Courant
L
J
TWEEDE BLAD
j le uit*
avem*
GEMEENTEBESTUUR
Moreele
en geestelijke
herbewapening
BINNENLAND
FEUILLETON
De strijd
om do BETTy B0NN
Ko.m.5
van
pre-
>r het;
nelo-
ndeld
jtische
ildigd
Span-
iet in-
L.Oitnen.
^■szina
getui-
Spanje
ngen
[itbank
[211 on-
l wel
de he
'd ge
le één,
men
Wilde
Ipanje.
weede
n, leg-
ringen
lichte
e hou-
',re tot
landen
[1 werd
|atueele
th
is gis-
Dor een
lag zal
schoten
8 of in
ië wor-
t. H. da
1 en S.
p maj.-
Groen-
maj.-
,cht H.
'uijten,
.onteur
Wil-
Geer;
Burger,
van den
Drijver
rd op 21
l da-
het hou-
r werk-
lebooten,
tschappij
C. J. I*
de ma-
[f idem B-
d.a>^'
,zerne te
Hr. Ms.
agt is op
inf. te j
ifeningefl
p.
ngesteid
[22e regt.
Woensdag 4 November 1938. No. 269
AFSLUITING
VERKEER KOOPMANSWEG.
Burgemeester en Wethouders van Vlissin-
gen
brengen ter openbare kennis
dat in verband met het aanleggen van
rioleering de Koopmansweg, voor het ver
keer in beide richtingen met motorrijtuigen,
rijwielen, andere rij- of voertuigen, rij- en
trekdieren, vee en voetgangers zal zijn af
gesloten vanaf Vrijdag, 11 November a.s.
tot en met Zaterdag, 12 November d.a.v.
Vlissingen, 9 November 1938.
Burg. en Weth. voornoemd,
W. P. EDELMAN, L.B.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
De heer H. C. J. Gunning, burgemeester
,van Yerseke, schrijft ons
Om iets te bereiken moet men eerst een
doel voor oogen hebben. Een plan voor het
leven, een plan voor den dag. Eerst dan
gaat men uitvinden hoe men dat doel be
reikt. Laten wij het eerst nog eens over
het doel hebben.
De wereld bevindt zich in een zorgwek-
kenden en onrustbarenden toestand. Vijand
schap stapelt zich op tusschen volk en
volk, tusschen arbeid en kapitaal, tusschen
klasse en klasse. Verbittering en angst
leggen ons dagelijks zwaardere lasten op.
Ons gezinsleven wordt ondermijnd door
wrijving en ontgoocheling. Zou er een ge
neesmiddel te vinden zijn, dat enkeling en
volk kan genezen en hoop geeft op een
spoedig en afdoend herstel?
Wij hebben van alles beproefd. Er is ge
organiseerd en gereorganiseerd gedeva
lueerd en gestabiliseerd. Wij hebben volop
wetten en maatregelen, zoowel lokaal als
nationaal en internationaal. Wij hebben
verdragen 'en verbonden gesloten. Wij heb
ben revoluties en contra-revoluties ge
maakt. Is het geneesmiddel gevonden?
Brinton de penningmeester van de Effec
tenbeurs van New York zegtSteeds meer
zakenmenschen beginnen zich bewust te
worden, dat een nieuwe geest van onder
ling vertrouwen en samenwerking de nood
zakelijke voorwaarde is voor een duurzaam
economisch herstel.
Mussolini geeft in zijn autobiografie toe
dat, zoo er een revolutie zou zijn, die de na
tuur van den mensch kan veranderen, dit de
eenige revolutie zou zijn waardig dien
naam te dragen, want zij zou zich juist uit
strekken tot die motieven en verlangens,
die het gedrag van den mensch bepalen en
zij zou deze omvormen.
WetLnu, H.M. onze Koningin spreekt van
een innerlijken drang, welke ook uitwendi
ge ommekeer te weeg brengt en tot gevolg
heeft, dat eerlijkheid, vertrouwen en liefde
richtsnoer worden tusschen personen en
volken.
