I*
Vlissingsche Courent
f 3.25
TWEEDE BLAD
6 artistieke foto's,
1 groote foto
Honing Leopold In de
hoofdstad gehuldigd
omde 8ETTY BONN
~GËMËÉrrËBESTIJlJR
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD
Speciale
St.Nicolaas-aanbieding
KEES HELDER
BINNENLAND
FEUILLETON
De strijd
1938
van
Itaris
van
Ite te
rdam
koos
Pen-
fin in-
Han-
§Filip-
den
spre-
een
ngen
appen
ver-
oei bij
de be-
klaart
Vader
iionden
iche
i Am*
prins
lis ge
kt Bel-
Haar-
;ant bij
[terdam
werd
onder-
L891 te
vestigd.
ichenen»
leven
Voor-
e van
feeuwscb
van de
van
Dinsdag 22 November 1938. No 274
HINDERWET.
Burg. en Weth. van Vlissingen
brengen ingevolge de artikelen 6 en 7
der Hinderwet ter openbare kennis
dat bij hen is ingekomen een verzoek
van de N.V. Bataafsche Import Maat
schappij, gevestigd te 's-Gravenhage, om
vergunning tot het oprichten van een elec-
trisch gedreven benzine-installatie met een
ondergrondsch reservoir en een boven-
grondsche aftapinrichting, in het perceel
kadastraal bekend Gemeente Vlissingen,
Sectie A, Nrs. 3228 en 3772, plaatselijk
gemerkt Koudekerksche weg Oost No. 4
dat dit verzoek met de bijlagen, vanaf
heden op de Gemeente-Secretarie (2e Af-
deeling) ter visie zal worden gelegd en
dat schriftelijk bezwaren bij hun college
kunnen worden ingediend.
Op den veertienden dag na heden, zijnde
den 6den December 1938, zal ten Gemeen
tehuize, des voormiddags ten 11 ure, ge
legenheid worden gegeven, om bezwaren
tegen het oprichten dier inriching in te
brengen, terwijl daarbij zoowel de ver
zoekster als zij, die bezwaren indienen, in
de gelegenheid worden gesteld deze mon
deling en schriftelijk toe te lichten.
Zoowel de verzoekster, als zij, die be
zwaren inbrengen, kunnen gedurende drie
dagen vóór den 6den December 1938, ter
Gemeente-Secretarie (2e Afdeeling) van
de ter zake ingekomen schrifturen kennis
nemen.
Voorts zij er de aandacht op gevestigd,
dat volgens de bestaande jurisprudentie
niet tot beroep zijn gerechtigd zij, die niet
overeenkomstig artikel 7 der Hinderwet
voor het gemeentebestuur of één of meer
zijner leden zijn verschenen, teneinde hun
ne bezwaren mondeling toe te lichten.
Vlissingen, den 22sten November 1938.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
Zestig mille. - Klachtenlijst.
Er gebeuren in een groote stad soms
van die allerzonderlingste dingen waar je
inderdaad paf van staat. Wij naderen nu
het groote oogenblik waarop het nieuwe
stadhuis er zal komen. Veel te laat, want
feitelijk heeft onze stad al vijf en twintig
jaar lang geen stadhuis meer. Over tal van
gebouwen is de gemeentedienst verspreid.
Sommige wethouders zitten in een eigen
home, de burgerlijke stand zit al meer dan
een kwarteeuw in een noodgebouw, dat
voor een winkel die gerestaureerd werd,
werd gestichtde raadszaal is elders, de
belastingen hebben een afzonderlijk huis,
de gemeente-ontvanger zit in een dure
villa en zoo gaat het maar voort.
In het eigenlijke stadhuis resideert al
leen nog de burgemeester en zijn staf en
worden de huwelijken gesloten.
