Chamberlain verdedigt zijn vredespolitiek EERSTE BLAD 76e JAARGANG - NUMMER 294 WOENSDAG 14 DECEMBER 1938 WAAROM ITALIË DZJIB0ETI WIL HEBBEN. Alle Duifsche dienstmeisjes gaan Nederland verlaten. STADSNIEUWS ABONNEMENTSPRIJS Voor alle gemeenten op Walcheren en waar agent schappen gevestigd zijn 2.20 per kwartaal of 17 cent per week. Franco per post 2.50. Voor het buitenland neme men een abonnement op het postkantoor zijner woon plaats. Afzonderlijke nummers 5 cent per stuk. ïlfislngsclie Courant UITGAVEFIRMA F. VAN DE VELDE Jr., WALSTR. 58-60, VLISSINGEN - TEL. 10 - GIRO 66287 SR ADVERTENTIEPRIJS Van 15 regels 1.25, iedere regel meer 25 cent. Bij abonnement speciale prijs. Reclames 50 cent per regel. Kleine adver tenties van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent (max. 10 regels). Bij driemaal plaatsing wordt tweemaal berekend. Alles bij vooruitbetaling. VERSCHIJNT DAGELIJKS, UITGEZONDERD OP ZONDAG EN ALG.ERKENDE CHR. FEESTDAGEN AANGESLOTEN BIJ HET BUREAU VOOR PUBLICITEITSWAARDE, INGESTELD DOOR DE VEREENIGING „DE NEDERLANbSCHE DAGBLADPERS" Van groot belang voor Abessinië. Ixl de Italiaansclie pers wordt thans voor het eerst duidelijk en uitvoerig ge sproken over Dzjiboeti, en wel door de Giornale dTtalia. Dit blad vraagt een grondige en definitieve oplossing van het vraagstuk-Dzjiboeti. Het betoogt, dat Frankrijk zich van een kleine kolonie, Fransch Somaliland, waarvan Dzjiboeti de hoofdstad is, bediend heeft, om door te dringen in Abessinië en te strijden tegen de Italiaansche belangen. Vooral tijdens den Abessijnschen oorlog was Dzjiboeti de voornaamste weg, waar langs de negus voorraden en wapenen kreeg, hoewel Mussolini en Laval in Ja nuari 1935 waren overeengekomen, dat Italië de vrije hand in Abessinië zou heb ben. Sedert toen heeft Frankrijk van. Dzji boeti een werktuig gemaakt voor een nog vijandelijker actie tegen Italië. Thans, aldus de Giornale, heeft het vraagstuk twee kanten een economischen en een politieken. Wat de politieke zijde betreftDzjiboeti is nog steeds de basis van geheimzinnige operaties tegen de be langen van het Italiaansche keizerrijk. Tot dusverre hebben de Fransche autoriteiten geweigerd Italië in bezit van het Abes- sijnsche consulaatsgebouw te stellen.' On der bescherming van de Fransche vlag is te Dzjiboeti een bond van Abessijnsche vluchtelingen opgericht, die allerlei tegen Italië gerichte propaganda drijft. Er wordt nog steeds gesmokkeld in Italiaansche en Abessijnsche deviezen. Zoo, vervolgt het Italiaansche blad, vornit de Fransche Somaiikolonie, een voortdurende bedreiging en uitdaging tegen de belangen van Italië. Een uitdaging, die niet langer geduld kan worden. In economisch opzicht is de toestand in- tusschen nog onverdragelrjker, doordat Dzjiboeti in- en uitvoerhaven van het -Italiaansche keizerrijk is. De haven is klein, slecht uitgerust en volkomen ontoe reikend voor het aanzienlijke Italiaansche verkeer. Bo-vendien zijn de scheepvaart- en fiscale rechten zeer hoog en dragen zij het karakter van rancunemaatregelen. De spoorweg, welks aandeelen bijna geheel in Fransche handen zijn, kan niet voorzien in de groeiende behoeften van het verkeer, daar hij voorhistorisch materiaal bezit en een langzame administratie beeft, terwijl ook hier de tarieven zeer hoog zijn. Ita liaansche uitnoodigingen tot bespreking van deze kwestie, bij herhaling tot de Fransche regeering gericht, zijn onbeant woord gebleven. De Franschen blijven ver der in het bezit van de spoorwegaandee- len, die den negus hebben toebehoord. Aan dit alles, zoo besluit de Giornale, moet een einde komen. Italië kan niet toestaan, dat deze parasiet leeft op kosten van het verkeer en den arbeid inhet Italiaansche rijk. Het vraagstuk Dzjiboeti moet bij den wortel aangevat worden, ter opheldering van de Fransch-Italiaansche betrekkingen. Drie weken geleden ontleenden wij aan een vooraanstaand economisch weekblad het bericht, dat het in het voornemen der Duitsche regeering lag, alle Duitsche ar beidskrachten in het buitenland, welke