êfyft DOUWE EGBERTS „Wouoier oo or betere Schoenen" Flodder-„Journalistiek"! TWEEDE BLAD VLISSINGSCHE COURANT Kort commentaar Bi BRIEVEN UIT DE HOFSTAD HOOGWATER TE VLISSINGEN DE POY VAN DALMASSE VA.N DINSDAG 3 MEI 1938 NU MER 103 H. M. de Koningin heeft gisteren Vlis- eingen bezocht. Om 10 voor vier arriveerde de trein waarin de koninklijke salonrijtui gen waren gekoppeld. Ondanks het late middaguur hebben het dagblad „De Zeeuw" en de drie maal per week verschijnende Terneuzensche Courant" kans gezien een "verslag" van de plechtigheden in hun nummer van Maandag te publiceeren. „Knap werk", zult U misschien zeggen Neen, flodder-journalistiek zeggen wij. Het is ten eenenmale uitgesloten, dat een courant op een zoo ver gevorderd middag uur kans ziet voor haar nummer van dien zelfden dag een verslag te maken van een plechtigheid die op dat moment nog begin nen moet. Het euvel van de z.g. „voor-verslagen" begint in de Nederlandsche journalistiek bedenkelijke vormen aan te nemen en het wordt o.i. hoog tijd, dat hier in journalistie ke kringen openlijk afkeuring over uitge sproken wordt. Dat is geen reportage meer, maar minderwaardig en onwaarachtig ge klungel, dat in het onderhavige geval bo vendien allesbehalve getuigt van eerbied voor de persoon van H.M. de Koningin. Minderwaardig, omdat de betrokken verslaggever" en de redactie die zijn ver zinsels plaatst, schromelijk in hun taak tekort schieten en zich bovendien volkomen onnoodig van de arbeidsvreugde berooven die met het schrijven van een goede repor tage gepaard gaat. Onwaarachtig, omdat men het publiek een gefantaseerd verhaaltje voorzet (ge bouwd op een van te voren gepubliceerd programma) en het dan wijs probeert te maken, dat dit nu het verslag is van het geen plaats heeft gevonden. Voor wie nog twijfelen mocht of het in de door ons gewraakte beide gevallen (die echter waarlijk niet op zich zelf staan inderdaad om een gefantaseerd „verslag" gaat, diene nog het volgende. H. M. de Koningin heeft gisteren bij de onthulling van het gedenkteeken het woord gevoerd. Een feit van toch wel dusdanige beteekenis om er in de courant melding van te maken. Welnu, beide door ons ge noemde nieuwsorganen hebben wel letter lijk de redevoeringen gepubliceerd die vóór en nè. de onthulling werden uitgesproken, doch niet de rede van H. M. de Ko ningin De oplossing van dit vreemde geval ligt voor de hand. De tekst van de bewuste ledevoeringen is blijkbaar opgevraagd en het was tot op het laatste oogenblik niet bekend, dat H. M. de Koningin zelf het woord zou voeren. En dus hebben deze nieuwsbladen er in hun „verslag" geen mel ding van gemaakt Het lust ons niet de overige onjuistheden in de gewraakte „berichtgeving" alle te signaieeren. Vermelden wij slechts dat ook bij de vermelding van hen die kransen leg den, verkeerde namen voorkomen en na men ontbreken het gepubliceerde klopt volledig op hetaanvankelijk samenge stelde programma, waarvan men echter afgeweken is. En men kan van zulke over ijverige redacties natuurlijk niet verwach ten dat zij er rekening mee houden dat de organisatoren wel eens zoo „brutaal" zou den kunnen zijn, om de werkelijkheid iet wat anders te doen verloopen, dan van te voren op een papiertje ontworpen werd. Dat H.M. de Koningin 2 bloemstukken heeft gelegd, wordt in de bewuste „versla gen" natuurlijk niet vermeld het stond niet in het programma Dat men deze dwaasheden toch eens eindelijk in de toekomst achterwege late. Het lezende publiek moet vertrouwen kun nen in de voorlichting die de Nederland sche nieuwsorganen geven. En dit is alleen mogelijk wanneer van gebeurtenissen wer kelijk verslag wordt gemaakt door deskundige journalisten die ter plaatse aanwezig zijn en hun oogen en ooren duch tig den kost geven. Snelle berichtge ving is belangrijk maar betrouw bare berichtgeving is oneindig veel be langrijker Journalisten en de bladen waaraan zij verbonden zrjn, die dit niet begrijpen, gra ven op den duur hun eigen graf en maken zich belachelijk. Bovendien is hun optreden allesbehalve