Dat bestaat dus. En het is mooi. Maar
het is zoo groot en zoo ver. Is het bereik
baar
De 30 Zeeuwen waarvan de vorige week
geschreven Werd hebben getracht het wat
dichter bij te brengen. De eerste de beste
is wellicht de eenvoudigste en duidelijkste
Een Zeeuwsche boerin, die steeds op haar
waschdag de sfeer voor haarzelf en haar
omgeving door drukkende gejaagdheid ver
galde, heeft gezien, dat het resultaat van
haar moreele herbewapening beteekent dien
dag met een opgeruimd gezicht te werken,
waardoor in de verhoudingen in haar gezin
een anderen geest wordt gebracht. Is dat
te bereiken? Moet U eens probeeren. Kin
derlijk eenvoudig niet waar? Bijna simpel.
Is dat nu alles Een anderen geest in de
verhoudingen in het gezin. .Heeft U daar
nooit behoefte aan? Ik wel. Het gezin, is
dat alles? De gezinnen, de cellen waaruit
onze maatschappij, ons volk is opgebouwd.
Gezonde gezinnen, een gezond volk. Goede
geest in de verhoudingen in de gezinnen,
goede verhoudingen in ons volk. Vindt U
dat wat te veel gezegd? Leest U dan maar
verder No. 2 een Zeeuwsche boekhoudster
spreekt van de verhouding tusschen de le
veranciers en haar kantoor. No. 3 een
Zeeuwsche timmerman heeft het over de
verhouding met zijn mede-arbeiders en zijn
baas. Eerst het gezin, dan de samenleving.
Maar misschien vindt de lezer dit nu
weer wat te klein, te zoet. Welaan, wat zijn
onze groote problemen? 400.000 werkloo-
zen. Onderwijs duur en
Arbeids- en levensverhoudingen in den
landbouw waar is de oude band tusschen
den boer en „zijn volk". Strijd en verdeeld
heid op alle gebied. Welnu de Zeeuwsche
journalist werkt thans aan eenheid en we
derzij dsch begrijpen, nadat hij in zijn gezin
en zijn persoonlijken omgang hiermede is
begonnen. De Zeeuwsche landbouwer is be
zig met zijn volk een werk- en levensge
meenschap te vormen naar ouden trant en
toch gemoderniseerd, nadat hij zichzelf on
der de loupe genomen heeft. De Zeeuwsche
onderwijzer heeft, nadat er in eigen leven
een en ander in orde gekomen is, een nieu
wen kijk op zijn lesgeven gekregen. Meer
deren vatten in den strijd tegen werkloos
heid de koe bij de horens, een heel reorga
nisatieplan tot vermindering van werk
krachten wordt opgegeven.
Alles feiten midden uit het werkelijke
leven rakende onze groote problemen. Alles
uitwendige ommekeer tengevolge van een
onweerstaanbaren innerlijken drang.
Ik kan U zeggen, als men daar aan be
gint en men gaat het doel meer en meer
zien en men bemerkt, dat het gaat, dan
wordt het een ware passie, een hartstoch
telijk begeeren om meer te mogen doen en
zelf meer te mogen veranderen.
Zoo heeft het persoonlijk woord van Hare
Majesteit onze Koningin in verband met de
herhaalde oproep van Aalberse, Beelaerts
van Blokland, Feith, Furstner, de Jonge,
Kooien, van Lidth deJeude, Loudon, Oud,
Rutgers en Van Voorst tot Voorst, duizen
den tot nadenken gebracht, duizenden aan
het werk gezet."
„Behoef ik U te verzekeren", zoo spreekt
Hare Majesteit, „dat hoe dieper onze over
tuiging en hoe meer ons eigen leven die uit
draagt en verder geeft in eigen kring en
daarbuiten, des te grooter de kans wordt
op het verzekeren van een betere toe
komst
„Wie de teekenen des tijds begrijpt, weet.
dat thans van ons gevraagd wordt een daad
van vertrouwen, van zelfopoffering en ze
delijken moed, en van geloof."