niet direct of indirect in dienst van het vader land werkzaam zijn, terug te roepen, ten einde het groote tekort aan werkkrachten aldaar te lenigen, aldus meldt de Telegr. In het betreffende bericht werd er op ge wezen, dat hiervoor o.a. in de eerste plaats wel de Duitsche (en dus ook Oos- tenrijksche) dienstboden in aanmerking kwamen, die in het buitenland een betrek king hadden. Met de tenuitvoerlegging van dezen maatregel is naar thans blijkt groo- tere haast gemaakt, dan men aanvankelijk veronderstelde. Het schijnt dan ook, dat men nog deze week een verordening verwachten kan, op grond waarvan alle Duitsche (en voor malig Oostenrijksche) dienstboden in Ne derland de aanzegging zullen krijgen, naar het vaderland terug te keeren. Of een be paalde termijn voor opzegging zal worden toegelaten, is nog niet bekendevenmin hoe lang een dergelijke eventueele termijn zal kunnen zijn. Intusschen vernam het blad bij informa tie bij betreffende Nederlandsche instan ties, dat Duitsche dienstmeisjes tot den leeftijd van 35 jaar vóór 1 Maart 1939 naar Duitschland moeten zijn terugge keerd. Voor zoover het Duitsche meisjes betreft in dienst bij Joodsche families, is die leeftijdsgrens gesteld op 40 jaar. „Verdenking en vooroordeel moeten worden afgelegd" Belangrijke rede voor de buitenlandsche pers te Londen De Duitschers hebben niet aangezeten De Britsche minister-president Cham berlain heeft Dinsdagavond een redevoe ring uitgesproken aan het diner, dat was aangeboden door de buitenlandsche pers- vereeniging te Londen. Hij heeft o.m. ge sproken over de Britsche betrekkingen met Frankrijk, Duitschland en de Ver- eenigde Staten, terwijl hij tevens een ver klaring aflegde omtrent de militaire pa raatheid van Groot-Brittannië. Staande tegenover een toestand, waarin de betrekkingen tusschen dit land aan den eenen en Duitschland en Italië aan den anderen kant, snel slechter werden en al dus gestadig het vertrouwen vernielden van Europa in de handhaving van den vrede, scheen het mij toe, dat slechts twee alternatieven voor ons open stonden. Het eene was ons er van te doordringen, dat een oorlog onvermijdelijk was, en de ge- heele energie van ons land te werpen op de voorbereiding van dien oorlog, het tweede was een langdurige, vastberaden krachtsinspanning te ondernemen om de mogelijke oorzaken van oorlog uit den weg te ruimen en de methoden te beproeven van persoonlijk contact en bespreking, en terzelfdertijd gestadig voort te gaan met een zoodanige herwapening als noodzake lijk was om de defensieve macht, die wij vrijwillig opgegeven hadden tijdens een tijdperk van vele jaren, te herstellen. Er zijn menschen, die oprecht gelooven, dat wij den eersten koers hadden behooren in te slaan. Ik geloof, dat zij in dit land een kleine minderheid te vormen. Zelf was ik die meening niet toegedaan en ik ben haar ook thans niet toegedaan. Voortgaande verklaarde Chamberlain, dat in de eerste plaats de talrijkste slacht offers van den modernen oorlog, niet zou den vallen onder de beroepskrijgslieden, maar onder de burgerbevolking. Wie ook de overwinnaar is, de oorlog laat een spoor achter zich, dat in geen twee ge slachten uitgewischt kan worden. Derge lijke gevolgen, aldus vervolgde Chamber lain, moet men niet riskeeren, tenzij men elke andere eerlijke oplossing heeft ge probeerd. Op grond van deze overwegingen heb ik den tweeden weg gekozen en ik heb daarbij niet gewankeld, het doel van dien weg is niet alleen vrede, maar ook het vertrouwen, dat de vrede gehandhaafd kan worden. Ik heb nooit de illusie gehad, dat dit doel bereikt zou kunnen worden in een handomdraai of zonder teleurstellingen. Ik heb misschien meer teleurstellingen ondervonden, dan ik verwacht had, doch ik laat mij door die voorbijgaande gebeur tenissen niet ontmoedigen of afschrikken. Men zegt wel, dat de mislukking begint, wanneer men niet langer tracht te slagen. Zoo lang ik op deze plaats sta, zal ik steeds trachten te slagen. En als ik terug zie op het afgeloopen jaar en de lijst van onze daden