bevorderlijk voor het aanzien van de Nederlandsche journalistiek. En daarom hadden wij er behoefte aan, hier over openlijk onze afkeuring uit te spreken. - Nationale dagen. Voor de achtste maal is in de Paasch- vacantie de jeugdwedstrijd voor welspre kendheid en voo- drachtskunst gehouden. Men zal zich herinneren, dat wijlen Albert Vogel deze indertijd heeft ingesteld als gevolg van de wereld-wedstrijden die ia Amerika op dit gebied werden georgani seerd. Ieder land mocht destijds op kosten ■van Amerika één kampioen naar deze we reld-bijeenkomst zenden en Nederland heeft eenmaal de eer gehad dat zijn kam pioen wereldkampioen werd. Financieele moeilijkheden Lebben ge maakt, dat Amerika de kosten niet meer kon dragen, maar de jaarlijksche wedstrijd is des ondanks in ons land voortgezet. Ditmaal had zelfs de Minister van Onder wijs een medaille beschikbaar gesteld voor de beste rede die gehouden zou worden. Onder groote belangstelling hebben dit maal 26 jongelui aan den wedstrijd deel genomen. Voor de groep beneden 19 jaar waren er 15, voor die van 1921 waren er 11. Er zijn wel eens meer gegadigden op een wedstrijd geweest maar de ervaring heeft wel geleerd, dat men heusch iets meer dan gewoons moet kennen en kun nen om eenige kans op succes te hebben. Het gevolg is dus ook, dat het algemeeue peil der prestaties zeer is gestegen. In beide groepen voldeden zes mededingers of -dingsters aan de eischen, die gesteld wer den als het minimum, waaraan voldaan moet worden. Het valt niet mee wat er gevergd wordt. Ieder moet een door hem of haar vervaar digde redevoering uitspreken. De duur daarvan is op zes minuten gesteld, een héélen tijd, zooals men ervaren zal als men zelf de proef eens neemt. Voorts moet een zelf gekozen en ingestudeerd gedicht wor den voorgedragen. Tot slot krijgt ieder een kwartier tjjd om een onderwerp ter keuze uit twee opgaven te bestudeeren ten einde daarover drie minuten lang een impro visatie te houden. Dit derde punt is natuurlijk voor velen het moeilijkste, maar het is voor de be oordeeling van him welsprekendheid het meest kenmerkende. Er blijkt uit of zij in staat zijn ordelijk hun gedachten te rang schikken en of zij in staat zijn gemakke lijk hun zinnen te vormen. De keuze van de onderwerpen die wor den voorgelegd geschiedt zóó, dat de jon gelui precies weten in welke richting zij moeten denken. Eén der vragen was bij voorbeeld dezewelke eigenschappen moet naar uw meening een leider bezit ten? Natuurlijk grepen velen onmiddellijk het leiderstype op staatkundig gebied aan, maar anderen zagen ook dateer een over eenstemming in eigenschappen is tusschen alle leiders, op welk beperkt of uitgebreid gebied ook. Duizenden volwassenen zouden terug deinzen voor deze opgave en er stellig zeer weinig van terecht brengen. Er wa ren onder de jongeren verschillenden die er zich flink doorsloegen. Slechts heel langzaam wint het streven van bevordering van de woordkunst veld op het onderwijsgebied. Het is nu eenmaal moeilijk daar iets nieuws in te brengen. Er kan haast niets bereikt worden of er moet iets anders voor opgeruimd worden ei: men weet vooruit, dat dit op groot en krachtig verzet zal stuiten. In de clubs die de leerlingen zelf vormen wordt slechts zelden de uiterlijke welsprekendheid be tracht, omdat er te weinig liefhebbers zgn, die op dit gebied iets weten te pre3- teeren. Alleen wanneer hier leiding zou worden gegeven, zou er kans van slagen zijn, maar het ontbreekt juist aan derge lijke leiders, die zich er voor willen span nen. Een verheugend verschijnsel is het dat de minister van onderwijs groote belang stelling heeft getoond en misschien is dit een eerste schrede op een weg tot verbe tering van. dezen toestand. Goed spreken is veel meer waard dan allerlei bij-vakjes op de scholen, die practisch niet de min ste waarde hebben. Plaatselijk waren wel licht hier en daar wedstrijden te organi- I seeren, waarin één of meer der besten naar den jaarlijkschen wedstrijd konden worden gezonden. Het schijnt bij sommigen de bedoeling te zijn het aantal nationale feestdagen uit te breiden. Behalve de vier, die er voor het Koninklijke Huis zijn, worden de 13e November, de 18e Juni en de 24e April daarvoor naar den voorgrond gebracht de onafhankelijkheidsdag, de herdenking van den slag bij Waterloo en de geboorte dag van Willem de Zwijger. We zagen verleden week hier en daar een vlag uit hangen en eerlijk gezegd wij moes ten ook even informeeren om welke reden hier gevlagd werd. Of dit kunstmatig opdrijven van derge lijke gedenkdagen nu wel aanbeveling ver dient, valt misschien te betwijfelen. De aard van een groot deel van het Neder landsche volk is niet zoo verzot PP..ge jubel. Vooral overdrijving wenscht men iri dit opzicht niet en daartoe leidt qpdrijven al spoedig. Er is al meer in ons land een daling en stijging van het nationaliteits besef geweest. Er zijn vele omstandighe den, die daarop invloed oefenen, maar kunstmatig bevorderen heeft dikwijls een verkeerd effect gehad. Men dient hier niet in te grijpen, om evenveel nadeel als voor deel te berokkenen. Vele goede dingen zijn dikwijls bedorven door te groote liefd ^.u tc vurige geestdrift voor de bevordering daarvan. Men zegt wel, dat monarchen dikwijls meer te lijden hebben gehad van overdreven vriendschap dan van vijand schap. Laat men die les in ons land ter harte nemen en niet in een uiterste over slaan, waaraan velen niet willen deelnemen. Er zijn genoeg nationale feestdagen en het is niet noodig hen uit te breiden door ze op opzienbarende wijze te gaan herdenken. EIBER. ECHTE FRIESCHE HEEREN-BAAI OUD-HOLLANDSCHE PIJPTABAK DE WERKLOOSHEID EN DE ECONO MISCHE NOOD ONDER DE INDO EUROPEANEN. Op vragen van het Eerste Kamerlid Rost van Tonningen in verband met de werk loosheid en den economischen nood onder de Indo-Europeanen heeft de Minister var> Koloniën o.m. het volgende geantwoord Op den voorgrond stellende, dat de eer ste vraag dien aangaande te algemeen is opgesteld, wijl de Indo-Europeesche bevol kingsgroep naast hooggeplaatste ambtena ren, officieren en particulieren, een breede klasse omvat van welgestelde burgers, kan worden erkend, dat ook onder die bevol kingsgroep de crisis en de daaruit voort spruitende werkloosheid veel leed heeft ge bracht. Aangezien onder „Indianisatie" tot dus ver algemeen verstaan is de doorvoering van het streven om voor de vervulling van betrekkingen bij 's lands dienst in Neder- landsch-Indië stelselmatig gebruik te ma ken van daarvoor geschikte, daar te lande aanwezige krachten, zonder onderscheid tusschen de verschillende bevolkingsgroe pen, kan de ondergeteekende de meening niet deelen, dat door deze „Indianisatie" de toestand van de Indo-Europeanen mir/ler gunstig zou worden. Uiteraard Kan niet ontkend worden, dat op de positie van deze bevolkingsgroep van minder gunstigen in vloed is de toeneming van het aantal Indi sche krachten in de bezetting van ambte lijke betrekkingen. De Minister wijst erop, dat door en met steun van de Indische regeering reeds tal rijke maatregelen zijn getroffen en belang rijke bedragen zijn en worden beschikbaar gesteld, ten einde tegemoet te komen aan de moeilijkheden, welke Indo-Europeanen in de huidige omstandigheden ondervinden. Hij verwijst naar het werkplan 1935 en de jaar- verslagen van het centraal comité voor steun aan werkloozen en van de Indische maatschappij voor individueele werkver schaffing over 1935 en 1936, alsmede naar de uiteenzettingen, door de Indische regee ring in aansluiting op die jaarverslagen ge geven bij de aanvullende begrootingen voor de jaren 1936 en 1937. Zooals uit het bovenstaande blijkt, zou een beperking van de „Indianisatie" aan de Indo-Europeesche bevolkingsgroepen geen baat brengen, terwijl een kunstmatig rem men van den ontwikkelingsgang, welke me debrengt, dat in toenemende mate Inheem- sche krachten geschikt worden voor de vervullingen van betrekkingen in 's lands dienst, zou leiden tot ernstige verstoring van de sociale en staatkundige ontwikke ling van Nederlandsch-Indië. Met betrekking tot de kwestie der