°m de BETTY BONN VAN AMSTEl EN IJ rVoor de huismoum j HOE KUNNEN WIJ OVERGEBLEVEN BROOD BENUTTEN? FEUILLETON De strijd Amsterdam residentie?Eerste Nederlandsche koningsstad. Toen Lodewijk in Amsterdam re geerde. De Lubeta. ,}Zee- landia" in actie. Een handel in uniformen en onderscheidmgen. Dezer dagen is in verband met de aan vankelijk voorgenomen vestiging van een centraal vliegveld te leiderdorp, waardoor dan Schiphol zou worden prijsgegeven (de regeeringsplannen hieromtrent blijken ech ter nog vrij onzeker), van deskundige zijde opgemerkt dat Arasterdam niet alleen in dit opzicht onrecht zou worden aangedaan, maar de hoofdstad ook in velerlei ander opzicht reeds een eeuw lang misdeeld is. In Amsterdam werd betoogd behoor den rechtens alle regeeringsgebouwen ge vestigd te zijn, ook het p^eis der Vorstin. In geheel Europa ia geen exempel te vin den voor een uitzonderingstoestand als hier bestaande. landen, Parijs, Berlijn, Stock holm kortom nagenoeg alle hoofdsteden van het continent zijn tevens residentie. Waarom dus Amsterdam niet? Wij zullen ons in deze beschouwingen niet te zeer verdiepen, doch willen alleen opmerken dat de geponeerde zienswijze de hoofdstad tevens residentie, allerminst absurd is en voor zoover er hier van een „recht" sprake zou kunnen zijn, dit recht op historische gronden te verdedigen viel. Wanneer straks koning Leopold van België op het balcon van het Dampaleis de hulde der duizenden in ontvangst zal nemen, dan bevindt de koning zich in zeke ren zin op een historische plaats, die, in de gevolgen van hetgeen zich daar heeft afgespeeld, ook voor zijn dynastie van be- teekenis is geworden. Hier immers heeft de eerste koning van Nederland, Bodewijk Napoleon, zich aan de juichende bevolking voorgesteld, nadat daartoe door Napoleon Bonaparte, in over leg met de Nederiandsche staten, te Parys besloten was. Napoleon is dus in feite de stiohter van het koningschap in Nederland. Ook was het diens na^-^kelijken wensch dat in Amsterdam een paleis voor den koning zou worden gebouwd, waarvoor de staten echter niet terstond geld be schikbaar konden stellen (het plan, later wettelijk vastgesteld, bestond in de bosch- rijke plantage te bouwen), zoodat Lodewjjk ten slotte genoegen nam met het stadhuis op den Dam als tijdelijk verblijf. Dit tijdelijk karakter is vooral naar vo ren gebracht toen een tiental jaren geleden onze regeering het gebouw van Amsterdam als staatseigendom opeischte, waartegen de stad zich op grond van de historie ver zette en wel met hot bekende gunstig gevolg. Hoewel Amsterdam aanvankelijk hooge- lijk ingenomen was met Lodewijk, heeft het zich toch krachtig verzet tegen de inge bruikneming van haar beroemd stadhuis ais paleis, ondanks de verzekering van den vorst dat het slechts van tijdelijken aard zou zijn. Maar Lodewijk zette zijn plannen door de vroedschap werd naar het Prinsenhof verwezen daar zetelt zij op heden nog en liet uit de Haagsche ridderzaal alle nationale tropheeën als verouderde vaan dels, vlaggen enz, naar de Burgerzaal van het stadhuis overbrengen. Op 1 Augustus 1806 geschiedde dit met groote plechtigheid zeer ten genoege der Amsterdammers. De leider der oppositie, mr. Valckenaer, heeft toen nog eens nadrukkelijk gewezen op de totale onbewoonbaarheid van het stadhuis tot op heden is zijn woord van kracht gebleven maar Lodewijk Napo leon repliceerde „Ik zal slechts een ge deelte van het gebouw bewonen en dat heusch wel bewoonbaar maken". De vorst heeft in dat opzicht woord ge houden. Tonnen gouds zijn aan de inwen dige