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN IN DE
TWEEDE KAMER.
In de gistermiddag voortgezette verga
dering van de Tweede Kamer heeft de heer
de Marchant et d'Ansembourg voor de
fractie der n.s.b. nog betoogd, dat het ka
binetCoiijn, nu reeds vijf jaren aan het
bewind, in al zijn plannen gefaald heeft en
het volk naar den afgrond voert Er zal
een politiek moeten worden gevoerd, wel
ke den mensch boven het goud stelt. In
het bijzonder richtte spr. zich tegen de
confessioneele partijen, welke wel moeten
komen tot een beginsellooze politiek in
kwesties, welke met den godsdienst niets
te maken hebben. Men heeft niet het
recht de n.s.b. als nieuwe heidenen te be
stempelen op grond van gebeurtenissen in
het buitenland. Men mag haar ook niet
anti-semietisme verwijten, daar zij zich
alleen richt tegen de overheersching door
een bepaald, soort Joden. Tot minister
Coiijn zei spr. dat het voor hem niet noo-
dig is naar München te vliegen, de weg
naar Utrecht is heel wat korter.
De heer Kersten (st.ger.) betoogde, dat
de overheid ons land regeeren moet over
eenkomstig het Christendom, dat verstaan
moet worden als de strikte wet Gods. Dit
kabinet echter verstaat onder positief
Christendom een zoo rekkelijk begrip, dat
zelfs vrijzinnigen en roomschen eronder
vallen. Het gevolg is een verwording op
velerlei gebied. De overheid zal moeten te-
rugkceren tot de rechtzinnige opvatting
der reformatoren.
Spr. is overtuigd van de toenemende
overheersching van Nederland door de
roomsch-katholieken, waartegen hij ern
stig waarschuwt. De aangekondigde be
lastingvoorstellen hebben., zijn instemming
niet.
De heer Deckers (r.k.), die de regeering
de volkomen loyaliteit van zijn fractie ver
zekerde, had in de troonrede meer positie
ve verklaringen ten opzichte van de werk
loosheidsbestrijding gewenscht. Het had
sprekers critiek, dat de regeering niet op
alle vragen van de Kamer heeft geant
woord.
Het is zijn meening, dat de financieele
politiek der regeering vereenigbaar is met
haar sociaal-economische politiek. Ten op
zichte van de ontwikkeling der conjunc
tuur is hij gematigd optimistisch.
Wat de werkloosheidsbestrijding betreft
behield spr. zich een definitief oordeel
over het planWesthoff voor en wees in-
tusschen op het nut van gedecentraliseer
de uitvoering. H.j drong aan cp snelle uit
werking der plannen inzake de jeugdwerk
loosheid. Tot zijn wenschen behoorden ver
der tegemoetkomingen aan jeugdige werk-
looze onderwijzers, beperking der onder
wijzersopleiding, vermindering van het per
centage der arbeïds-contractanten in over
heidsdienst en een oplossing voor de kwes
ties der Zondagswet en der begraafwet.
Hij protesteerde scherp tegen het anti-
semietisme, dat hij onchristelijk, onmen-
schelijk en on-Nederlandsch noemde.
De algemeene beschouwingen worden
vandaag voortgezet.
HET AFNEMEN VAN HET HANDELS
VERKEER MET DUITSCHLAND.
