, Chris de Vries, Klaartje Koo- ger, Gerard Baljeu, H. Wildeboer, Gerard Clowting, H. Kooger, Nelly Sohier, Koos Snoodijk, Jaap Baljeu, Jaantje de Ridder, Piet Corbijn, Rinus Romijn, Jan de Waard, Liesbeth Snoodijk. NIEUWE RAADSELS. Voor kinderen beneden 11 jaar 1. Mijn geheel is een stad in Limburg mijn eerste zit aan een schip mijn twee de is het einde van een rivier. 2. Vervang de stipjes door letters en je krijgt een zin, die betrekking heeft op een feest, dat we enige tijd geleden gevierd hebben S..t Ni...a.s .n Z...te ..et st..o.d.n .e.e.no..n i. h.. r.nd. 3. Verborgen lekkernijen a. Als de koekoeksklok zeven uur slaat, dan is het kinderbedtijd. b. De drenkelingen dropen van het water. c. Met zijn schopje sloeg ondeugend Pietje zijn emmertje stuk. d. Rolf, lik je vingers niet af, dat staat niet voor zo'n grote jongen. 4. Welk bord wordt niet gebruikt om van te eten 5. Plaats tussen de naam van iemand, die op het land werkt en iets, wat op het land groeit een klinker, en je krijgt een smakelijk winterkostje. Voor kinderen boven 11 jaar 1. Verborgen rivieren in ons land a. Laat die zeep toch niet zo wegsmel ten, Elza. b. De dokter vond brood ongeschikt voedsel voor de zieke. c. Kijk die vogel eens hoog vliegen. d. Wat zijn die nieuwe emmers duur e. Het is jammer we deden het hele maal verkeerd, Rob. 2. Zet de volgende letters in de juiste volgorde en je krijgt iets, waarvan de mensen genieten ondggnzsorean. 3. Vervang de stipjes door letters en je krijgt een bekend spreekwoord n had dbd eeokig 4. Mijn geheel staat in verband met de school mijn eerste is het tegenoverge stelde van boven. Mijn tweede is een deel van een klok en mijn derde is een halve toon lager dan e. 5. Verander van het woord kaas telkens één letter, tot je kees krijgt. In totaal worden hiertussen vier gangbare woor den gevormd. Welke zijn deze WIJ SCHRIJVEN ELKAAR. Aan MEIBLOEMPJE. Je vroeg me, wat ik op mijn rapport had, hè Ik had voor rekenen een vijf, voor lezen een zeven, voor taal een zes, voor schrijven een zes, voor handwerken een zeven, voor aardrijkskunde een zeven, voor vlijt een zeven en voor gedrag een acht. Nu de har telijke groeten van POPPENMOEDERTJE.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1939 | | pagina 12