verbouwing - die binne. de perken van het geoorloofde bleef meubileering enz. ten koste gelegd. Al het kostbaar meubilair dat zich op heden nog' in het Dampaleis bevindt is grootendeels van hem afkomstig. In het bestuur van stad en land, feite lijk een familieregeering, was toen nog veel chaotisch. Aan Napoleon en Lodewijk komt de eer toe hierin verandering te heb ben gebracht, o.m. door in stede van de onderlinge ambtenverdeeling, van uit de residentie (Amsterdam) alle officieele be noemingen door den koning te doen ge schieden. De eerste officieele burgemees ter van Amsterdam is mr. Woliers v. d. Poll geweest, een man van aanzienlijke ge boorte en blijkens zijn portret in het Rijks museum, een buitengewoon imponeerende verschijning. Mag men Lodewijk's biograaf gelooven, dan is Lodewijk, in tegenstelling met zijn soms barschen broer Napoleon, een ge moedelijk, opgeruimd mensch geweest, doch in. hooge mate verkwistend Parijs was er goed voor. Overigens van de dooden niets dan goeds. Tot zijn eer moet gezegd worden onze stadskronieken getuigen er van dat hij de Amsterdamsche stichtingen voor nood lijdenden steeds vorstelijk bedacht. Het nog altijd bestaande Koning Lodewijkfonds te Apeldoorn en de bekende echoput te Hoog- Soeren, die hij ten behoeve van de dorps bewoners voor zijn rekening liet aanleggen een kostbaar werk wijzen er op dat ook de nooden ver buiten Amsterdam hem niet onverschillig lieten. Het sombere schuwend in huis en omge ving, gelastte hij al spoedig dat de doods vonnissen niet meer in de vierschaar van het paleis mochten worden uitgesproken en ook niet op den Dam worden voltrok ken. Het -ützicht daarop stónd hem weinig aan. Guillotine, galg e.d. verhuisden in een ommezien naar de Nieuwe Markt. Maar Lodewijk ging nog verder. Om de Amsterdamsche residentie behoor lijk tot haar recht te laten komen beval de koning kortweg de vestiging van alle re- geeringsbureaux in Amsterdam. Het mee- rendeel der Amsterdammers zal er zich wel niet van bewust zijn dat de groote 17e eeuwsche gebouwen, waartegen zij dagelijks met vereering opzien, na 1807 ministeries zijn geweest. De Nederiandsche Bank (Rokin), het O. I. Huis (Oude Hoogstraat), Trippenhuis (Kloveniersburgwal), zelfs het tegenwoor dig betreurenswaardig vervallen Arsenaal (Waterlooplein). zij hebben onder Lodewijk als regeeringsdepartementen gediend. Laatsgenoemd gebouw zelfs als koninklijke drukkerij. Ook het Hooggerechtshof werd hier gevestigd. Over de korte regeerings- periode van Lodewijk Napoleon schrijven wij verder maar niet. Al het overige toch is van nationaal, geen uitsluitend hoofdste delijk belang meer. Doch uit het hier, op grond van histo rische gegevens gememoreerde, kan o.i. voldoende blijken dat Napoleon bij de in stelling van het Koningsschap in Neder land van het gezonde en juiste principe is uitgegaan dat de eerste stad des rijks tevens ook residentie behoort te zijn. Zooals uit de nieuwskolommen van onze courant reeds bekend, is de Amsterdamsche Lubeta onder veel belangstelling geopend. Eenige weken tevoren gaven wij, na een vluchtig bezoek aan het Tesselschadege- bouw, al een korte beschrijving van hetgeen hoofdzakelijk daar te zien en te leeren zou zijn. Dat dit belangrijk en veel is heeft men ook uit ons overzicht kunnen zien. Nu men ot deze tentoonstelling alles in volmaakte orde gerangschikt vindt en een regelma tige rondgang door de vele zalen mogelijk is, blijkt eerst welk een omvangrijk werk aan de opening moet zijn vooraf gegaan. Wellicht onnoodig nog te verzekeren hoe zeer van