Vooral met den burgerlijken stand was
het tragisch gesteld. Nu nadert het nieuwe
stadhuis en nu plotseling kan deze afdee
ling niet langer in zijn woning blijven en
stelt het dagelijksch bestuur voor den
dienst te verplaatsen naar een oud school
gebouw, dat heelemaal niet in het centrum
ligt en waarvoor zestig duizend gulden
noodig zal zijn, om het bruikbaar te ma
ken. Zestig millie Als over eenige jaren
het stadhuis klaar is, zijn die zestig mille
weg, maar wie weet hoeveel mille dan
weer noodig is al3 men van dit gebouw
weer iets anders wil maken. Geloof maar
gerust dat-dit wissewasje aan de gemeen-
telijke schatkist een ton zal kosten.
Verder commentaar zullen wij er maar
niet op geven. Nog even is het voorstel
aangehouden omdat er in het centrum
der gemeente een gebouw te koop aange
boden is dat misschien óók geschikt te
maken is. Vraag maar niet wat dat geval
zal kosten. Ondertusschen zijn er tal van
zaken die geen cent kunnen los krijgen
voor verbeteringen, die minstens even
dringend noodzakelijk zijn en die blijvend
zullen gelden.
Wat op het oogenblik stadhuis heet, is
eigenlijk een stel winkelhuizen die aan het
oude, middeleeuwsche stadhuisje zijn vast-
gebouwd. Het werkelijke raadhuis heeft
niet meer ruimte dan een paar kamers.
De rest is aanplaksel. die over het alge
meen vrij ongeschikt is voor bureaux. Het
is daarom onbegrijpelijk, dat men de stad
huiskwestie die feitelijk al een halve eeuw
hange zóó heeft laten hangen. De ontzag
gelijke bedragen die in den loop der tijden
aan aankoop en huur zijn uitgegeven, zou
den allicht al een aardig deel van de bouw
som hebben kunnen vormen. Straks komen
al die gebouwen vrij maar wat zullen ze
dan opbrengen? Een bitter klein beetje.
Zoo'n stadhuisbouw typeert eigenlijk weer
merkwaardig de onmacht van de bureau
cratie om iets tot stand te brengen. Er is
geen leiding, er is geen eenheid, Jan en
alleman redeneert mee en altijd weer
wordt naar het slechtste middel gegrepen,
nl. uitstel.
Uit de klachten-lijst van den gemeente
raad pikken wij nog maar een paar puntjes
op. Naar het oordeel van het dagelijksch
bestuur is het badkleedingsvraagstuk niet
zoo ernstig als vele leden het voorstellen.
Reden tot ingrijpen is er niet omdat er
geen aanstoot wordt gegeven. Slechts heel
zelden komt het voor, dat er iets te ver
wordt gegaan maar men moet daarbij wel
bedenken, dat het een badplaats is en dat
Den Haag maar aanhang daarvan is.
Het jaarlijks weerkeerend geklaag over
de honden, die de straat verontreinigen,
wordt ook afgecaveerd. Het is zoo erg
niet zeggen B. en W. Zij laten na te ver
tellen, dat aan de trottoirs nooit iets van
gemeentewege voor schoonmaak wordt
gedaan zoodat het eigenlijk de schuld der
gemeente is dat de voetwegen smerig blij
ven. Dat is ook zoo iets onbegrijpelijks. De
rijwegen worden driemaal per week
schoongemaakt, de trottoirs nooit. Zelfs
niet die welke niet langs de huizen liggen,
maar bijvoorbeeld om de plantsoenen. Als
Jupiter Pluvlüs niet op gezette tijden er
de hand aan hield, zou het heelemaal een
vuile boel zijn. Hier was nu eens een
pracht-object voor een paar honderd werk-
loozen om dit zaakje eens op te knappen.
Maar daaraan valt niet te denken. Werk-
loos-zijn is tegenwoordig een beroep waar
aan men niet mag tornen.