beschouw, dan sta ik ver baasd over het pessimisme, dat sommige onzer critici schijnt te bezielen. De jongste overeenkomst. Chamberlain herinnerde zijn toehoor ders aan de overeenkomsten, die dit jaar tot stand zijn gekomen. Hij noemde de overeenkomst met Eire, die met Italië, die van München, de BritschDuitsche ver klaring, gevolgd door de Fransch-Duit- sche, de handelsovereenkomst met de Ver- eenigde Staten. Chamberlain zei zich er van bewust te zijn, dat de overeenkomst van München in sommige kringen niet wordt beschouwd als een voorbeeld van samenwerking, maar als een nederlaag voor de democra tieën, doch hij is van meening, dat door dergelijke uitspraken, de democratie en de zaak der internationale samenwerking geen dienst wordt bewezen. Men moet de resultaten van dergelijke bijeenkomsten niet bestempelen als overwinningen of ne derlagen, maar zich herinneren, wat het alternatief was, dat door München is voorkomen. In September zagen de volken van vier groote landen, Engeland, Frank rijk, Duitschland en Italië zich geplaatst tegenover de dreigende verschrikking van een oorlog. Toen de overeenkomst van München bekend werd, ging een zucht van verlichting en dankbaarheid op uit de ge- heele wereld. Gelooft ge, dat deze dagen vergeten zijn? Ik geloof het niet. Ikv moet, aldus Chamberlain, mijn leedwezenuitspreken over den toon der Duitsche pers, die in een geval zelfs er niet voor terugdeinsde, haar scheldwoorden uit te storten over onzen meest geachten staatsman, die niet lang geleden minister-president was, en slechts in weinig gevallen eenig verlangen toont ons standpunt te begrijpen. Niettemin ben ik er van overtuigd, dat onze beide volken nog wenschen, wat in de verklaring van München op schrift gesteld is, n.l., dat wij nooit meer oorlog met elkander zullen voeren, maar door overleg de tusschen ons wellicht bestaande geschillen zuilen regelen. Chamberlain zei verder, dat hij zich niet gemakkelijk kan opwinden over het ver schil in regeeringsstelsels, afgezien van bepaalde daden, die niet noodzakelijk aan een stelsel inhaerent behoeven te zijn. Naar ik gehoord heb, aldus de premier, gelooft men in sommige kringen, dat ik voorstan der zou zijn van een dergelijk stelsel in mijn eigen land, kan ik u zeggen, dat het tegenovergestelde het geval is. Bovendien leert ons de geschiedenis, dat geen regeeringsvorm altijd hetzelfde blijft. Er kan een geleidelijke verandering ko men of een verandering, plotseling als een ontploffing, maar een verandering op een of andere wijze is onvermijdelijk. Wij moe ten ons er dan ook voor hoeden het con tact met een land af te snijden op grond van een systeem, dat misschien in den loop van den tijd veranderingen ondergaat, die het tot een geheel ander stelsel ma ken. De Britsche militaire voorbereidingen. Chamberlain hield zich voorts bezig met de Britsche militaire voorbereidingen. Vol gens het oorspronkelijke plan zou het programma in vijf jaar moeten zijn ten uitvoer gelegd. Drie jaren daarvan zijn thans voorbij. Het programma is echter in twee rich tingen gewijzigd. Het is versneld en uit gebreid en deze veranderingen hebben zeer aanzienlijke offers van de industrie, de arbeiders, de belastingbetalers en van den individu gevraagd. Het volk heeft echter getoond tot nog grootere offers bereid te zijn. Beteekent dat, dat ons volk krijgs zuchtig is? Niet in het minst. Het hoopt zijn wape ning nooit noodig te hebben. En die wape ning is zeker niet noodig voor aanvals doeleinden. Niemand ziet beter dan ik, dat de op stapeling van wapenen ten slotte de bron nen van welk land ook moet uitputten, terwijl die bronnen eigenlijk hadden moeten dienen voor de bevordering van welvaart en geluk van het volk. Niemand zou dan ook met meer vreugde dan ik een inter nationale overeenkomst begroeten, die tot wapenbeperking zou leiden. Ik zou wülen besluiten, aldus Chamber lain, met door bemiddeling van u een be roep te doen op alle volken, die u ver tegenwoordigt, dat zij beseffen, dat wij moeten streven naar het geluk van al onze volken