de aanschouwelijke voorstellingen, zooals bijv. de door een bomaanslag ver woeste huiskamer door de Amster damsche bezoekers wegens het verschrik kelijke tooneel al de gruwelkamer ge doopt en van de schuilkelders, projectie len e.d. een heilzame suggestie uitgaat, vooral op de jongeren, welke in de eerste plaats de vredesgedachte ten goede zal komen. Men ontvangt hier wel een zeer volledig overzicht van de mogelijkheden om in geval van oorlog, by bom- of gasaanvallen de slachtoffers tot een zoo gering mogelijk aantal te beperken en dat niet slechts door voorzorgsmaatregelen, doch ook door de nuttige diensten van gemeentelijke en Roode Kruis-ambulances, de medische be handeling van de slachtoffers op bomvrije plaatsen en zqc al meer. Om up-to-date te blijven zal de tentoon stelling misschien ieder jaar noodig blijken, want telkens zullen ook de aanvaJL-metho- des en de daarb" gebezigde projectielen en stoffen zich wijzigen. En de oorlogsindus trie werkt in koortsachtig tempo onvermin derd voort. Wie weet welke technische of chemische verdelgingsmiddelen inmiddels weer zijn uitgedacht om de reeds bestaande in nog gruwelijker uitwerking te vervangen. Zooals reeds medegedeeld, wordt de Lu beta overweldigend druk bezocht. Het valt door de compacte massa daar zelfs moeilijk al het tentoongestelde grondig te bestu- deeren, zoodat wij mogelijk in een volgende correspondentie nog op enkele bijzonder heden terugkomen. Men zal zich in Zeeland wel eens hebben afgevraagd hoe het thans met „Zeelandia" staat, de bloeiende Zeeuwsche vereeniging 11. de hoofdstad, waarvan men den laatsten tijd weinig meer vernam. Wat dit laatste betreft zijn daarvoor enkele oorzaken aan te wijzen. Er hadden bestuurswisselingen plaats, gelukkig niet om redenen van persoonlijken aard, doch wegens veranderde levensomstandig heden. In den heer C. Poortvliet o.a. ver loor „Zeelandia" een moeilijk te vervangen, zeldzaam ambitieus secretaris. Anderzijds bleek een reorganisatie drin gend noodig, opdat grootere activiteit ont wikkeld zou kunnen worden. Verminderde inkomsten van leden leidden als vanzelf tot bedankjes, hoewel „Zeelandia" in dit op zicht uiterst schappelijk is. Men noodzaakt niemand tot heengaan. Maar de geldmidde len slonken en het Amsterdamsche veree- nigingsleven is duur, voornamelijk door de hooge zaalhuren. Daarom is thans definitief tot de aan stelling van een vaste bode besloten, opdat althans de inning der contributies regel matig zal kunnen plaatsvinden. In de onlangs gehouden algemeene leden vergadering bleek men enthousiast voor een spoedig weer te houden groote uitvoe ring. Deze werd vastgesteld op 17 Decem ber a.s. Men hoopt de vereenigingskas dien avond extra te versterken door zich garant te stellen voor een zeker aantal plaatsen en het houden van een tombola, waarvoor men op de belangelooze beschikbaarstelling van prijzen rekent, te zenden aan het adres van den secretaris, den heer N. F. A. Frits, Rijnstraat 25. Velen zien den immer gezelligen, Zeeuw- schen vriendenavond alweer verlangend te gemoet. Amsterdam blijkt nog altijd de stad van enormiteiten. Daar bemerkt men, komende met den Diesel van Utrecht, in het op ver dwijnen staand Weesperpoortstation, bin nen een der oude dienstlokalen van het eerste perron opeens een volledig militair uitrustingsmagazijn. In de jongste dagen van oorlogspanning dacht ieder er het zijne van „De unifor men liggen al klaar om zoo aan te trek ken.", zuchtte men, „de mobilisatie van oudere mannen is nog maar een kwestie van tyd". Nu zou het, afgezien