Natuurlijk zijn geen gewichtige voor
steken van het gemeentebestuur te wach
ten. Alles wat geld kost, moet worden ter
zijdegesteld. Is er niets, dat verbeterd kan
worden zonder dat het geld kost? Kunnen
diverse verordeningen niet eens op de hel
ling genomen worden? Kan men niet eens
nagaan of het stadsbeeld verbeterd kan
worden door opruiming van overtollighe
den. Wij stikken in de hoeveelheid palen die
er langs den weg staan en die altijd ont
sieren. Als men de soorten daarvan eens
gaat tellen zal men er een aardig aantal
van vinden. Er is al zoo vaak aangedron
gen op uitbreiding van het aantal naam
bordjes voor de straten. Waarom in die
opzicht een karigheid terwijl dit toch niet
veel behoeft te kosten. Alweer een baantje
In ©Ik© gewenschte
uitvoering met 2
proeffoto's, ter keuze
vooruit samen slechts
FOTOGRAAF, BELLAMYPARK 38
Profiteert van deze
gelegenheid
voor eenige werklooze timmerlieden. Soms
bevest'gt men de bordjes aan den lantaren,
die op den hoek staat, maar dan weer zóó,
dat de naam 's avonds in de schaduw valt.
Als men eens een werkloozen bouwkundige
als controleur over het straatmeubilair aan
den arbeid zette, wie weet hoeveel hon
derd kleine verbeteringen hij wist aan te
brengen, die niets kosten omdat het alleen
opruiming of verplaatsing zou zijn.
De huismoeders zouden zoo graag be
vrijd worden van de „bellen-plaag", het
euvel, dat maar iedereen aan de voordeur
aanschelt om iets te vragen of te koop
aan te bieden. Werkelijk is het een vree-
selrjk euvel geworden, waaraan het ge
meentebestuur meewerkt door venters een
officieel merk op de borst te spelden,
waardoor zij zich gerechtigd achten iede-
ren dag' een groot aantal huizen te be
stormen.
Er wordt nog veel te veel gebedeld on
der het mom van handeldrijven. Bij den in
gang van postkantoren staan in de portie
ken altijd bedelende vrouwen en kinderen
in den vóóravond wordt geregeld aange
scheld door bedelende personen. Is dit niet
een vraagstuk dat eens bekeken dient te
worden?
Wij krijgen tegenwoordig ook veel te
veel muziekgezelschappen over de straat.
Niet ied -r is daarvan gediend.
Men ziet heter is nog wel iets op te
knappen en wij zouden de lijst nog heel
veel kunnen uitbreiden. Een klein kunstje
om raadslid te zijn. en klachten te uiten.
Ze liggen voor het opscheppen.
EIBER.
DE PRINSES TE AMSTERDAM
AANGEKOMEN.
Om kwart voor drie is H.K.H. Prinses
Juliana gistermiddag uit Soestdijk per
auto in de hoofdstad aangekomen. Zij
stapte aan de achterzijde van het ko
ninklijk paleis aan den N.Z. Voorburgwal
uit en begaf zich onmiddellijk in. het
paleis.
STERKE UITBREIDING VAN HET
CADEAUSTELSEL IN UITZICHT?
Wat zal de wetgever doen?
De Contact-centrale der drie Nederland-
sche Middenstandsbonden schrijft ons
Dezer dagen is gebleken, dat de reeds
eenige maanden terug bij geruchte bekend
geworden plannen tot invoering van het
cadeaustelsel bij verschillende firma's,
welke tot op heden dit verkoopsysteem
nog niet toepassen, thans bij enkelen ge
heel voor uitvoering gereed liggen. Inmid
dels ziet het er naar uit, dat het hier niet
enkele firma's geldt, doch een heele groep,
welke voornemens schijnt te zijn het ca
deaustelsel op zeer uitgebreide schaal te
gaan toepassen, eventueel in onderlinge
samenwerking.
