I* Vlissingsche Courent f 3.25 TWEEDE BLAD 6 artistieke foto's, 1 groote foto Honing Leopold In de hoofdstad gehuldigd omde 8ETTY BONN ~GËMËÉrrËBESTIJlJR BRIEVEN UIT DE HOFSTAD Speciale St.Nicolaas-aanbieding KEES HELDER BINNENLAND FEUILLETON De strijd 1938 van Itaris van Ite te rdam koos Pen- fin in- Han- §Filip- den spre- een ngen appen ver- oei bij de be- klaart Vader iionden iche i Am* prins lis ge kt Bel- Haar- ;ant bij [terdam werd onder- L891 te vestigd. ichenen» leven Voor- e van feeuwscb van de van Dinsdag 22 November 1938. No 274 HINDERWET. Burg. en Weth. van Vlissingen brengen ingevolge de artikelen 6 en 7 der Hinderwet ter openbare kennis dat bij hen is ingekomen een verzoek van de N.V. Bataafsche Import Maat schappij, gevestigd te 's-Gravenhage, om vergunning tot het oprichten van een elec- trisch gedreven benzine-installatie met een ondergrondsch reservoir en een boven- grondsche aftapinrichting, in het perceel kadastraal bekend Gemeente Vlissingen, Sectie A, Nrs. 3228 en 3772, plaatselijk gemerkt Koudekerksche weg Oost No. 4 dat dit verzoek met de bijlagen, vanaf heden op de Gemeente-Secretarie (2e Af- deeling) ter visie zal worden gelegd en dat schriftelijk bezwaren bij hun college kunnen worden ingediend. Op den veertienden dag na heden, zijnde den 6den December 1938, zal ten Gemeen tehuize, des voormiddags ten 11 ure, ge legenheid worden gegeven, om bezwaren tegen het oprichten dier inriching in te brengen, terwijl daarbij zoowel de ver zoekster als zij, die bezwaren indienen, in de gelegenheid worden gesteld deze mon deling en schriftelijk toe te lichten. Zoowel de verzoekster, als zij, die be zwaren inbrengen, kunnen gedurende drie dagen vóór den 6den December 1938, ter Gemeente-Secretarie (2e Afdeeling) van de ter zake ingekomen schrifturen kennis nemen. Voorts zij er de aandacht op gevestigd, dat volgens de bestaande jurisprudentie niet tot beroep zijn gerechtigd zij, die niet overeenkomstig artikel 7 der Hinderwet voor het gemeentebestuur of één of meer zijner leden zijn verschenen, teneinde hun ne bezwaren mondeling toe te lichten. Vlissingen, den 22sten November 1938. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. Zestig mille. - Klachtenlijst. Er gebeuren in een groote stad soms van die allerzonderlingste dingen waar je inderdaad paf van staat. Wij naderen nu het groote oogenblik waarop het nieuwe stadhuis er zal komen. Veel te laat, want feitelijk heeft onze stad al vijf en twintig jaar lang geen stadhuis meer. Over tal van gebouwen is de gemeentedienst verspreid. Sommige wethouders zitten in een eigen home, de burgerlijke stand zit al meer dan een kwarteeuw in een noodgebouw, dat voor een winkel die gerestaureerd werd, werd gestichtde raadszaal is elders, de belastingen hebben een afzonderlijk huis, de gemeente-ontvanger zit in een dure villa en zoo gaat het maar voort. In het eigenlijke stadhuis resideert al leen nog de burgemeester en zijn staf en worden de huwelijken gesloten. Vooral met den burgerlijken stand was het tragisch gesteld. Nu nadert het nieuwe stadhuis en nu plotseling kan deze afdee ling niet langer in zijn woning blijven en stelt het dagelijksch bestuur voor den dienst te verplaatsen naar een oud school gebouw, dat heelemaal niet in het centrum ligt en waarvoor zestig duizend gulden noodig zal zijn, om het bruikbaar te ma ken. Zestig millie Als over eenige jaren het stadhuis klaar is, zijn die zestig mille weg, maar wie weet hoeveel mille dan weer noodig is al3 men van dit gebouw weer iets anders wil maken. Geloof maar gerust dat-dit wissewasje aan de gemeen- telijke schatkist een ton zal kosten. Verder commentaar zullen wij er maar niet op geven. Nog even is het voorstel aangehouden omdat er in