van oorlogsnarig- heid, werkelijk een lust zijn geweest daar een uniform te mogen kiezen, want tus- schen de stapels grauwe soldatenuniformen die voor een overhaaste mobilisatie be stemd heetten, zag men ziet men er nog prachtige officiersuniformen van land en. zeemacht, zelfs admiraalsuniformen, overdekt met hooge ridderorden Eventueel zouden wij stellig zoo'n flatteus adelborst uniform hebben gekozen. De keuze is er trouwens enorm. Men mag de onderschei dingen naar believen uitzoeken Legioens, Leopolds, Wasa's, Adelaars ze liggen zusterlijk bijeen in sigarenkistjes. Sic transit Wij hebben even de moeite genomen om de fameuze „mobilisatie-collectie" te be zichtigen. Oorlogstoebereidselen van begin. September? Fictie, alles tweedeharidsch, de eeredegens, de grootkruisen en officiers- steken met witte vederdos, zoowel als de grijze soldatenpetten, de helmen en kapot- jassen met koperen knoopen. Voor et.i der vensters van het ruime spoorlokaal leest men in grof handschrift „Hier in- en verkoop van gedragen mili taire kleedingstukken". De lezers, die Amsterdam mochten aan doen, weten thans welke bonte verzameling het Weesperpoortstation herbergt. Bewon deren kunnen wij dit deprimeerend vertoon in een publiek lokaal met openstaande deuren, niet. Corres Pondent. Een beproefd middel om oud brood te verwerken is het bakken van wentelteef jes. Dit kost echter tamelijk veel tijd en vooral voor een huisvrouw, die geen hulp heeft, en dus voor alles alleen staat, kan hét bakken van nagerechten wel eens be zwaarlijk zijn. Een voorgerechtje, dat in den oven gaar wordt, is voor haar dikwijls gemakkelijk er. Hier volgt een recept van een dergelijk gerecht, dat met oud brood wordt bereid. Pikant broodschoteltje. 400 gram oud brood ongeveer li ter melk 4 eieren, wat peper en zout 200 gram geraspte, belegen kaas. Snijd het brood in stukjes er week het in de kokende melk. Wrijf of maal het daarna fijn. Vermeng het met de eier dooiers en de geraspte kaas, de peper, het zout en tenslotte het stijfgeklopte eiwit. Doe het mengsel in een beboterd vuur vast schoteltje en zet het ongeveer l/2 uur in een matig warmen oven, tot het een bruin korstje heeft. GROENTESCHOTELS IN DEN HERFST. In een maaltijd, die er wat méér ver zorgd moet uitzien dan wij dat op gewone werkdagen verwachten, zal een zgn. „groenteschotel" altijd uitstekend op zijn plaats zijn. Wij verstaan daaronder dan een gerecht, dat geheel op zichzelf wordt gepresen teerd, zonder dus begeleid te worden door het vleesch of de aardappelen, die in ge wone gevallen tegelijk met de groente rondgaan. Ook het gebruik van een dekschaal ver valt bij deze „tusschenschotels" ze wor den opgediend hetzij op een ronden of ovalen vleeschschotel, hetzij in een voor het doel geschikten vuurvasten schotel. Verder spreekt het wel vanzelf, dat wij voor dit doel een keus doen 11it de fijnere groentesoorten in dezen tijd van het jaar komen daarvoor zeker in aanmerking bleekselderij, Erusselgch lof en schorse- neeren. Schotel van bleekselderij met kaas- broodjes (6 personen) 4 struiken bleksclderij, 1 afgestreken theelepeltje „marmite", wat zout, 30 gram l/2 afgestreken eetlepel) boter, een paar theelepels aardappelmeel 6 A 8 dunne sneetjes oud brood, 50 gram (f2 ons) boter, 100 gram (1 ons) ge raspte belegen kaas, snuifje paprika. Snijd van de struiken selderij het 1 bovengedeelte (bladeren en dunne stengels) af, tot ongeveer een „stronk" van 20 cm overblijftbewaar het losse gedeelte om er den volgenden dag een soep van te be reiden. Verwijder van den stronk de bui tenste stengels, schrap de rest goed schoon en rond den stronk van onderen wat af verdeel de stukken dan in de lengte in tweeën en kook ze in een breede pan gaar met wat kokend water en zout, af en toe de stukken vobrzichtig keerende. Neem na 1 V/2 uur, als nl. de groente door en door zacht is, de stukken met een schuim- spaan uit de pan, laat ze flink uitlekken en schik ze met den platten kant naar beneden op een verwarmden vleesch schotel, die boven een pan met kokend wa ter is geplaatst. Zeef het selderij-kooknat en gebruik er l'/o dl van om er de marmite in op te los sen bind den verkregen bouillon met het aangemengde aardappemeel tot een gladde saus, neem dé pan van het vuur en roer er vlug de in kleine klontjes verdeelde V 4*r door. .Giet de saus over de selderijstruik jes. Roer, terwijl de selderij bezig is met gaar worden, de boter voor de kaasbrood jes tot room meng er de geraspte kaas door en maak het mengsel af met de pa prika. Laat ïntusschen de tot kleine rond jes uitgestoken sneetjes brood goudbruin roosteren en wat afkoelen verdeel er de kaasboter over, strijk die netjes glad (eenigszins kegelvormig) en schik ze als rand om de selderij. Schotel van Brusselsch lof (ongeveer 5 personen). 1 kg Brusselsch lof, 150 gram (V/2 ons) ham, 100 gram (1 ons) oude geraspte kaas, i/2 liter melk, 40 gram (2 afge streken eetlepels) boter, 40 gram (4 af gestreken lepels) bloem, wat zout. Kook de struikjes lof (die liefst zooveel mogelijk gelijk van grootte moeten zijn) op de gewone wijze gaar en druk ze goed droog uit. Wikkel elk struikje in een plakje ham en schik de rolletjes in een vuurvasten schotel. Verwarm terwijl de groente kookt roerende de boter met de bloem tot een gelijk mengsel, giet er geleidelijk de melk bij, laat de saus even doorkoken en ver meng ze met bijna de geheele hoeveelheid geraspte kaas (op 1 eetlepel na) en zoo veel zout als voor den smaak noodig blijkt. Giet de saus over het lof, bestrooi den schotel met de nog overgehouden kaas (waardoor een lepel paneermeel is ge roerd) en leg er hier en daar ten klontje boter op. Zet den schotel in den oven tot zich een goudbruin korstje heeft gevormd. Schorseneeren au gratin (5 personen) 1 kg schorseneeren, /2 liter melk (ook wel 4 dl melk met 1 dl room), 40 gram (2 afgestreken eetlepels) boter, 40 gram (4 afgestreken eetlepels) bloem, 100 gr, (1 ons) geraspte oude kaas, wat zout. Schrap de schorseneeren, verdeel ze in vingerlange stukjes en kook die gaar in water met een scheutje melk en wat zout, zóó dat ze onder staan. Bereid intussehen een kaassaus op de wijze, die in het vorige recept beschreven, is meng de schorseneeren met een ge deelte van ue saus door elkaar en breng ze over in een vuurvast schoteltje. Bedek ze geheel met de rest van de saus, strooi er een mengsel van geraspte kaas r 1 pa neermeel over, leg er eenige klontjes boter op en laat den schotel in den oven goud bruin kleuren. 27 ROMAN UIT HET ZEEMANSLEVEN VAN FRIEDRICH LINDEMANN Van dit oogenblik af scheen Thompson alle Europeesche krantenmenschen voor hopelooze groentjes te houden. Hij schudde alleen maar bedenkelijk met zijn hoofd. „Vereerd jo: gmensch, heb je je mis schien door dien ouden idioot ook iets op de mouw laten spelden? Als deze akelige landrot, dio niet eens stuurboord- en bak boordzijde van elkaar kan onderscheiden, werkelijk denkt, dat ht) dezen doorgewin- .terden zeeschuimer, dit brok galgenaas, dezen Spurling aan de galg kan helpen Great ScottDie zou zich toch nooit m Gibraltar wage als hij niet absoluut zeker wist, dp.t hem niets gebeuren kon. Die had de schuit eerder naar Groenland of weet ik waar gesleept, als hij Trevor niet rustig bij den neus kon nemen. Neenee Plotseling scheen hem iets in te vallen. „En bovendien wat zou de rijksadvocaat wel zeggen, als Spurling van zijn bergloon afzag? Zou het niet het beste bewijs zijn, dat hij niets met de geheele geschiedenis te maken had?" Nog voordat ik deze zonderlinge vraa# had kunnen beantwoorden, kwam de hotel bediende terug, zweetend van ijver, rukte zijn muts van het hoofd en reikte Thomp son met een gewichtige beweging èen brief. Thompson maakte hem open en las „Nou, kijk eens aan. Hij wist al dat wij komen zouden. Winch je kunt toch om zeven uur?" Winch knorde alleen maar, zooals altijd. Het kon net zoo goed ja als neen beteeke- nen. Thompson nam het voor ja. Hij had trouwens ook niets anders verwacht. Hij wendde zich tot mij „Gaat u maar eens mee jonge man, dan kunt u misschien nog iets leeren van den ouden Billy Thompson". Hoewel deze toon mij ergerde, beloofde ik het toch. Het was reeds donker, toen wij op weg gingen. International Bar, Wall Road, had Spurling als plaats van ontmoeting opge geven. „Zal wel een spelonk zijn", bromde Thompson. Het v/as echter een van die kleine Spaan- sche gelegenheden, die er hopeloos burger lijk en nuchter uitzien. Door een houten kralengordijn, dat er achter zooiets van een Oostersche sfeer met geisha's en opium kitten doet vermoeden, betraden wij een koele ruimte vier wanden, de onderste helft bedekt met baksteenen, de bovenste helft met spiegels, de bodem bedekt met zwarte en witte rieten matten. Zooiets als een aquarium. Een paar bonte lampions die van de zoldering afhingen en afschuwe lijk zoetige papieren bloemen boven de toonbank waren het eenige opbeurende in deze kroeg en moesten wellicht er den in ternationalen toon aan geven. Achterin bij de toonbank zaten een paar half dronken matrozen van een oorlogsschip op hooge krukken.. Maar zelfs die durfden eigenlijk niet luidruchtig te zijn in deze koude onge moedelijke ruimte. Ik keek juist naar mijn beeld, dat hon derdvoudig door de spiegels weerkaatst werd, toen ik Thompson met zijn geweldige st al hoorde uitroepen „Hello, Spurling, hoe gaat het?" Hij ging op hem af en schudde hem de hand als een ouden bekende. Waarachtig daar zat hij aan een smerig marmert tafeltje, vlak bij de deur, alsof hij niet goed gedurfd had, dit lokaal nog verder binnen te gaan hij, de man dien ik nu reeds voor de derde maal zag, en van wien men toch vermoedde, dat hij minstens zeven menschenlevens op zijn geweten had. Ja, daar zat hij, klein, krom, gedrukt, in zijn smerige blauwe overjas, met zijn smoezelig boord, met zijn verwarden baard, als een dagschuwe uil. Hier in deze omge ving had j niets meer van het verbetene, wat hij bij Trevor, of van het griezelige dat hij aan boord had. Misschien was het ook de doordringende, alles opzij schuivende ma nier van Thompson, die dit onderdrukte. Zoo zaten wij dan met zijn vieren om de witte steenen tafel, op harde ijzeren stoe len, die zoo wrak waren, dat rnen elk oogenblik dacht tegen den grond te zullen slaan, als men zich verroerde. Winchester had „Hallo Spurling geknord en zweeg. Mij had Ie kapitein met een wantrouwen den blik begroet. Thompson sprak. De vieze Spaansche waard, die van achter zijn toonbank kwam gekropen, had ons op zijn bevel „u bent mijn gasten" vier glazen vermouth en een schaal olijven gebracht. Thompson dronk eerst, had toen vier van de grijsgroene vruchten, op zijn tanden stoker gespiest