ver ruiming van rechten op den grond volstaat de minister met te verwijzen naar de be schouwingen, welke hij aan deze aange legenheid heeft gewijd bij de behandeling van de begrooting van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1938. Mei Dinsdag 3 Woensdag 4 3.08 3.55 15.33 16.20 Feuilleton 6) Roman van Maria von Peteani Directeur Köppnitz was tevreden. De jongen zag er aardig uit en scheen niet ver legen te zijn. „Ik neem je een maand op proef. Je ge niet kost en inwoning, verdient twaalf mark in de maand, ontvangt natuurlijk fooien, die ongeveer het tienvoudige van genoemd be drag bedragen. Je kunt in het hotel wonen. Als je liever thuis bij je familie overnacht, ontvang je drie mark extra". „Ik geef er de voorkeur aan, thuis te mogen overnachten". „Goed. Je papieren blijven hier. Kun je onmiddellijk in dienst treden?" „Dat kan ik". De directeur drukte op een van de echel knoppen, die zich in vele kleuren op een bord terzijde van zijn tafel bevonden. „Ik zal je onder de bevelen van den lift chef stellen. Volg zijn aanwijzingen". Friedel boog zwijgend. De spanning hield op een gevoel van verslapping kwam over haar. Maar het ging weer over, toen de liftchef verscheen. Hij was een bleeke jongeman, die de donkerbruine, met gouden randen discreet versierde uniform van de hotelbedienden droeg. „Hier is een plaatsvervanger voor den ziek geworden „tweede", zei directeur Köppnitz. „Een maand op proef HU ver klaart, vloeiend Fransch en Engelsch te spreken. Maar misschien kun je hem wel als „eerste" africhten. Probeer dit in ieder geval „Wat zegt hij allemaal?" dacht Friedel Ze plaatste nogmaals de hielen tegen ei kaar en volgde den chef, liep hem na door de hall. De dagportier stond op zijn post. Dames en heeren liepen over de dikke blauwe loopers of zaten, gesprekken voe rend, in diepe fauteuils. Friedel keek onder het voortgaan met schuchtere blikken rond. Een slanke, moe en slaperig uitziende boy bediende de lift. Een collega. „Ben je al eerder in een hotel werk zaam geweest?" vroeg de liftchef, terwijl ze een lift ingingen. „Neen, maar ik zal mij spoedig met het werk vertrouwd gemaakt hebben". De lift zoemde naar omhoog. Bij iedere étage zag men door het ruitje een soort gelijk tafereelEen stuk van een crême- kleurigen muur, een fragment blauwen loo- per, een schakelbord met schelknoppen. Ergens riep een kamermeisje iets, een kelner snelde een trap opl De lift nield sti. voor de vijfde verdieping. „Hier zijn de personeel-ver blij ven", sprak de chef en ging Friedel voor door een lange, kale gang. Hij opende de deur van een ver trek, waarin drie meisjes aan naaimachines zaten. Hooge stapels witgoed bedekten tafel en stoelen. Door vensters zonder gordijnen viel mat herfstlicht. De chef zocht in een vestzak, haalde een sleutel voor den dag en sloot met veel gedruisch een kast open. waarin meerdere bruine uniformen en uni formpetten hingen. Op de drie naaiende meisjes lette hiJ niet. „Ik hoop, dat wij iets vinden, dat je pastzei hij twijfelend, en keek met een zakelijken blik naar Friedel's slanke figuur Vanaf den dag, waarop Friedel Borne- mann of beter gezegd liftjongen num mer I, Friedrich Kannebach in het ver blijf van hotel Dalmasse werd opgenomen, gingen tijd en leven in nevelige warreling aan haar voorbij. Zooals men bij een snel draaiend wiel de spaken niet meer ziet, maar alleen trillend gefonkel, zoo gingen ook voor Friedel de dagen veel te vlug, veel te vol met gebeurtenissen, voorbij, zoodat ze zich haar toestand nauwelijks goed kon indenken. Het groote waagstuk was gelukt. Menig maal dacht ze te droomen. Was zooiets werkelijk mogelijk? Zonder hindernissen? Niet de geringste moeilijkheid? Bevond zich onder de tallooze menschen, met wie ze te maken had, geen enkele, die haar spel doorzag? Las men haar het onrustige geweten niet op het gelaat Neen, niets van dit alles. Een kleine, gewillige jongen meer of minder in het bedrijf, dat was geen zaak van belang. Haar berekeningen klopten als een onbe rispelijk opgelost wisk'uidig