Voor den handeldrijvenden middenstand
zal deze ongunstige ontwikkeling der din
gen, wanneer zij een feit mocht worden,
wel zeer teleurstellend zijn. Niet alleen zal
men hebben te rekenen op een groote uit
breiding van het cadeaustelsel onder de
fabrikanten, die het cadeaustelsel nog niet
toepasten, doch het is te voorzien, dat ook
in de kringen der firma's, welke thans
reeds cadeaux geven, van den wederomstuit
het betrokken verkoopsysteem nog krach
tiger dan voorheen zal worden toegepast.
In middenstandskringen wordt stellig
gehoopt, dat de Minister van Economische
Zaken bij de memorie van antwoord ter
zake de rijksbegrooting over 1939, als een
uitvloeisel van het o.a. door de rijksac
countants ingestelde onderzoek naar de
beteekenis van het cadeaustelsel voor de
binnenlandsche fabrikanten van cadeau
artikelen, uiteindelijk bevredigende medo-
deelingen zal kunnen doen.
De naaste toekomst zal leeren, of de
dreigende uitbreiding van de toepassing
van het cadeaustelsel als boven geschetst,
door maatregelen van de regeering nog
Zoo
verkoopt
men
.huizen
De heer J. D. Edwards uit
Milwaukee, had een aantal
huizen laten zetten uit beton.
Met een geconcentreerde ad
vertentie-campagne in een
courant verkocht hij 20 wo
ningen met een gemiddelde
waarde van 5000 dollar. De
kosten van de courantenre
clame, die dit resultaat had
den bewerkstelligd, bedroeg
1 van de totale waarde
dezer buizen.
zal worden voorkomen, in het algemeen
belang en in dat van den handeldrijvenden
middenstand in het bijzonder,
KROTOPRUIMING IN CRISISTIJD.
De Nationale Woningraad deelt mede
Doordrongen van de wenschelijkheid, dat
in dezen crisistijd, mede met het oog op de
werkloosheid, de krotopruiming, met den
daaraan gepaard gaanden nieuwbouw van
woningen, met kracht ter band wordt ge
nomen, heeft de Nationale Woningraad be
sloten aan dit onderwerp een bijzondere
landelijke bijeenkomst te wijden en wel op
Zaterdag 28 Januari a.s. te Amsterdam.
Een geestdriftige menigte juicht den hoogen gast toe
Vorstelijke woorden aan den gala-maaltijd
Geruimen tijd voordat de trein met ko
ning Leopold van België gistermiddag aan
het Centraal Station te Amsterdam arri
veerde, hadden op het perron, ter rechter
zijde van den looper, die naar den ingang
van de Koninklijke wachtkamer leidde,
honderd manschappen der Koninklijke ma
rine onder commando van den luitenant ter
zee eerste klasse A. N. Schrakamp, de eere-
wacht betrokken. Links van deze eere-
wacht stond de Koninklijke Marinekapel
met tamboers en pijpers opgesteld.
Kort voor drie uur verscheen H. M. de
Koningin op het perron, gevolgd door den
burgemeester van Amsterdam, dr. W. de
Vlugt, den gouverneur van Amsterdam,
generaal-majoor A. R. van den Bent, adju
dant i.b.d. van H. M. de Koningin, den
schout bij nacht H. Jolles, commandant der
marine te Willemsoord, en de leden van
haar gevolg.
De aankomsL
Precies op het aangegeven tijdstip, om
drie uur, schoof de Koninklijke trein de
stationsoverkapping binnen, voor op de lo
comotief twee standaards met in de vier
hoeken de gouden L.
Onder het licht van eenige schijnwerpers
stond de Koningin, omgeven door de digni
tarissen, die met Haar naar buiten waren
getreden. Het was een kleurrijk en schitte
rend schouwspel. Onze Vorstin, gekleed in
een langen japon van paars goudbrocaat en
een driekwart mantel van donkerpaars flu
weel met lange bruine bont, waarover zij
hetgroot cordon van de orde van Leopold
droeg, en een paarse hoed. Op het moment
dat de trein stilstond, lieten de tamboers en
pijpers de roffelende presenteermarsch der
marine hooren.
