Gelukwenschen uit journalistieken kring /ijvL Een gelukwensch van de Onderlinge Vereeniging „De Zeeuwsche Pers". „Een blad van distinctie". „Vriend en vijand tevens". De Nederlandsche Journalisten kring feliciteert. Een felicitatie uit Apeldoorn. peilbaren invloed, waarbij de toepassings mogelijkheden der moderne geluidsfilm, als onderwijs-, cultuurverbreidings- en propa gandamiddel, doch in het bijzonder ook als zuiver vermaakobject, schier onuitputtelijk geworden zijn, overeenkomstig zijn belang, studie, ruimte en allereerst toewijding te Schenken. Voorbij is de tijd, dat de jongste mede werker aan een courant naar de film werd gestuurd met de opdracht „er maar iets van te maken", waarna het meer of min der geslaagde geestesproduct zuchtend een plaats werd ingeruimd. Het film terrein werd onbegrensd, het doordringen in het Wezen der dingen te suggestief. Wanneer door het geopende filmraam in de schat kamer der historie een onbevooroordeelde blik wordt geworpen, kan een objectieve analyse in de pers van onbenaderbare, synthetische waarde zijn. Echter ook worden ontsporing en aan fluiting der waarheid in de courant gesig naleerd en daardoor veelal voorkomen. Aan de waarachtigheid der film is deze bewustwording van de stuwende en rege lende macht der Pers als uiting of leiding der publieke meening wel zeer ten goede gekomen. Zonder deze zouden bijv. de so ciale films, welke momenteel de Ameri- kaanische studio's verlaten, nooit dermate hebben kunnen getuigen van algemeen in zicht, publieke belangstelling, oprecht ide alisme en durvende opstandigheid onder een zeer hooge opvatting van het wezen lijke in de vormgeving der kunst, gepaard aan een algemeene, technische volmaakt heid. Mede om der wille van de film zelve, die niet onder „Kitsch" en kermisgedoe mocht bezwijken, leerde de Pers het pu bliek zien, terwijl de groote waarden als. mode, technisch comfort, verzorging der vrouw, schoonheidsbegrip en lichaams cultuur, die de tricmphale opkomst der Amerikaansche film een nog rijker inhoud vol beklijving gaven, slechts door hechte samen- en wisselwerking dier twee pu blieke grootmachten, Pers en film, over en door alle grenzen heen werden uitgedragen. Het bekende conflict tusschen NR.C. en den bioscoop bewees anderzijds, dat zeer zeker ock de Pers bij haar beoordeelingen met haar beide beenen in de werkelijkheid moet blijven staan. Wanneer een studeer- kamer-aestheticus in recensies het onmo gelijke eischt, kan de film bij een gezond aanvoelend publiek niet aan exorbitante eischen voldoen. Dreef de Pers door haar vernietigende recensies gelukkig dikwijls tot wanhopige krachtsinspanning om over het doode punt te kernen, herhaaldelijk beurde haar sterke arm steunend op, zoodat na een filmisch goed begin niet spoedig versaagd werd. Bij den lijdensweg der Nederlandsche filmin dustrie van „Tante Bet" naar „Pygma'ion" heeft de Pers zelfs wel eens te veel aan een onwaarachtig chauvinisme toegegeven, hoewel uiteindelijk haar oordeel over de Nederlandsche film steeds negatief bleef. