Courant L J TWEEDE BLAD j le uit* avem* GEMEENTEBESTUUR Moreele en geestelijke herbewapening BINNENLAND FEUILLETON De strijd om do BETTy B0NN Ko.m.5 van pre- >r het; nelo- ndeld jtische ildigd Span- iet in- L.Oitnen. ^■szina getui- Spanje ngen [itbank [211 on- l wel de he 'd ge le één, men Wilde Ipanje. weede n, leg- ringen lichte e hou- ',re tot landen [1 werd |atueele th is gis- Dor een lag zal schoten 8 of in ië wor- t. H. da 1 en S. p maj.- Groen- maj.- ,cht H. 'uijten, .onteur Wil- Geer; Burger, van den Drijver rd op 21 l da- het hou- r werk- lebooten, tschappij C. J. I* de ma- [f idem B- d.a>^' ,zerne te Hr. Ms. agt is op inf. te j ifeningefl p. ngesteid [22e regt. Woensdag 4 November 1938. No. 269 AFSLUITING VERKEER KOOPMANSWEG. Burgemeester en Wethouders van Vlissin- gen brengen ter openbare kennis dat in verband met het aanleggen van rioleering de Koopmansweg, voor het ver keer in beide richtingen met motorrijtuigen, rijwielen, andere rij- of voertuigen, rij- en trekdieren, vee en voetgangers zal zijn af gesloten vanaf Vrijdag, 11 November a.s. tot en met Zaterdag, 12 November d.a.v. Vlissingen, 9 November 1938. Burg. en Weth. voornoemd, W. P. EDELMAN, L.B. De Secretaris, F. BISSCHOP. De heer H. C. J. Gunning, burgemeester ,van Yerseke, schrijft ons Om iets te bereiken moet men eerst een doel voor oogen hebben. Een plan voor het leven, een plan voor den dag. Eerst dan gaat men uitvinden hoe men dat doel be reikt. Laten wij het eerst nog eens over het doel hebben. De wereld bevindt zich in een zorgwek- kenden en onrustbarenden toestand. Vijand schap stapelt zich op tusschen volk en volk, tusschen arbeid en kapitaal, tusschen klasse en klasse. Verbittering en angst leggen ons dagelijks zwaardere lasten op. Ons gezinsleven wordt ondermijnd door wrijving en ontgoocheling. Zou er een ge neesmiddel te vinden zijn, dat enkeling en volk kan genezen en hoop geeft op een spoedig en afdoend herstel? Wij hebben van alles beproefd. Er is ge organiseerd en gereorganiseerd gedeva lueerd en gestabiliseerd. Wij hebben volop wetten en maatregelen, zoowel lokaal als nationaal en internationaal. Wij hebben verdragen 'en verbonden gesloten. Wij heb ben revoluties en contra-revoluties ge maakt. Is het geneesmiddel gevonden? Brinton de penningmeester van de Effec tenbeurs van New York zegtSteeds meer zakenmenschen beginnen zich bewust te worden, dat een nieuwe geest van onder ling vertrouwen en samenwerking de nood zakelijke voorwaarde is voor een duurzaam economisch herstel. Mussolini geeft in zijn autobiografie toe dat, zoo er een revolutie zou zijn, die de na tuur van den mensch kan veranderen, dit de eenige revolutie zou zijn waardig dien naam te dragen, want zij zou zich juist uit strekken tot die motieven en verlangens, die het gedrag van den mensch bepalen en zij zou deze omvormen. WetLnu, H.M. onze Koningin spreekt van een innerlijken drang, welke ook uitwendi ge ommekeer te weeg brengt en tot gevolg heeft, dat eerlijkheid, vertrouwen en liefde richtsnoer worden tusschen personen en volken. Dat bestaat dus. En het is mooi. Maar het is zoo groot en zoo ver. Is het bereik baar De 30 Zeeuwen waarvan de vorige week geschreven Werd hebben getracht het wat dichter bij te brengen. De eerste de beste is wellicht de eenvoudigste en duidelijkste Een Zeeuwsche boerin, die steeds op haar waschdag de sfeer voor haarzelf en haar omgeving door drukkende gejaagdheid ver galde, heeft gezien, dat het resultaat van haar moreele herbewapening beteekent dien dag met een opgeruimd gezicht te werken, waardoor in de verhoudingen in haar gezin een anderen geest wordt gebracht. Is dat te bereiken? Moet U eens probeeren. Kin derlijk eenvoudig niet waar? Bijna simpel. Is dat nu alles Een anderen geest in de verhoudingen in het gezin. .Heeft U daar nooit behoefte aan? Ik wel. Het gezin, is dat alles? De gezinnen, de cellen waaruit onze maatschappij, ons volk is opgebouwd. Gezonde gezinnen, een gezond volk. Goede geest in de verhoudingen in de gezinnen, goede verhoudingen in ons volk. Vindt U dat wat te veel gezegd? Leest U dan maar verder No. 2 een Zeeuwsche boekhoudster spreekt van de verhouding tusschen de le veranciers en haar kantoor. No. 3 een Zeeuwsche timmerman heeft het over de verhouding met zijn mede-arbeiders en zijn baas. Eerst het gezin, dan de samenleving. Maar misschien vindt de lezer dit nu weer wat te klein, te zoet. Welaan, wat zijn onze groote problemen? 400.000 werkloo- zen. Onderwijs duur en Arbeids- en levensverhoudingen in den landbouw waar is de oude band tusschen den boer en „zijn volk". Strijd en verdeeld heid op alle gebied. Welnu de Zeeuwsche journalist werkt thans aan eenheid en we derzij dsch begrijpen, nadat hij in zijn gezin en zijn persoonlijken omgang hiermede is begonnen. De Zeeuwsche landbouwer is be zig met zijn volk een werk- en levensge meenschap te vormen naar ouden trant en toch gemoderniseerd, nadat hij zichzelf on der de loupe genomen heeft. De Zeeuwsche onderwijzer heeft, nadat er in eigen leven een en ander in orde gekomen is, een nieu wen kijk op zijn lesgeven gekregen. Meer deren vatten in den strijd tegen werkloos heid de koe bij de horens, een heel reorga nisatieplan tot vermindering van werk krachten wordt opgegeven. Alles feiten midden uit het werkelijke leven rakende onze groote problemen. Alles uitwendige ommekeer tengevolge van een onweerstaanbaren innerlijken drang. Ik kan U zeggen, als men daar aan be gint en men gaat het doel meer en meer zien en men bemerkt, dat het gaat, dan wordt het een ware passie, een hartstoch telijk begeeren om meer te mogen doen en zelf meer te mogen veranderen. Zoo heeft het persoonlijk woord van Hare Majesteit onze Koningin in verband met de herhaalde oproep van Aalberse, Beelaerts van Blokland, Feith, Furstner, de Jonge, Kooien, van Lidth deJeude, Loudon, Oud, Rutgers en Van Voorst tot Voorst, duizen den tot nadenken gebracht, duizenden aan het werk gezet." „Behoef ik U te verzekeren", zoo spreekt Hare Majesteit, „dat hoe dieper onze over tuiging en hoe meer ons eigen leven die uit draagt en verder geeft in eigen kring en daarbuiten, des te grooter de kans wordt op het verzekeren van een betere toe komst „Wie de teekenen des tijds begrijpt, weet. dat thans van ons gevraagd wordt een daad van vertrouwen, van zelfopoffering en ze delijken moed, en van geloof." ALGEMEENE BESCHOUWINGEN IN DE TWEEDE KAMER. In de gistermiddag voortgezette verga dering van de Tweede Kamer heeft de heer de Marchant et d'Ansembourg voor de fractie der n.s.b. nog betoogd, dat het ka binetCoiijn, nu reeds vijf jaren aan het bewind, in al zijn plannen gefaald heeft en het volk naar den afgrond voert Er zal een politiek moeten worden gevoerd, wel ke den mensch boven het goud stelt. In het bijzonder richtte spr. zich tegen de confessioneele partijen, welke wel moeten komen tot een beginsellooze politiek in kwesties, welke met den godsdienst niets te maken hebben. Men heeft niet het recht de n.s.b. als nieuwe heidenen te be stempelen op grond van gebeurtenissen in het buitenland. Men mag haar ook niet anti-semietisme verwijten, daar zij zich alleen richt tegen de overheersching door een bepaald, soort Joden. Tot minister Coiijn zei spr. dat het voor hem niet noo- dig is naar München te vliegen, de weg naar Utrecht is heel wat korter. De heer Kersten (st.ger.) betoogde, dat de overheid ons land regeeren moet over eenkomstig het Christendom, dat verstaan moet worden als de strikte wet Gods. Dit kabinet echter verstaat onder positief Christendom een zoo rekkelijk begrip, dat zelfs vrijzinnigen en roomschen eronder vallen. Het gevolg is een