het centrum der gemeente een gebouw te koop aange boden is dat misschien óók geschikt te maken is. Vraag maar niet wat dat geval zal kosten. Ondertusschen zijn er tal van zaken die geen cent kunnen los krijgen voor verbeteringen, die minstens even dringend noodzakelijk zijn en die blijvend zullen gelden. Wat op het oogenblik stadhuis heet, is eigenlijk een stel winkelhuizen die aan het oude, middeleeuwsche stadhuisje zijn vast- gebouwd. Het werkelijke raadhuis heeft niet meer ruimte dan een paar kamers. De rest is aanplaksel. die over het alge meen vrij ongeschikt is voor bureaux. Het is daarom onbegrijpelijk, dat men de stad huiskwestie die feitelijk al een halve eeuw hange zóó heeft laten hangen. De ontzag gelijke bedragen die in den loop der tijden aan aankoop en huur zijn uitgegeven, zou den allicht al een aardig deel van de bouw som hebben kunnen vormen. Straks komen al die gebouwen vrij maar wat zullen ze dan opbrengen? Een bitter klein beetje. Zoo'n stadhuisbouw typeert eigenlijk weer merkwaardig de onmacht van de bureau cratie om iets tot stand te brengen. Er is geen leiding, er is geen eenheid, Jan en alleman redeneert mee en altijd weer wordt naar het slechtste middel gegrepen, nl. uitstel. Uit de klachten-lijst van den gemeente raad pikken wij nog maar een paar puntjes op. Naar het oordeel van het dagelijksch bestuur is het badkleedingsvraagstuk niet zoo ernstig als vele leden het voorstellen. Reden tot ingrijpen is er niet omdat er geen aanstoot wordt gegeven. Slechts heel zelden komt het voor, dat er iets te ver wordt gegaan maar men moet daarbij wel bedenken, dat het een badplaats is en dat Den Haag maar aanhang daarvan is. Het jaarlijks weerkeerend geklaag over de honden, die de straat verontreinigen, wordt ook afgecaveerd. Het is zoo erg niet zeggen B. en W. Zij laten na te ver tellen, dat aan de trottoirs nooit iets van gemeentewege voor schoonmaak wordt gedaan zoodat het eigenlijk de schuld der gemeente is dat de voetwegen smerig blij ven. Dat is ook zoo iets onbegrijpelijks. De rijwegen worden driemaal per week schoongemaakt, de trottoirs nooit. Zelfs niet die welke niet langs de huizen liggen, maar bijvoorbeeld om de plantsoenen. Als Jupiter Pluvlüs niet op gezette tijden er de hand aan hield, zou het heelemaal een vuile boel zijn. Hier was nu eens een pracht-object voor een paar honderd werk- loozen om dit zaakje eens op te knappen. Maar daaraan valt niet te denken. Werk- loos-zijn is tegenwoordig een beroep waar aan men niet mag tornen. Natuurlijk zijn geen gewichtige voor steken van het gemeentebestuur te wach ten. Alles wat geld kost, moet worden ter zijdegesteld. Is er niets, dat verbeterd kan worden zonder dat het geld kost? Kunnen diverse verordeningen niet eens op de hel ling genomen worden? Kan men niet eens nagaan of het stadsbeeld verbeterd kan worden door opruiming van overtollighe den. Wij stikken in de hoeveelheid palen die er langs den weg staan en die altijd ont sieren. Als men de soorten daarvan eens gaat tellen zal men er een aardig aantal van vinden. Er is al zoo vaak aangedron gen op uitbreiding van het aantal naam bordjes voor de straten. Waarom in die opzicht een karigheid terwijl dit toch niet veel behoeft te kosten. Alweer een baantje In ©Ik© gewenschte uitvoering met 2 proeffoto's, ter keuze vooruit samen slechts FOTOGRAAF, BELLAMYPARK 38 Profiteert van deze gelegenheid voor eenige werklooze timmerlieden. Soms bevest'gt men de bordjes aan den lantaren, die op den hoek staat, maar dan weer zóó, dat de naam 's avonds in de schaduw valt. Als men eens een werkloozen bouwkundige als controleur over het straatmeubilair aan den arbeid zette, wie weet hoeveel hon derd kleine verbeteringen hij wist aan te brengen, die