en dat dit geluk slechts kan wor den verworven, indien wij bereid zijn ver denking en vooroordeel af te leggen, niet meer naar punten van geschil te zien, doch te zoeken naar factoren van over eenstemming. Nog niet vele generaties geleden waren wij in oorlog met de Ver- eenigde Staten. Thans staat een dergelijk conflict buiten de grenzen van het mo gelijke. In mijn eigen leven hebben wij aan den rand van een oorlog met Frank rijk gestaan. Nu lijkt een dergelijke ca tastrofe even verwijderd als een oorlog met Amerika. Want onze betrekkingen met Frankrijk zijn zoo nauw, dat zij bui ten het kader van ziuiver legale verplich tingen gaan. Hice groot de hinderpalen ook mogen zijn en hoe ontmoedigend de perspectie ven in zeker opzicht mogen schijnen, ik voor mij geloof, dat wij ons doel kunnen bereiken, mits wij recht op dat doel kun nen afgaan, den moed niet verliezen en ons vertrouwen behouden. De Duitschers hebben niet aangezeten. In een officieele mededeeling van de Duitsche ambassade te Londen werd gis teren verklaard „De Duitsche ambassadeur, de leden van de ambassade en de Duitsche jour nalisten betreuren ten zeerste, dat zij, met het ocg op zekere zinsneden in de redevoering van den minister-president, niet het diner zullen bijwonen, dat de bui tenlandsche persvereeniging te Londen vanavond aanricht". Teneinde het den correspondenten moge lijk te ma':en het banket rustig bij te wo nen, was de tekst van de rede van den mi nister-president reeds van te voren aan hen verstrekt onder het zegel van ge heimhouding. Minister-Chamberlain werd tijdens het diner in kennis gesteld met het besluit van de Duitsche journalisten en van den ambassadeur. De meeste aanwezigen achtten de houding der Duitschers niet alleen een beleediging de buitenlandsche persvereeniging, doch ook aan den minis terpresident aangedaan. In politieke kringen te Berlijn werd ten aanzien van de passage in de rede voering van Chamberlain, waarin hij sprak over den toon der Duitsche pers verklaard, dat „de Duitsche persaanvallen op Groot Brittannië niets te maken heb ben met den wensch van Duitschland in vrede met Groot Brittannië te leven, doch slechts een reactie zijn op de scherpe cri- tiek op de gebeurtenissen in Duitsch land". GILBERT EN ZIJN MOEDERS. Tooneelvoorstelling voor A.G.O. Anton Ruys, die in het gisteravond in het Concertgebouw ten tooneele gebrachte blijspel zelf slechts een vrij kleine rol speelt, vertaalde het Fransche „Chaleur du sein" van André Birabeau in het Ne- derlandsch. Constant van Kerckhoven nam de regie op zich en zoo ontstond een alles zins aanvaardbaar product dat het gister avond goed heeft gedaan. Eigenlijk kunnen wij nóóit enthousiast worden voor tooneelstukken die al wor den zij nog zoo vlot gespeeld op zoo oppervlakkige en luchthartige wijze het huwelijks- en gezinsvraagstuk behandelen. De schrijver legt den acteurs in dit stuk dingen in den mond die grappig lijken, maar eigenlijk gruwelijk zijn en daardoor een zeer onaangenamen bijsmaak krijgen. Maar ondanks dit principieele bezwaar aarzelen wij niet de opvoering van „Gil bert en zijn moeders" bijzonder geslaagd te noemen. Want dit blijspel heeft toch een ernstigen inslag. En onder den schijn van oppervlakkige scherts brengt het de tragiek ten tooneele die voor een kind uit een ontwricht gezin onafwendbaar is, de tragiek die voor het onschuldige kind volgt uit het mislukte huwelijksleven zijner ouders die het geen warm „thuis" wisten te geven. 