verwording op velerlei gebied. De overheid zal moeten te- rugkceren tot de rechtzinnige opvatting der reformatoren. Spr. is overtuigd van de toenemende overheersching van Nederland door de roomsch-katholieken, waartegen hij ern stig waarschuwt. De aangekondigde be lastingvoorstellen hebben., zijn instemming niet. De heer Deckers (r.k.), die de regeering de volkomen loyaliteit van zijn fractie ver zekerde, had in de troonrede meer positie ve verklaringen ten opzichte van de werk loosheidsbestrijding gewenscht. Het had sprekers critiek, dat de regeering niet op alle vragen van de Kamer heeft geant woord. Het is zijn meening, dat de financieele politiek der regeering vereenigbaar is met haar sociaal-economische politiek. Ten op zichte van de ontwikkeling der conjunc tuur is hij gematigd optimistisch. Wat de werkloosheidsbestrijding betreft behield spr. zich een definitief oordeel over het planWesthoff voor en wees in- tusschen op het nut van gedecentraliseer de uitvoering. H.j drong aan cp snelle uit werking der plannen inzake de jeugdwerk loosheid. Tot zijn wenschen behoorden ver der tegemoetkomingen aan jeugdige werk- looze onderwijzers, beperking der onder wijzersopleiding, vermindering van het per centage der arbeïds-contractanten in over heidsdienst en een oplossing voor de kwes ties der Zondagswet en der begraafwet. Hij protesteerde scherp tegen het anti- semietisme, dat hij onchristelijk, onmen- schelijk en on-Nederlandsch noemde. De algemeene beschouwingen worden vandaag voortgezet. HET AFNEMEN VAN HET HANDELS VERKEER MET DUITSCHLAND. Aan het voorloopig verslag der Tweede Kamer over de begrooting van Economi sche Zaken wordt het volgende ontleend Eenige leden waren van oordeel, dat het economisch beleid nog steeds wordt be moeilijkt, doordat een werkelijk eensgezin-, de leiding ontbreekt. Huns inziens is dit een gevolg van de tegenstrijdige opvattin gen van minister Coiijn eenerzijds en van minister Steenberghe anderzijds. Als een tweeden factor, die de economische politiek belemmert, beschouwden zij de systemati sche „hetze", die door bepaalde groepen van onze bevolking wordt gevoerd tegen onzen besten afnemer, het nationaal-socia- listische Duitschland. Zoo lang deze beide problemen niet zijn opgelost zal iedere minister van economische zaken falen. Vele andere leden waren van meening dat van zulk een „hetze" geenszins sprake is. Dat de omvang van het handelsverkeer met Duitschland in de laatste jaren sterk is afgenomen, is uitsluitend te wijten aan twee factoren. In de eerste plaats aan het steeds toenemende streven naar autarkie O ais 3tid«scli Eicei&|@ BAT AKS BOUWEN GEHEEL ALLEEN EEN STUWDAM Van Belawan, de havenplaats van Medan, de hoofdplaats van het om zijn tabak zoo beroemde Deli voert een flinke weg naar het hoogland der Karo-Bataks. Op dat hoogland is het heerlijk koel. Er zijn een tweetal moderne hotels opgericht, er staan tal van woningen, waar de harde werkers in de tabak, de oliepalmen, enz. kou en ontspanning vinden. Er staat ook een la gere school voor de kinderen van de em ployé's der vele cultuurondernemingen in de buurt. Het begrip „buurt" is daar, even als overal elders in den grooten archipel, ruimer dan hier. Dank zij de auto acht men een afstand van 100 K.M. en meer van geen beteekenis. De Delispoorweg-maatschappij onderhoudt met zeer goede autobussen de verbinding met Medan. Op de vlakte wonen de Karobataks. De Karobatak heeft een goed verstand. Scha ken is een van zijn lievelings-bezigheden. Ik herinner me hoe indertijd een eenvou dige Batak te Semarang (Java) kwam en het daar tegen de beste schakers opnam. Van een simultaanspel van 17 won hij er, vergis ik me niet, 15 Hij is zeer gesteld op onderwijs. Schoolverzuim komt er wei- in dat land, hetwelk heeft geleid tot ver hooging van prijzen en, door