niets kosten omdat het alleen opruiming of verplaatsing zou zijn. De huismoeders zouden zoo graag be vrijd worden van de „bellen-plaag", het euvel, dat maar iedereen aan de voordeur aanschelt om iets te vragen of te koop aan te bieden. Werkelijk is het een vree- selrjk euvel geworden, waaraan het ge meentebestuur meewerkt door venters een officieel merk op de borst te spelden, waardoor zij zich gerechtigd achten iede- ren dag' een groot aantal huizen te be stormen. Er wordt nog veel te veel gebedeld on der het mom van handeldrijven. Bij den in gang van postkantoren staan in de portie ken altijd bedelende vrouwen en kinderen in den vóóravond wordt geregeld aange scheld door bedelende personen. Is dit niet een vraagstuk dat eens bekeken dient te worden? Wij krijgen tegenwoordig ook veel te veel muziekgezelschappen over de straat. Niet ied -r is daarvan gediend. Men ziet heter is nog wel iets op te knappen en wij zouden de lijst nog heel veel kunnen uitbreiden. Een klein kunstje om raadslid te zijn. en klachten te uiten. Ze liggen voor het opscheppen. EIBER. DE PRINSES TE AMSTERDAM AANGEKOMEN. Om kwart voor drie is H.K.H. Prinses Juliana gistermiddag uit Soestdijk per auto in de hoofdstad aangekomen. Zij stapte aan de achterzijde van het ko ninklijk paleis aan den N.Z. Voorburgwal uit en begaf zich onmiddellijk in. het paleis. STERKE UITBREIDING VAN HET CADEAUSTELSEL IN UITZICHT? Wat zal de wetgever doen? De Contact-centrale der drie Nederland- sche Middenstandsbonden schrijft ons Dezer dagen is gebleken, dat de reeds eenige maanden terug bij geruchte bekend geworden plannen tot invoering van het cadeaustelsel bij verschillende firma's, welke tot op heden dit verkoopsysteem nog niet toepassen, thans bij enkelen ge heel voor uitvoering gereed liggen. Inmid dels ziet het er naar uit, dat het hier niet enkele firma's geldt, doch een heele groep, welke voornemens schijnt te zijn het ca deaustelsel op zeer uitgebreide schaal te gaan toepassen, eventueel in onderlinge samenwerking. Voor den handeldrijvenden middenstand zal deze ongunstige ontwikkeling der din gen, wanneer zij een feit mocht worden, wel zeer teleurstellend zijn. Niet alleen zal men hebben te rekenen op een groote uit breiding van het cadeaustelsel onder de fabrikanten, die het cadeaustelsel nog niet toepasten, doch het is te voorzien, dat ook in de kringen der firma's, welke thans reeds cadeaux geven, van den wederomstuit het betrokken verkoopsysteem nog krach tiger dan voorheen zal worden toegepast. In middenstandskringen wordt stellig gehoopt, dat de Minister van Economische Zaken bij de memorie van antwoord ter zake de rijksbegrooting over 1939, als een uitvloeisel van het o.a. door de rijksac countants ingestelde onderzoek naar de beteekenis van het cadeaustelsel voor de binnenlandsche fabrikanten van cadeau artikelen, uiteindelijk bevredigende medo- deelingen zal kunnen doen. De naaste toekomst zal leeren, of de dreigende uitbreiding van de toepassing van het cadeaustelsel als boven geschetst, door maatregelen van de regeering nog Zoo verkoopt men .huizen De heer J. D. Edwards uit Milwaukee, had een aantal huizen laten zetten uit beton. Met een geconcentreerde ad vertentie-campagne in een courant verkocht hij 20 wo ningen met een gemiddelde waarde van 5000 dollar. De kosten van de courantenre clame, die dit resultaat had den bewerkstelligd, bedroeg 1 van de totale waarde dezer buizen. zal worden voorkomen, in het algemeen belang en in dat van den handeldrijvenden middenstand in het bijzonder, KROTOPRUIMING IN CRISISTIJD. De Nationale Woningraad deelt mede Doordrongen van de wenschelijkheid, dat in dezen crisistijd, mede met het oog op de werkloosheid, de krotopruiming, met den daaraan