Aan het voorloopig verslag der Tweede
Kamer over de begrooting van Economi
sche Zaken wordt het volgende ontleend
Eenige leden waren van oordeel, dat het
economisch beleid nog steeds wordt be
moeilijkt, doordat een werkelijk eensgezin-,
de leiding ontbreekt. Huns inziens is dit
een gevolg van de tegenstrijdige opvattin
gen van minister Coiijn eenerzijds en van
minister Steenberghe anderzijds. Als een
tweeden factor, die de economische politiek
belemmert, beschouwden zij de systemati
sche „hetze", die door bepaalde groepen
van onze bevolking wordt gevoerd tegen
onzen besten afnemer, het nationaal-socia-
listische Duitschland. Zoo lang deze beide
problemen niet zijn opgelost zal iedere
minister van economische zaken falen.
Vele andere leden waren van meening
dat van zulk een „hetze" geenszins sprake
is. Dat de omvang van het handelsverkeer
met Duitschland in de laatste jaren sterk
is afgenomen, is uitsluitend te wijten aan
twee factoren. In de eerste plaats aan het
steeds toenemende streven naar autarkie
O ais 3tid«scli Eicei&|@
BAT AKS BOUWEN GEHEEL
ALLEEN EEN STUWDAM
Van Belawan, de havenplaats van Medan,
de hoofdplaats van het om zijn tabak zoo
beroemde Deli voert een flinke weg naar
het hoogland der Karo-Bataks. Op dat
hoogland is het heerlijk koel. Er zijn een
tweetal moderne hotels opgericht, er staan
tal van woningen, waar de harde werkers
in de tabak, de oliepalmen, enz. kou en
ontspanning vinden. Er staat ook een la
gere school voor de kinderen van de em
ployé's der vele cultuurondernemingen in
de buurt. Het begrip „buurt" is daar, even
als overal elders in den grooten archipel,
ruimer dan hier. Dank zij de auto acht men
een afstand van 100 K.M. en meer van geen
beteekenis. De Delispoorweg-maatschappij
onderhoudt met zeer goede autobussen de
verbinding met Medan.
Op de vlakte wonen de Karobataks. De
Karobatak heeft een goed verstand. Scha
ken is een van zijn lievelings-bezigheden.
Ik herinner me hoe indertijd een eenvou
dige Batak te Semarang (Java) kwam en
het daar tegen de beste schakers opnam.
Van een simultaanspel van 17 won hij er,
vergis ik me niet, 15 Hij is zeer gesteld
op onderwijs. Schoolverzuim komt er wei-
in dat land, hetwelk heeft geleid tot ver
hooging van prijzen en, door het gebruik
van allerlei „Ersatz"-materiaal, tot ver
mindering van de kwaliteit van verschil
lende producten. En in de tweede plaats
aan de omstandigheid, dat voor hetgeen
ons land aan Duitschland levert niet op
normale wijze, doch slechts langs den weg
der clearing betaling verkregen kan wor
den. Noch van het een, noch van het ander
ligt de schuld bij de Nederlandsche regee
ring of bij het Nederlandsche volk.
DE DEELNEMING AAN DE WERELD
TENTOONSTELLING TE NEW YORK.
Aan het voorloopig verslag der Tweede
Kamer over het wetsontwerp tot wijziging
en verhooging van het tiende hoofdstuk der
rijksbegrooting voor het dienstjaar 1938
wordt het volgende ontleend
Het voorstel om het bedrag, uitgetrokken
voor de kosten van deelneming aan de we
reldtentoonstelling te New York in 1939, te
verhoogen tot 1.000.000, vond geen onver
deelde instemming. Sommige leden betwij
felden of een uitgave van bijna IV2 millioen
(immers Nederlandsch-Indië draagt ook
nog bijna 500.000 bij) voor dit doel wel
verantwoord is. Gaarne zouden zij van den
Minister een uiteenzetting ontvangen van
hetgeen met dit zeer hooge bedrag zal wor-
nig voor3 k 4 pet. Het schoolgeld be«
droeg, toen ik het land bezocht, f 3.vooï
het eerste kind en 2.voor het tweedei
per maand. Dit betrof de z.g. Hollandsch*
Indische school. Het kamt voor, dat in*
heemsche ambtenaren met een inkomen
van 25.per maand twee of meer
schoolgaande kinderen hebben
Naast intellectueelen aanleg bezit de Ba*
tak daar economische neigingen. Hij ziet er
niet tegen op geld uit te geven, als hij
overtuigd is, dat dit kan rendeeren. En hij
doet alles gaarne zelf zonder hulp of aan*
wijzingen van ambtenaren. Zoo besloten
Bataks in de buurt van Kabon-Djahé, een
groote kampong, een stuwdam in een rivier
aan te leggen met liet doel hun rijstvelden,
(sawahs) te bevloeien. Ze brachten eenige
duizenden guldens bij elkaar (voor dié
menschen een hooge som)kochten cement,
brachten zand en steenen bij elkaar en
bouwden den dam. Het is jammer, dat zé
geen hulp hadden ingeroepen, want door
gebrek aan vaardigheid en kennis was dö
dam gedoemd om bij de eerste de besté
flinke bandjir te verdwijnen.