Een lakei opende de deur van den Ko
ninklijken trein.
Koning Leopold trad het eerst uit den
trein en begroette zeer hartelijk H. M. de
Koningin, die met uitgestoken hand naar
voren was getreden, met een handkus.
Zijne Majesteit de Koning werd gevolgd
door Z.K.H. Prins Bernhard en achter de
zen verscheen de Belgische minister-presi
dent Spaak, gekleed in het zwart en hoo
gen hoed. Hierop stapte de Belgische ge
zant te Den Haag, baron de Herry uit en
volgden ook die overige hoogwaardigheids-
bekleeders, allen in schitterende uniformen.
H. M. de Koningin stelde enkele dames
en heeren van Haar gevolg aan den Koning
voor, die vervolgens de leden van zijn ge
volg aan Hare Majesteit voorstelde.
De Marinekapel zette daarop de Braban-
Qonne in, welke eerbiedig door allen werd
aangehoord.
Alvorens de Koninklijke wachtkamer te
betreden, inspecteerden Hare Majesteit de
Koningin en Zijne Majesteit Koning Leo
pold, de eerewacht der marine, waarbij de
stemming al minder streng ceremonieel
werd, mede dank zij den vroolrjken Piet
Heinmarsch, welke de Marinekapel inzette.
De beide Vorstelijke personen betraden
hierna de Koninklijke wachtkamer, gevolgd
door de dames en heeren, die zich met hen
op het perron hadden bevonden.
Hier had de eerste officieele begroeting
plaats.
De intocht.
Toen te drie uur de eerste saluutschoten,
van de „Tromp" klonken, ging er beweging
door de op het Stationsplein en langs den
weg wachtende menigte, die wist dat de
Belgische Koning thans was aangekomen.
Het geduld van het publiek werd echter
nog op den proef gesteld, gedurende den
tijd, welke verstreek tijdens de begroeting
op het perron en in de Koninklijke wacht
kamer. Om tien minuten over drie zette de
stoet zich in beweging.
41
ROMAN UIT HET ZEEMANSLEVEN
VAN FRIEDRICH LINDEMANN
Hij zonk weer terug in zijn stoel, klemde
zijn handen krampachtig om de leuningen,
keek met een wezenloozen blik naar buiten
in het schemerige groen en schudde maar
steeds met zijn hoofd.
„U ook al U ook al
Ik begreep zoo goed, wat in hem omging.
Hjj had, zoo leek het, zijn heele hoop op mij
gevestigd. De gedachte aan mij was mis
schien nog het laatste geweest, dat hem
steun gaf. En dat was nu ook ineenge
stort. Alles. Alles. De „groote val" zijn
roem. Zijn terugkeer naar Londen. Alles
was voorbij. Bij deze ineenstorting van een
mensch zweeg ik. Ik kon geen woorden vin
den. Troost was er niet.
Het duurde zeer lang, voordat hij weer
begon te spreken. Als een laatste hoop
klonk het.
„Neen, neen, dat kan niet. Er moet iets
met de „Betty Bonn" gebeurd zijn".
Zeker, dat ontkende ik ook niet.
„Een heele bemanning kan toch zoo
maar niet verdwijnen".
„Zeker niet. Maar was het dan noodza
kelijk, bij deze eene werkelijkheid, tegelij
kertijd een misdaad en zelfs nog een mis
daad van Spurling te vermoeden?"
„Maar waar zijn die menschen dan? En
hoe zijn zij verdwenen?"
„Nu ja, men kon toch naast de beide boo
ten, die nog aanwezig waren, ook wel een
bijboot, een zgn. Dingy aan boord hebben?"