en in zijn mond gestoken. Daar kauwde hij op en redeneerde. Af en toe spuwde hij een pit uit. Ik wist niet goed, of zyn onsmakelijke manier van doen geen opzet was, om het pijnlijke van de geschiedenis, dat nu toch beslist komen moest, de kracht een beetje te ontnemen. Of zou hij het hachelijke van de situatie niet eens begrijpen? Ik voelde het en ook Spurling scheen niet op zijn gemak. Een hand had hij in een zak van zijn overjas. Met de andere hand hield hy krampachtig zijn pijp vast. Waarschijnlijk had deze hand nerveus heen en weer be wogen, als hij ze had laten gaan. Hulpe loos en angstig was zijn blik. Ik kon mij zyn bedrukte stemming niet anders verkla ren dan een slecht geweten. Hij zei bijna geen woord. Zijn stem was heesch. Thompson had de laatste olyfpit uitge spuwd. Nu rukte hij energiek zijn stoel bij de tafel, leunde met beide armen breed uit op het blad en ging direct op zijn doel af „Nou, Spurling, eindelijk eens geluk ge had hè Beroerde zaak niet Alle man van boord?" Spurling verroerde geen vin bij deze woorden. Hij zakte een beetje dieper in elkaar, alle spieren waren gespannen. Als men hem aangestooten had, was hij beslist als een houten pop omgevallen. Zijn oogen hield hij strak op zijn glas gericht. Thompson was Ln z\jn element. „Maar daar niet van. Jy hebt de „Betty Bonn" 1 'anengebracht. Je eischt berg loon. Goed. Alles dik in orde. Maar nu be moeit zich msklaps die ellendige paragra fenschender, die Trevor zich er mee. Je weet ook wel - 'aarom. Verdraaid beroerde geschiedenis voor je. Kan ik aanvoelen. Zou zelfs niet weten, hoe ik eruit moest komen. Heb daar lang over nagedacht, dat kan ik je wel vertellen. Moet je goed luis teren, hoe ik het me nu verder voorstel, Jy gaat gemoedelijk naar dezen... dezen Trevor, je neemt je hoed in je hand en zegtZeer geachte meneer, ik weet zeer goed wat u van mij denkt, van de „Betty Bonn" en zoo. Zeker, dat zaakje is mis- j schien ook niet heelemaal pluis, en ik kan j mij indenkc 7, hoe u op deï'gelijke gedachten komt. Maar ik zal u bewijzen, dat ik niets j maar hoegenaamd dan ook niets, met die heele geschiedenis te maken heb. Vergoed u mij mijn kosten, en ik, John Spurting, 2ie volkome af van de uitbetaling van het bergloon. Punt. Dan zal hij natuurlijk eerst een minuut of vijf geslage zijn. Dan zal het hem langzamerhand zoo'n beetje door liet hoofd gaan schemeren heb je je neus toch misschen niet ergens ingestoken, dat per slot van rekening een 'eelr'k tintje voor je zal 1- ien krijgen Dan zal hij zich wel bezinnen en antwoorden Goed, beste S„ urling, ik zie nu in, dat ik mij vergist heb. Je ent een man van eer. Het onder zoek wordt opgeheven. Dat zal hij zeggen. En als hij dat niet inziet, dan garandeer ik je, dat morgen alle anderen het inzien, dat heel Gibraltar het inziet, en dat is toch het ergste "oor hem. Ons zal het een zorg zijn. Wij hebben wat wij willen. Ik mijn schip en jij je onschuld en het geld. Dan koop jij je zoo'i klein gezellig huisje met een stukje Jand, verbouw je kool en laat de anderen 'ich doodwerken op zee. Prach tig, niet? Wat het geld betreft, dat komt vanzelf in orde. Daar hebben wrj geen para- grafen en wettenverdraaiers voor noodig. Dat gaat onder Amerikanen op handslag en woord van eer. Nou Spurling? Wat denk je ervan?" „Nee fWordft vervolgd.) U afde loup depa wers hier film ma& wate ke d betiv legd der gaan De rijke Veile aan van 1 het j timnr één filmt tiend word 250 1 Dit Werk verdt voor ren c bouw

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1938 | | pagina 4