H. F. TILLEMA*
den verricht. Voort zouden zij willen verne
men, welke bedragen van particuliere zij dé
voor deelneming aan deze tentoonstelling
beschikbaar zijn gesteld.
Vele andere leden waren met de regee
ring van oordeel, dat Nederland op dezë
tentoonstelling niet mag ontbreken, al ware
het slechts met het oog op de economische
propaganda, en dat het uitgeven van grootö
bedragen voor dit doel onvermijdelijk is, al
betreurden zij, dat de oorspronkelijke ra*
ming zoo sterk zal worden overschreden*
Wel zal dan echter ook al het mogelijke ge
daan moeten worden om ons land zoo goed
mogelijk voor den dag te doen komen. Ge*
schiedt dit niet, dan kan deelneming beteï!
achterwege blijven.
Eenige leden hadden den indruk gekre*
gen, dat de Nederlandsche inzending nieti
op hoog peil zal staan. Is het juist, zoo
vroegen zij, dat de afdeeling Nederlandsch*
Indië alleen bij kunstlicht te bezichtigen
zal zijn? Dit zouden zij betreuren,
DE TOESTAND VAN DEN MIDDEN
STAND IS WEINIG FLORISSANT.
Voor hetgeen de regeering ten behoeve
van den middenstand gedaan heeft en
voor hetgeen zij voornemens is alsnog te
doen, hadden vele Tweede Kamerleden,
blijkens het voorloopig verslag over de be*
30
ROMAN UIT HET ZEEMANSLEVEN
VAN FRIED RICH LINDEMANN
Want wanneer men de draaideur achter
zich had laten rondsuizen, bevond men zich
plotseling in een armoedig groot lokaal, dat
met zijn nuchterheid van witgekalkte mu
ren en ijzeren stutten eerder den indruk
Van een kelder maakte.
Daarbij -raten aan kleine gele tafeltjes,
geheel onverwacht, slechts welgestelde hee-
ren, die er uitzagen als kleine boeren uit
midden Westen of groentehandelaren uit
de omgeving der Oostelijke 137e straat De
Allnations was een gelegenheid voor kapi
teins, zooals my Jim Paddock, de eigenaar
niet zonder trots vertelde. Bij hem kwamen
de kapiteins der kleine kustvaartuigen,
zeilschepen of stoombooten, menschen die
er tijdens de uitoefening van hun beroep
niet beter aan toe waren dan de gewone
matrozen. Aan boord liepen zij rond in de
zelfde smerige kleedij als janmaat, omdat
rij net zoo hard moesten aanpakken als de
lui van den mast. Alleen als zij een haven
binnenliepen, dan werden rij plotseling
aangegrepen door den ijver, hun positie al3
kapitein of zelfs als eigenaar in hun uiter
lijke kleedij te vertoonen. Dan haalden ze
ergens onder vandaan een versleten jas te
voorschijn, knelden hun nekken in een gips
verband, deden stijve dassen om, zetten
mooie petten op en slenterden aan land
dat hoorde er zoo bij. Maar zoodra ze hua
drie, vier boodschappen in de stad, naar
den reeder, makelaar of naar het Gerechts
hof achter den rug hadden, voelden rij zich
zoo verlamd door het slenteren, zoo hulpe
loos door de ongewone drukte op straat,
zoo zonder eenig thuis of bekende of be
kendheid met dit vreemde land, dat zij
zielsverheugd waren, bij Jim Paddock voor
anker kunnen gaan, om tenminste daar
onder bekenden te zijn met wie althans
verstandig te praten viel over schepen en
vrachten, in een taal die naar het zoute
water rook en naar teer. Want de gesprek
ken "net de voorname klerken, de üaliwijze
schrijvers op het gerechtshof, de voorname
stuwadoors, hingen hun al lang de keel uit.