vraagstuk. Ze had haar uiterlijk, haar stem en haar aan passingsvermogen als basis van een groot experiment aangenomen en ze had ge lijk gehad. Een groote vreugde over het gelukken van de gewaagde daad beleefde ze echter niet, want het bedrijf nam haar geheel in zich op. Op den eersten vrijen dag, dien ze na een week kreeg, ging ze Kathe Petersen in haar kapsalon opzoeken. Het weerzien vond plaats in een donkeren hoek achter de sa lons. En dat was zoo goed, want Kathe be zat weinig talent als tooneelspeelster. Het was reeds een prestatie voor haar, dat ze bet geheim gedurende een week met zicc meegedragen had, zonder het iemand -mede te deelen. Nu evenwel zag ze zich beloond, want het voorwerp harer zorgen en angsten, dat ze in haar droomen reeds in handen der politie gezien had, stond springlevend tegenover haar en verzekerde, dat ze het in het hotel heel goed had. Natuurlijk was alle begin moeilikvan vermoeidheid was Friedel soms bijna gekraaktmaar als men wil kan men veel bereiken Ja, er gelukte werkelijk veel, wat Friedel nooit voor mogelijk had gehouden. En toch waren er oogenblikken, waarin ze aan haar eigen verstand evenzeer twijfelde als aan dat van de menschen, wien ze nu te ge hoorzamen had. Daar was in de eerste plaats dii'ecteur Köppnitz, de opperste leider in alle deelen van het bedrijf. Hij kon in bepaajde om standigheden ruwer zijn, dan men van hem volgens zijn uiterlijk gedacht zou hebben. In den omgang met de gasten was hij steeds zeer hoffelijk, wreef zich de met rossen glans overdekte handen, zette zijn glad-geschoren gelaat in voorname glim- lach-plooien en sprak vriendelijke woorden. Wee echter, als iemand van het personeel zich aan de geringste nalatigheid schuldig maakte 1 Dan toonde deze dii'ecteur zich op een zoodanige wijze, dat het gansche sous- terrain sidderde, van den chef-kok tot het eenvoudigste afwaschmeisje. Geheel anders was de heer Von Trauner de ontvangchef, die zeker in het geheel niet over de machtsterminologie van den direc teur Köppnitz beschikte. De ontvangchef. een tengere, blonde man, beheerschte bijna alle talen. Hij zag er uit als een jonge En- gelsche lord en hU had de manieren van een mondain Franschman. Dat was vrijwel ook alles, wat hij vermocht. Zijn taak was het, de wenschen van de gasten te verne men en ze zoo noodig aan de desbetreffende afdeelingen door te geven. Hij sprak wei nig, maar met zijn glimlach veroverde hij aller harten. In het bijzonder alleen-reizen de dames en vreemdelingen van gevorder den leeftijd maakten gaarne van zijn dien sten gebruik. Hij en de maitre d'hotel, mijn heer Charles, vormden 'n soort alliantie, die met het eigenlijke bedrijf niets te maken had, maar zich uitsluitend met de tallooze kleine wenschen en verlangens der gasten bezig hield. Tot deze groep behoorde ook het jongenscorps, bestaande uit den zoo- genaamden liftchef, gewoonlijk „de lift" genoemd en de onder zijn bevelen geplaatste drie boys., In den beginne reeds consta teerde Friedel, dat „de lift" norsch en nerveus was, ook dat hij zweethanden had. Wat er eigenlijk met hem was, vernam ze eerst later, toen ze zijn vertrouwen ver wierf. Het zijn in den regel Weinigheden, die het leven van de menschen verzwaren of verlichten. In het begin van haar nieuwe werkzaamheden voerde Friedel een voort- durenden strijd met haar :hoenen. Ze wa ren haar te groot, maar het scheen haar gevaarlijk, hierover bezwaren te maken. Het waren solide, sierlijke lage schoenen, met gummi-zolen haar voeten zwommen er in rond. Door er papieren in te leggen, gelukte het haar, het euvel gedeeltelijk te verhelpen. Ook de maaltijden waren voor haar in den eersten tijd geen bijzonder ge noegen. Ze waren goed en overvloedig, maar ze gebruikte ze met de andere bedien den in een afdeeling van het sousterrain. En daaraan moest Friedel eerst gewennen. Om elf uur werden de boys, de huisbe- di iden en de kamermeisjes beneden ver zameld voor het middageten. {Wordt vervolgd.)]

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1938 | | pagina 3