„Maar daarin kunnen toch niet zes of
acht menschen van boord gaan en over den
Atlantischen Oceaan roeien".
„Zeker, zeker, maar..."
„En waarom vindt juist Spurling dit
schip
„Zonderling, natuurlijk, maar..."
„En waanm zegt hij niets meer, als men
hem wat vraagt?"
Allemaal vragen, die ik mijzelf duizend
maal gesteld had, en zelfs met meer recht
dan Trevor vermoedde. Maar toch...
„En waarom gelooft u nu zoo vast aan
zijn onschuld?"
Ik weifelde met mijn antwoord.
Ja... weet u... als ik... de waarheid zeg
gen mag... '-ar kan ik zelf geen bepaalde
oorzaak voor aanwijzen. Geen enkele andere
oorzaak, dan dat ik den man gesproken
heb".
Trevor ging "hier onmiddellijk op in.
„Hebt u hem gesproken? Alleen?"
Ik vertelde hem mijn ontmoeting in de
International Bar. Ik vertelde voorzichtig
en met welgekozen woorden. Thompson had
mij op geen enkele wijze verzocht om te
zwijgen. Ik wist eigenlijk heelemaal niet
goed, waarom hij mij' dien avon^ meegeno
men had. Misschien omdat hij toch nog op
een artikel van mij hoopte? Ik wist het
niet. In geen geval wilde ik hier als tus-
schenpersoon fungeeren. Voor het gesprek
tusschen Spurling en Thompson zei ik al
leen dit, wat Trevor trouwens zelf ook al
wist, dat Thompson nadrukkelijk verklaard
had het bergloon te willen betalen.
„En het gerucht, dat heel Gibraltar gek
maakt, Spurling wil van de uitbetaling van
het bergloon afzien?"
Ik ontweek deze vraag.
„Is waarschijnlijk werkelijk slechts een
gerucht. In ieder geval weet ik één ding
zeker kapitein Spurling ziet zeker niet af
van de behandeling door het Admiraliteits
gerechtshof. Ik heb het hem zelf hooren
zeggen „D rechtbank zal beslissen".
Weer viel Trevor mij in dr rede.
„Ja menschenkind, twijfel je dan nog
langer? Ben je dan alles weer vergeten?
De beroofde dwingt den roover nog een be
looning op. En de moordenaar verlangt
naar rechtspraak. Begrijp je dat dan?"
Ik begreep maar al te goed, wat dit alle
maal voor hem te beduiden had, maar ik
kon werkelij:: niet anders, ik moest hem
wakker schudden.
„U hebt gelijk, ook ik zou het niet be
grijpen, wanneer ik... Spurling nog steeds
voor den misdadiger hield, zooals u. Maar
dat geloof ix niet meer, cn ik geloof het
niet meer om de volgende reden hij is niet
alleen niet bang voor een rechtspraak, neen
hij verlangt er naar uit een bepaalden
grond van rechtvaardighei Isgevoel. Ik geef
gaarne toe Ik oordeel misschien een beetje
te snel. Misschien als ik den kapitein iets
beter had leeren kennen... in ieder geval,
iemand die hem zeker beter kent, heeft hem
in mijn bijzjjn een misdadiger genoemd, is
zelfs vast overtuigd van Spurling's schuld
inzake de „Betty Bonn".
Een nieuw lichtpunt voor Trevor.
„En wie is dat?"
Ik treuzelde met mijn antwoord. Toen zei
ik „Mr. Thompson",
Alle hoop verdween bij Trevor. Zijn han
den zwaaiden krachteloos door de lucht.