gepaard gaanden nieuwbouw van woningen, met kracht ter band wordt ge nomen, heeft de Nationale Woningraad be sloten aan dit onderwerp een bijzondere landelijke bijeenkomst te wijden en wel op Zaterdag 28 Januari a.s. te Amsterdam. Een geestdriftige menigte juicht den hoogen gast toe Vorstelijke woorden aan den gala-maaltijd Geruimen tijd voordat de trein met ko ning Leopold van België gistermiddag aan het Centraal Station te Amsterdam arri veerde, hadden op het perron, ter rechter zijde van den looper, die naar den ingang van de Koninklijke wachtkamer leidde, honderd manschappen der Koninklijke ma rine onder commando van den luitenant ter zee eerste klasse A. N. Schrakamp, de eere- wacht betrokken. Links van deze eere- wacht stond de Koninklijke Marinekapel met tamboers en pijpers opgesteld. Kort voor drie uur verscheen H. M. de Koningin op het perron, gevolgd door den burgemeester van Amsterdam, dr. W. de Vlugt, den gouverneur van Amsterdam, generaal-majoor A. R. van den Bent, adju dant i.b.d. van H. M. de Koningin, den schout bij nacht H. Jolles, commandant der marine te Willemsoord, en de leden van haar gevolg. De aankomsL Precies op het aangegeven tijdstip, om drie uur, schoof de Koninklijke trein de stationsoverkapping binnen, voor op de lo comotief twee standaards met in de vier hoeken de gouden L. Onder het licht van eenige schijnwerpers stond de Koningin, omgeven door de digni tarissen, die met Haar naar buiten waren getreden. Het was een kleurrijk en schitte rend schouwspel. Onze Vorstin, gekleed in een langen japon van paars goudbrocaat en een driekwart mantel van donkerpaars flu weel met lange bruine bont, waarover zij hetgroot cordon van de orde van Leopold droeg, en een paarse hoed. Op het moment dat de trein stilstond, lieten de tamboers en pijpers de roffelende presenteermarsch der marine hooren. Een lakei opende de deur van den Ko ninklijken trein. Koning Leopold trad het eerst uit den trein en begroette zeer hartelijk H. M. de Koningin, die met uitgestoken hand naar voren was getreden, met een handkus. Zijne Majesteit de Koning werd gevolgd door Z.K.H. Prins Bernhard en achter de zen verscheen de Belgische minister-presi dent Spaak, gekleed in het zwart en hoo gen hoed. Hierop stapte de Belgische ge zant te Den Haag, baron de Herry uit en volgden ook die overige hoogwaardigheids- bekleeders, allen in schitterende uniformen. H. M. de Koningin stelde enkele dames en heeren van Haar gevolg aan den Koning voor, die vervolgens de leden van zijn ge volg aan Hare Majesteit voorstelde. De Marinekapel zette daarop de Braban- Qonne in, welke eerbiedig door allen werd aangehoord. Alvorens de Koninklijke wachtkamer te betreden, inspecteerden Hare Majesteit de Koningin en Zijne Majesteit Koning Leo pold, de eerewacht der marine, waarbij de stemming al minder streng ceremonieel werd, mede dank zij den vroolrjken Piet Heinmarsch, welke de Marinekapel inzette. De beide Vorstelijke personen betraden hierna de Koninklijke wachtkamer, gevolgd door de dames en heeren, die zich met hen op het perron hadden bevonden. Hier had de eerste officieele begroeting plaats. De intocht. Toen te drie uur de eerste saluutschoten, van de „Tromp" klonken, ging er beweging door de op het Stationsplein en langs den weg wachtende menigte, die wist dat de Belgische Koning thans was aangekomen. Het geduld van het publiek werd echter nog op den proef gesteld, gedurende den tijd, welke verstreek tijdens de begroeting op het perron en in de Koninklijke wacht kamer. Om tien minuten over drie zette de stoet zich in beweging. 