het gebruik van allerlei „Ersatz"-materiaal, tot ver mindering van de kwaliteit van verschil lende producten. En in de tweede plaats aan de omstandigheid, dat voor hetgeen ons land aan Duitschland levert niet op normale wijze, doch slechts langs den weg der clearing betaling verkregen kan wor den. Noch van het een, noch van het ander ligt de schuld bij de Nederlandsche regee ring of bij het Nederlandsche volk. DE DEELNEMING AAN DE WERELD TENTOONSTELLING TE NEW YORK. Aan het voorloopig verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp tot wijziging en verhooging van het tiende hoofdstuk der rijksbegrooting voor het dienstjaar 1938 wordt het volgende ontleend Het voorstel om het bedrag, uitgetrokken voor de kosten van deelneming aan de we reldtentoonstelling te New York in 1939, te verhoogen tot 1.000.000, vond geen onver deelde instemming. Sommige leden betwij felden of een uitgave van bijna IV2 millioen (immers Nederlandsch-Indië draagt ook nog bijna 500.000 bij) voor dit doel wel verantwoord is. Gaarne zouden zij van den Minister een uiteenzetting ontvangen van hetgeen met dit zeer hooge bedrag zal wor- nig voor3 k 4 pet. Het schoolgeld be« droeg, toen ik het land bezocht, f 3.vooï het eerste kind en 2.voor het tweedei per maand. Dit betrof de z.g. Hollandsch* Indische school. Het kamt voor, dat in* heemsche ambtenaren met een inkomen van 25.per maand twee of meer schoolgaande kinderen hebben Naast intellectueelen aanleg bezit de Ba* tak daar economische neigingen. Hij ziet er niet tegen op geld uit te geven, als hij overtuigd is, dat dit kan rendeeren. En hij doet alles gaarne zelf zonder hulp of aan* wijzingen van ambtenaren. Zoo besloten Bataks in de buurt van Kabon-Djahé, een groote kampong, een stuwdam in een rivier aan te leggen met liet doel hun rijstvelden, (sawahs) te bevloeien. Ze brachten eenige duizenden guldens bij elkaar (voor dié menschen een hooge som)kochten cement, brachten zand en steenen bij elkaar en bouwden den dam. Het is jammer, dat zé geen hulp hadden ingeroepen, want door gebrek aan vaardigheid en kennis was dö dam gedoemd om bij de eerste de besté flinke bandjir te verdwijnen. H. F. TILLEMA* den verricht. Voort zouden zij willen verne men, welke bedragen van particuliere zij dé voor deelneming aan deze tentoonstelling beschikbaar zijn gesteld. Vele andere leden waren met de regee ring van oordeel, dat Nederland op dezë tentoonstelling niet mag ontbreken, al ware het slechts met het oog op de economische propaganda, en dat het uitgeven van grootö bedragen voor dit doel onvermijdelijk is, al betreurden zij, dat de oorspronkelijke ra* ming zoo sterk zal worden overschreden* Wel zal dan echter ook al het mogelijke ge daan moeten worden om ons land zoo goed mogelijk voor den dag te doen komen. Ge* schiedt dit niet, dan kan deelneming beteï! achterwege blijven. Eenige leden hadden den indruk gekre* gen, dat de Nederlandsche inzending nieti op hoog peil zal staan. Is het juist, zoo vroegen zij, dat de afdeeling Nederlandsch* Indië alleen bij kunstlicht te bezichtigen zal zijn? Dit zouden zij betreuren, DE TOESTAND VAN DEN MIDDEN STAND IS WEINIG FLORISSANT. Voor hetgeen de regeering ten behoeve van den middenstand gedaan heeft en voor hetgeen zij voornemens is alsnog te doen, hadden vele Tweede Kamerleden, blijkens het voorloopig verslag over de be* 30 ROMAN UIT HET ZEEMANSLEVEN VAN FRIED RICH LINDEMANN Want wanneer men de draaideur achter zich had laten rondsuizen, bevond men zich plotseling in een armoedig groot lokaal, dat met zijn nuchterheid van witgekalkte mu ren en ijzeren stutten eerder den indruk Van een kelder maakte. Daarbij -raten aan kleine gele tafeltjes, geheel onverwacht, slechts welgestelde hee- ren, die er uitzagen als kleine boeren uit midden Westen of groentehandelaren uit de