„Hm... mr. Thompson... En deze, deze
juist verklaartik heb geen belang bij een
onderzoek, ja hitst Gibraltar, hitst de halve
wereld tegen mij op. Hoon tegen recht en
wet. Opeens heeft niemand meer eenige
belangstelling voor het geval, of liever om
gekeerd opeens interesseert het iedereen,
dat hier een proces over bergloon verhan
deld wordt en geen moordproces. Zelfs de
New Yorksche politie, die per slot toch wel
iets zal weten, zwijgt als op bevel. Iedereen
zwijgt. Alles wordt mij onder de handen
weggehaald. Een maand lang heb ik mijn
vingers blauw geschreven, heb hemel en
hel bewogen, heb telegrammen na tele
grammen verzonden, heb handelskamers en
havenpolitie, scheepskantoren en detective
ministeries, werfbureaux en dagbladen ge
mobiliseerd. En de uitkomst? Niets, hoe
genaamd niets. Niemand van de „Betty
Bonn" is te orschijn gekomen. Geen enkel
lijk is aangespoeld. Twee stoomschepen
hebben de „1- ?tty Bonn" gedurende de vier
en twintig uur, dat Spurling achter het
schip aangezeild is gezien, geen enkel heeft
zich aangemeld. Geen enkel lid der beman
ning is piecies opgegeven. Een officieele
lijst der bemanning was valsch tot zelfs
de naam van kapitein en stuurman. Maar
niet één der bemanning heeft zich gemeld.
Het is waarachtig net, of geen enkel lid
der bemanning werkelijk geleefd heeft.
Vaak geloof ik werkelijk, dat zij slechts in
mijn fantasie bestaan hebben, in mijn
droomen. Ach, die droomen... ik voel me
niet ee*. gummibal. Ik ren .met mijn
hoofd tegen muren, die steeds maar terug
wijken, ja, er misschien niet eens zijn".
Zijn stem werd steeds achter, steeds ho-
peloozer, gebroken.
„Z(j hebben geen belangstelling meer...
hm... zij hebben geen belangstelling .meer
voor het proces. Een tijdlang hebben zij zich
laten overbluffen door Hayes met zijn t
entermes. Dat was een kleine opflikkering,
een stroo vuurt je. O, ik weet maar al té
goed, hoe men mij hier bekijkt, in Gibraltar,
r1- een gedegradeerde, als een uit straf
overgeplaatste. Ach... Nu hebben ze me
Dcuglas op mijn hals geschoven. De Ame
rikanen of misschen uit Londen of nog
hooger bevel. Ik weet het niet. Een fijne,
voorzichtige oude heer, die mij goedig en
verschoonend aan het verstand brengen
moet, wat men van mij verwacht. Hij praat
lang en hij praat goed over vertegenwoor
digers en bewoners van een bevriende natio
en over de oogen van de wereld, die op
Gibraltar gericht zijn en over diplomatieke
verwikkeilngen en over de ziekte van de
Koningin. Hij spreekt over het aanbod van
kapitein Spurlirg om af te zien van het
bergloon en over een geldinzameling, die
men ten gunste der bemanning van de
„Frisco" op touw gezet heeft. Ik verzet
mij sterk tegen zijn inmenging deze inza
meling nield ik voor een beleediging voor
het recht, uitgesloten, dat deze menschen
schadeloosstellingkrijgen. Maar dan praat
hij nog zachter, nog milder, nog voorko
mender. Hjj is bang, dat deze schadeloos
stelling een te groot bedrag zal gaan uit
maken. O, :k begrijp hem maar al te goed,
te hoog, omdat per slot van rekening er
toch niets van terecht komt, een berg die
niet eens een muis baart. Alleen zegt hij,
het veel fijner, veel diplomatieker. Ik kan
niet eens boos zijn. Hij spreekt niet alleen
voor zichzelf. Alleen begrijp ik niet goed,
waar hjj heen wil. Ik was niet tegemoet
komend voor hem. Tot aan het slot van
alles hij zeer duidelijk werd. Zeer duidelijk.
Bijna grof. „U bent de eenige, die zich voor
ditgeval interesseert".
[(Wordt vervolgd.)]