41 ROMAN UIT HET ZEEMANSLEVEN VAN FRIEDRICH LINDEMANN Hij zonk weer terug in zijn stoel, klemde zijn handen krampachtig om de leuningen, keek met een wezenloozen blik naar buiten in het schemerige groen en schudde maar steeds met zijn hoofd. „U ook al U ook al Ik begreep zoo goed, wat in hem omging. Hjj had, zoo leek het, zijn heele hoop op mij gevestigd. De gedachte aan mij was mis schien nog het laatste geweest, dat hem steun gaf. En dat was nu ook ineenge stort. Alles. Alles. De „groote val" zijn roem. Zijn terugkeer naar Londen. Alles was voorbij. Bij deze ineenstorting van een mensch zweeg ik. Ik kon geen woorden vin den. Troost was er niet. Het duurde zeer lang, voordat hij weer begon te spreken. Als een laatste hoop klonk het. „Neen, neen, dat kan niet. Er moet iets met de „Betty Bonn" gebeurd zijn". Zeker, dat ontkende ik ook niet. „Een heele bemanning kan toch zoo maar niet verdwijnen". „Zeker niet. Maar was het dan noodza kelijk, bij deze eene werkelijkheid, tegelij kertijd een misdaad en zelfs nog een mis daad van Spurling te vermoeden?" „Maar waar zijn die menschen dan? En hoe zijn zij verdwenen?" „Nu ja, men kon toch naast de beide boo ten, die nog aanwezig waren, ook wel een bijboot, een zgn. Dingy aan boord hebben?" „Maar daarin kunnen toch niet zes of acht menschen van boord gaan en over den Atlantischen Oceaan roeien". „Zeker, zeker, maar..." „En waarom vindt juist Spurling dit schip „Zonderling, natuurlijk, maar..." „En waanm zegt hij niets meer, als men hem wat vraagt?" Allemaal vragen, die ik mijzelf duizend maal gesteld had, en zelfs met meer recht dan Trevor vermoedde. Maar toch... „En waarom gelooft u nu zoo vast aan zijn onschuld?" Ik weifelde met mijn antwoord. Ja... weet u... als ik... de waarheid zeg gen mag... '-ar kan ik zelf geen bepaalde oorzaak voor aanwijzen. Geen enkele andere oorzaak, dan dat ik den man gesproken heb". Trevor ging "hier onmiddellijk op in. „Hebt u hem gesproken? Alleen?" Ik vertelde hem mijn ontmoeting in de International Bar. Ik vertelde voorzichtig en met welgekozen woorden. Thompson had mij op geen enkele wijze verzocht om te zwijgen. Ik wist eigenlijk heelemaal niet goed, waarom hij mij' dien avon^ meegeno men had. Misschien omdat hij toch nog op een artikel van mij hoopte? Ik wist het niet. In geen geval wilde ik hier als tus- schenpersoon fungeeren. Voor het gesprek tusschen Spurling en Thompson zei ik al leen dit, wat Trevor trouwens zelf ook al wist, dat Thompson nadrukkelijk verklaard had het bergloon te willen betalen. „En het gerucht, dat heel Gibraltar gek maakt, Spurling wil van de uitbetaling van het bergloon afzien?" Ik ontweek deze vraag. „Is waarschijnlijk werkelijk slechts een gerucht. In ieder geval weet ik één ding zeker kapitein Spurling ziet zeker niet af van de behandeling door het Admiraliteits gerechtshof. Ik heb het hem zelf hooren zeggen „D rechtbank zal beslissen". Weer viel Trevor mij in dr rede. „Ja menschenkind, twijfel je dan nog langer? Ben je dan alles weer vergeten? De beroofde dwingt den roover nog een be looning op. En de moordenaar verlangt naar rechtspraak. Begrijp je dat dan?" Ik begreep maar al te goed, wat dit alle maal voor hem te beduiden had, maar ik kon werkelij:: niet anders, ik moest hem wakker schudden. „U hebt gelijk, ook ik zou het niet be grijpen, wanneer ik... Spurling nog steeds voor den misdadiger hield, zooals u. Maar dat geloof ix niet meer, cn ik geloof het niet meer om de volgende reden hij is niet alleen niet bang voor een rechtspraak, neen hij verlangt er naar uit een bepaalden grond van rechtvaardighei Isgevoel. Ik geef gaarne toe Ik oordeel misschien een beetje te snel. Misschien als ik den kapitein iets beter had leeren kennen... in ieder geval, iemand die hem zeker beter kent, heeft hem in mijn bijzjjn een misdadiger genoemd, is zelfs vast overtuigd van Spurling's schuld inzake de „Betty