omgeving der Oostelijke 137e straat De Allnations was een gelegenheid voor kapi teins, zooals my Jim Paddock, de eigenaar niet zonder trots vertelde. Bij hem kwamen de kapiteins der kleine kustvaartuigen, zeilschepen of stoombooten, menschen die er tijdens de uitoefening van hun beroep niet beter aan toe waren dan de gewone matrozen. Aan boord liepen zij rond in de zelfde smerige kleedij als janmaat, omdat rij net zoo hard moesten aanpakken als de lui van den mast. Alleen als zij een haven binnenliepen, dan werden rij plotseling aangegrepen door den ijver, hun positie al3 kapitein of zelfs als eigenaar in hun uiter lijke kleedij te vertoonen. Dan haalden ze ergens onder vandaan een versleten jas te voorschijn, knelden hun nekken in een gips verband, deden stijve dassen om, zetten mooie petten op en slenterden aan land dat hoorde er zoo bij. Maar zoodra ze hua drie, vier boodschappen in de stad, naar den reeder, makelaar of naar het Gerechts hof achter den rug hadden, voelden rij zich zoo verlamd door het slenteren, zoo hulpe loos door de ongewone drukte op straat, zoo zonder eenig thuis of bekende of be kendheid met dit vreemde land, dat zij zielsverheugd waren, bij Jim Paddock voor anker kunnen gaan, om tenminste daar onder bekenden te zijn met wie althans verstandig te praten viel over schepen en vrachten, in een taal die naar het zoute water rook en naar teer. Want de gesprek ken "net de voorname klerken, de üaliwijze schrijvers op het gerechtshof, de voorname stuwadoors, hingen hun al lang de keel uit. Zoo hokten rij dan per slot van rekening weer met rijn allen samen om de ongelyke tafels van de All Nations-saloon, precies zooals rij aan boord gehokt hadden in de kleine ruimten pijprookend, zwetsend en schimpend. Alleen konden zij hier af en toe een schuinen blik wexpen naar de da mes, die op het podium met een prachtige papieren boog versierd, te pronk zaten en hun muzikale gaven uitleefden. Maar deze vrouwelijke muzikanten beteekenden voor deze kleine burgers der zee, die rij nu een maal waren, het toppunt der verdorven heid. Weken lang op zee, hadden zij van de wildste uitspattingen gedroomd, hadden opgeschept over de ongehoordste avontu ren, die rij aan land beleven zouden, en nu voelden zij zich plotseling zoo hulpeloos en gebonden. Zij verwonderden er zich zelf het meest over, dat zij niet eenvoudig weg liepen, dat rij den aanblik van deze acht voudige vrouwelijkheid verdragen konden, die met trommels en trompet, met trek- Iiannonica en banjo in het vuur van hun muzikaal enthousiasme kleine kreten uit stootten en een zgn. opwinding tentoon stelden, die minstens even onecht was als de papieren rozen boven haar hoofden. Voor hen, voor deze kleine scheepseigena ren en vrachtbootkapiteins, getuigde het van een bijna pijnlijke cosmopolitiscke zelf ingenomenheid, wanneer plotseling een door whisky tot tranen toe geroerde Ier, laat in den avond met lallende stem het „Green- Erie" lied bestelde. Wanneer dan de dikke aanvoerster van de kapel ging staan en vol gevoel et smeltend een pistonsolo den tabaknevel inblies, dan werd hun haast de adem afgesneden van bewondering en ont roering. Het hoogtepunt van den avond was steeds het oogenblik, waarop de van pail letten schitterende dames hun instrumenten opzij leigden, van het podium afdaalden om zich ter verpoozing van de gasten (waar toe rij contractueel door Jim Paddock ver plicht waren) onder de zeelui te mengen. Hier had John Spurling gezeten, wanneer hij met zijn schuit te New York lag. Onder de kleine burgers ter zee, die daar in All Nations Saloon samenkwamen, behoorde kapitein Spurling tot de allerkleinsten. Zeker hij kon zich scheepseigenaar noemen. De „Frisco" behoorde hem. Maar de kleine brik had nu al een dikke veertig jaar op zee gezwalkt cn was nog maar net zee waardig. Reeds