Zoo hokten rij dan per slot van rekening
weer met rijn allen samen om de ongelyke
tafels van de All Nations-saloon, precies
zooals rij aan boord gehokt hadden in de
kleine ruimten pijprookend, zwetsend en
schimpend. Alleen konden zij hier af en
toe een schuinen blik wexpen naar de da
mes, die op het podium met een prachtige
papieren boog versierd, te pronk zaten en
hun muzikale gaven uitleefden. Maar deze
vrouwelijke muzikanten beteekenden voor
deze kleine burgers der zee, die rij nu een
maal waren, het toppunt der verdorven
heid. Weken lang op zee, hadden zij van
de wildste uitspattingen gedroomd, hadden
opgeschept over de ongehoordste avontu
ren, die rij aan land beleven zouden, en nu
voelden zij zich plotseling zoo hulpeloos en
gebonden. Zij verwonderden er zich zelf
het meest over, dat zij niet eenvoudig weg
liepen, dat rij den aanblik van deze acht
voudige vrouwelijkheid verdragen konden,
die met trommels en trompet, met trek-
Iiannonica en banjo in het vuur van hun
muzikaal enthousiasme kleine kreten uit
stootten en een zgn. opwinding tentoon
stelden, die minstens even onecht was als
de papieren rozen boven haar hoofden.
Voor hen, voor deze kleine scheepseigena
ren en vrachtbootkapiteins, getuigde het
van een bijna pijnlijke cosmopolitiscke zelf
ingenomenheid, wanneer plotseling een door
whisky tot tranen toe geroerde Ier, laat in
den avond met lallende stem het „Green-
Erie" lied bestelde. Wanneer dan de dikke
aanvoerster van de kapel ging staan en
vol gevoel et smeltend een pistonsolo den
tabaknevel inblies, dan werd hun haast de
adem afgesneden van bewondering en ont
roering.
Het hoogtepunt van den avond was
steeds het oogenblik, waarop de van pail
letten schitterende dames hun instrumenten
opzij leigden, van het podium afdaalden om
zich ter verpoozing van de gasten (waar
toe rij contractueel door Jim Paddock ver
plicht waren) onder de zeelui te mengen.
Hier had John Spurling gezeten, wanneer
hij met zijn schuit te New York lag. Onder
de kleine burgers ter zee, die daar in All
Nations Saloon samenkwamen, behoorde
kapitein Spurling tot de allerkleinsten.
Zeker hij kon zich scheepseigenaar noemen.
De „Frisco" behoorde hem. Maar de kleine
brik had nu al een dikke veertig jaar op
zee gezwalkt cn was nog maar net zee
waardig. Reeds de vorige bezitter had er
weinig vreugde aan beleefd. Hij was zelfs
blij geweest, toen rijn kapitein, die reed3
jaren bij hem in dienst was, de 'schuit, die
allang voor slooping rijp was, voor het hem
maandenlang schuldig gebleven loon, had
overgenomen. Spurling zelf was op deze
zaak eigenlijk meer uit luiheid ingegaan of
uit angst voor een bepaalde verandering in
rijn leven of uit een onverklaarbaar gevoel
van verhoogd zelfbewustzijn.