Bonn". Een nieuw lichtpunt voor Trevor. „En wie is dat?" Ik treuzelde met mijn antwoord. Toen zei ik „Mr. Thompson", Alle hoop verdween bij Trevor. Zijn han den zwaaiden krachteloos door de lucht. „Hm... mr. Thompson... En deze, deze juist verklaartik heb geen belang bij een onderzoek, ja hitst Gibraltar, hitst de halve wereld tegen mij op. Hoon tegen recht en wet. Opeens heeft niemand meer eenige belangstelling voor het geval, of liever om gekeerd opeens interesseert het iedereen, dat hier een proces over bergloon verhan deld wordt en geen moordproces. Zelfs de New Yorksche politie, die per slot toch wel iets zal weten, zwijgt als op bevel. Iedereen zwijgt. Alles wordt mij onder de handen weggehaald. Een maand lang heb ik mijn vingers blauw geschreven, heb hemel en hel bewogen, heb telegrammen na tele grammen verzonden, heb handelskamers en havenpolitie, scheepskantoren en detective ministeries, werfbureaux en dagbladen ge mobiliseerd. En de uitkomst? Niets, hoe genaamd niets. Niemand van de „Betty Bonn" is te orschijn gekomen. Geen enkel lijk is aangespoeld. Twee stoomschepen hebben de „1- ?tty Bonn" gedurende de vier en twintig uur, dat Spurling achter het schip aangezeild is gezien, geen enkel heeft zich aangemeld. Geen enkel lid der beman ning is piecies opgegeven. Een officieele lijst der bemanning was valsch tot zelfs de naam van kapitein en stuurman. Maar niet één der bemanning heeft zich gemeld. Het is waarachtig net, of geen enkel lid der bemanning werkelijk geleefd heeft. Vaak geloof ik werkelijk, dat zij slechts in mijn fantasie bestaan hebben, in mijn droomen. Ach, die droomen... ik voel me niet ee*. gummibal. Ik ren .met mijn hoofd tegen muren, die steeds maar terug wijken, ja, er misschien niet eens zijn". Zijn stem werd steeds achter, steeds ho- peloozer, gebroken. „Z(j hebben geen belangstelling meer... hm... zij hebben geen belangstelling .meer voor het proces. Een tijdlang hebben zij zich laten overbluffen door Hayes met zijn t entermes. Dat was een kleine opflikkering, een stroo vuurt je. O, ik weet maar al té goed, hoe men mij hier bekijkt, in Gibraltar, r1- een gedegradeerde, als een uit straf overgeplaatste. Ach... Nu hebben ze me Dcuglas op mijn hals geschoven. De Ame rikanen of misschen uit Londen of nog hooger bevel. Ik weet het niet. Een fijne, voorzichtige oude heer, die mij goedig en verschoonend aan het verstand brengen moet, wat men van mij verwacht. Hij praat lang en hij praat goed over vertegenwoor digers en bewoners van een bevriende natio en over de oogen van de wereld, die op Gibraltar gericht zijn en over diplomatieke verwikkeilngen en over de ziekte van de Koningin. Hij spreekt over het aanbod van kapitein Spurlirg om af te zien van het bergloon en over een geldinzameling, die men ten gunste der bemanning van de „Frisco" op touw gezet heeft. Ik verzet mij sterk tegen zijn inmenging deze inza meling nield ik voor een beleediging voor het recht, uitgesloten, dat deze menschen schadeloosstellingkrijgen. Maar dan praat hij nog zachter, nog milder, nog voorko mender. Hjj is bang, dat deze schadeloos stelling een te groot bedrag zal gaan uit maken. O, :k begrijp hem maar al te goed, te hoog, omdat per slot van rekening er toch niets van terecht komt, een berg die niet eens een muis baart. Alleen zegt hij, het veel fijner, veel diplomatieker. Ik kan niet eens boos zijn. Hij spreekt niet alleen voor zichzelf. Alleen begrijp ik niet goed, waar hjj heen wil. Ik was niet tegemoet komend voor hem. Tot aan het slot van alles hij zeer duidelijk werd. Zeer duidelijk. Bijna grof. „U bent de eenige, die zich voor ditgeval interesseert". [(Wordt vervolgd.)]

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1938 | | pagina 11