de vorige bezitter had er weinig vreugde aan beleefd. Hij was zelfs blij geweest, toen rijn kapitein, die reed3 jaren bij hem in dienst was, de 'schuit, die allang voor slooping rijp was, voor het hem maandenlang schuldig gebleven loon, had overgenomen. Spurling zelf was op deze zaak eigenlijk meer uit luiheid ingegaan of uit angst voor een bepaalde verandering in rijn leven of uit een onverklaarbaar gevoel van verhoogd zelfbewustzijn. In ieder geval, hij ging verder met het schip, waarop hij jarenlang als kapitein gevaren had. Veranderd was er in den grond van de zaak niet veel, alleen kon hij zich nu reeder noemen en zelf zijn be manning haar gage schuldig blijven. Bui tendien moeten wij op den voorgrond dit zeggenop het gebied van vrachten was er voor hem met dit schip niet veel meer te bereiken. Die hij kreeg, waren dan ook altijd ladingen, die hij toevallig oppikte, vrachten die anderen niet wilden hebben, omdat zij te smerig, bedorven of voor te ver afgelegen plaatsen bestemd waren. Dit was trouwens de tactiek van de wilde vaart. Zij verschenen plotseling in de een of andere kleine haven, waar de komst van een schip van 800 ton toch nog een bezienswaardigheid was. Had men hier aan de kade gemeerd en waren er voldoende nieuwsgierigen naderbij gekomen, dan kwam ook altijd steevast een zwart bord buitenboord hangen, waarop met groote witte olie-letters stond „Orders voor goe deren naar alle havens der wereld". Daarbij kwamen rij zelden verder dan de Noord- Amerikaansche kusten. Vond men in deze haven ook weer geen vracht, dan werd na drie, vier weken van stompzinnig wachten bij nacht en nevel het anker weer gelicht en liet men niets achter dan een stapel onbetaalde rekeningen. Het zwarte bord was dus niet anders dan het laatste bewijs van optimisme omtrent een bepaalde lading of het restant van een reeds lang verdwenen achting voor zich zelf. Wanneer er werkelijk eens een lading kwam, die het schip tot op de laatste plek in het ruim vulde, dan werd dit geluk, deze gave van den hemel, „uitgebuit. Niet dat men de eene of andere openbare oneerlijk* heid decmaar er waren zooveel moge* lijkheden om langs wettelijken weg zrjn deel van dezen onverwachten rijkdom machtig te worden. Het was toch best mogelijk, dat een deel van de lading overboord geslagen: was bij storm. Er kon toch ook, laten wij eens aannemen water in het ruim ge* drongen rijn en een deel van de lading be* dorven hebben. Zelfs konden reeds bij heft inladen kisten of zakken „ongelukkig vallen". Met deze mogelijkheden werd echter eveneens door de bevrachters reke* ning gehouden. Dat was hun risico. Daar* voor waren rij dan ook verzekerd. En wan* neer de storm dan ook slechts op papier bestond en als bij het overboord slaan de zakken een klein beetje geholpen waren* dan kon men per slot van rekening toch! geen bedrog noemen of hoe een haarklo* vende rechter dat dan ook noemen mocht* De bevrachter had er geen schade door, dié betaalde de verzekeringspremie en de ver zekering was voor deze ruwe teerjakken nou eenmaal niets anders dan een bodem* looze geldput, waaruit een ieder het zijne kon putten, die er maar eventjes aanleg voor had en de mogelijkheid wist te ge* bruiken. Dit kon men met den besten wil van de wereld nie* als een oneerlijkheid aanrekenen. Dit was nou eenmaal de bij* verdienste, die elke vracht in zich sloot en waarvan de omvang bepaald werd door de vindingrijkheid en sluwheid van den sehip- >er.Men behoorde nu eenmaal tot de lompen verze.melfa.rs der zee. Als men er uitge* stooten was uit de groote vaart, was hefi alleen nog mogelijk op rijwegen van dé groote zee in brak water naar een beetje drijfgoed te visschen en enkele toevallige vrachtjes op te schommelen. (Wordt vervolgd.®

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1938 | | pagina 3