In ieder geval, hij ging verder met het
schip, waarop hij jarenlang als kapitein
gevaren had. Veranderd was er in den
grond van de zaak niet veel, alleen kon hij
zich nu reeder noemen en zelf zijn be
manning haar gage schuldig blijven. Bui
tendien moeten wij op den voorgrond dit
zeggenop het gebied van vrachten was
er voor hem met dit schip niet veel meer
te bereiken. Die hij kreeg, waren dan ook
altijd ladingen, die hij toevallig oppikte,
vrachten die anderen niet wilden hebben,
omdat zij te smerig, bedorven of voor te ver
afgelegen plaatsen bestemd waren.
Dit was trouwens de tactiek van de
wilde vaart. Zij verschenen plotseling in de
een of andere kleine haven, waar de komst
van een schip van 800 ton toch nog een
bezienswaardigheid was. Had men hier aan
de kade gemeerd en waren er voldoende
nieuwsgierigen naderbij gekomen, dan
kwam ook altijd steevast een zwart bord
buitenboord hangen, waarop met groote
witte olie-letters stond „Orders voor goe
deren naar alle havens der wereld". Daarbij
kwamen rij zelden verder dan de Noord-
Amerikaansche kusten. Vond men in deze
haven ook weer geen vracht, dan werd na
drie, vier weken van stompzinnig wachten
bij nacht en nevel het anker weer gelicht
en liet men niets achter dan een stapel
onbetaalde rekeningen.
Het zwarte bord was dus niet anders dan
het laatste bewijs van optimisme omtrent
een bepaalde lading of het restant van een
reeds lang verdwenen achting voor zich
zelf.
Wanneer er werkelijk eens een lading
kwam, die het schip tot op de laatste plek
in het ruim vulde, dan werd dit geluk, deze
gave van den hemel, „uitgebuit. Niet dat
men de eene of andere openbare oneerlijk*
heid decmaar er waren zooveel moge*
lijkheden om langs wettelijken weg zrjn deel
van dezen onverwachten rijkdom machtig
te worden. Het was toch best mogelijk, dat
een deel van de lading overboord geslagen:
was bij storm. Er kon toch ook, laten
wij eens aannemen water in het ruim ge*
drongen rijn en een deel van de lading be*
dorven hebben. Zelfs konden reeds bij heft
inladen kisten of zakken „ongelukkig
vallen". Met deze mogelijkheden werd
echter eveneens door de bevrachters reke*
ning gehouden. Dat was hun risico. Daar*
voor waren rij dan ook verzekerd. En wan*
neer de storm dan ook slechts op papier
bestond en als bij het overboord slaan de
zakken een klein beetje geholpen waren*
dan kon men per slot van rekening toch!
geen bedrog noemen of hoe een haarklo*
vende rechter dat dan ook noemen mocht*
De bevrachter had er geen schade door, dié
betaalde de verzekeringspremie en de ver
zekering was voor deze ruwe teerjakken
nou eenmaal niets anders dan een bodem*
looze geldput, waaruit een ieder het zijne
kon putten, die er maar eventjes aanleg
voor had en de mogelijkheid wist te ge*
bruiken. Dit kon men met den besten wil
van de wereld nie* als een oneerlijkheid
aanrekenen. Dit was nou eenmaal de bij*
verdienste, die elke vracht in zich sloot en
waarvan de omvang bepaald werd door de
vindingrijkheid en sluwheid van den sehip-
>er.Men behoorde nu eenmaal tot de lompen
verze.melfa.rs der zee. Als men er uitge*
stooten was uit de groote vaart, was hefi
alleen nog mogelijk op rijwegen van dé
groote zee in brak water naar een beetje
drijfgoed te visschen en enkele toevallige
vrachtjes op te schommelen.
(Wordt vervolgd.®