9 9 9 Gilbert Quercy (zeer behoorlijk gespeeld door Ben Aerden) heeft om een vrien dinnetje kostbare sieraden te kunnen ge ven een groot bedrag gestolen uit de kas van zijn patroon. Zijn vader is na het overlijden van zijn moeder, driemaal her trouwd en weer gescheiden. Gilbert heeft dus geen echt thuiszijn vader is op reis. En in zijn wanhoop en verlatenheid pleegt de 19-jarige jongen een mislukte poging tot zelfmoord. In het ziekenhuis waar een praatzieke verpleegster (aardig rolletje van Sara Heyblom) hem verzorgt, wordt hij achter eenvolgens bezocht door zijn drie stiefmoe ders Mathilde Pyla die hem van zijn le tot zijn 7e jaar onder haar hoede had Adrienne Ampuis die tusschen zijn 8e en 13e jaar de vrouw van zijn vader was en Bernadette Mézin die hem „overnam" toen hij 15 jaar was en die tot zijn 18e jaar bleef. Later vereenigen die „moeders" ach in hun pogingen om Gilbert van een herha ling van zijn wanhoopsdaad af te houder en zij installeeren zich tot dit doel alle drie in de woning van him vroegeren echt genoot. Tal van verbazend geestige situa ties zijn hiervan het gevolg. Tilly Lus was een uitstekende Mathilde Pyla (Nr. 1) het type van het zachte Dit nummer bestaat uit 2 bladen SctcMfficWtSSBW «nw Jew «leaa; Chamberlain verdedigt z\jn vredes politiek de Duitsche vertegenwoordi gers bleven by deze rede weg. (Pag. 1, eerste blad.} Waarom Italië Dzjiboeti wil hebben. (Pag. 1, eerste blad.)] Wetsontwerp inzake kinderbijslag in gediend. (Binnenland.) Verscherping van de maatregelen tegen kapitaalsvlucht uit Duitschland. (Buitenland.)] Het godsdienstonderwijs op de Duit sche scholen gestaakt. (Kerknieuws.)] ZIE VERDER EVENTUEEL LAATSTE BERICHTEN. VERBOD VAN UITVOER VAN EEN ERFENIS. De rechtbank van Philadelphia heeft besloten, dat de nalatenschap van den overleden Duitscher Franz Hertmarm, welke 91.000 dollar be draagt, niet uitgevoerd mag worden naar de erfgenamen in Duitschland. Dit besluit is genomen als ant woord op het verbod van uitvoer van kapitaal, dat door de Duitsche regeering is genomen. moedertje. Mien van Kerckhoven-Kling speelde op voortreffelijke wijze de rol van Adrienne Ampuis (nr. 2), het type van een flinke vrouw die van aanpakken weet en wars is van sentimentaliteit. Aline Markus gaf mooi spel te genieten als Ber nadette Mézin (Nr. 3), het vlotte spor tieve „kameraad"-type. Ondanks allen humor kwam toch steeds een wrange noot de aandacht vragenen dit achten wij juist de kracht van dit „seri 'euze blijspel". Telkens weer klonk uit alle vroolijke situaties bedekt of duidelijk de klacht van den jongen die in zijn een zaamheid en verlatenheid geen uitweg meer zagvan den jongen wien een warm thuis met een lieve moeder en een begrij penden vader ontzegd bleef. En daarom onthielden wij met zooveel instemming, hetgeen een der stiefmoeders gisteravond zei„Alle drie zijn we een stukje moeder voor hem geweestmaar met ons drieën kunnen wij nog niet één echte moeder voor hem zyn" 9 9 9 Het stuk werd vlot ten tooneele ge bracht en de spelers hebben er terecht veel succes mee geoogst. Ook de kleinere rollen zijn op veelal voortreffelijke wijze vervuld en wij willen in dit verband niet nalaten aandacht te vragen voor Marie Faassen als huishoudster Augustine en Constant van Kerckhoven als directeur Michel Quercy. Het A.G.O.-bestuur zou den bezoekers een dienst bewijzen door voortaan op het programma bij de tooneelnamen ook te vermelden welke figuur bij een naam be hoort „Mathilde Pyla, moeder nr. 1 Tilly Lus", enz. Men is bij een stuk met een at uitgebreide bezetting dan veel gauwer thuis. 9 9 9 Na het derde bedrijf heeft de vooratter van A.G.O. mr. P. M. W. J. van der Slikke, Tilly Lus gehuldigd in verband met haar. tooneeljubileum. Mr. van der Slikke wees er op, dat wij te Vlissingen nu voor de eerste maal een jubileerende actrice kunnen hul digen. De A.G.O.-leden bewaren de meest aangename herinneringen aan de keeren dat Tilly Lus vroeger reeds voor A.G.O* is opgetreden en de voorzitter sprak den wensch uit dat Tilly Lus nog vele jaren een sieraad van het tooneel zal zijn, tot genoegen van haar zelf en van het pu bliek. Hij bood vervolgens een fraai bloem stuk met linten in de Vlissingsche kleuren aan en deed deze welriekende hulde ver gezeld gaan van een snoeperij bestaande uit een proeve van Zeeuwsche banketbak kerskunst, die de slanke lijn echter niet aantast. De zeer talrijke bezoekers verhieven zich van hun zetels en hebben Tilly Lus door langdurig applaus hun ingenomenheid met deze huldiging doen blijken. J«

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1938 | | pagina 1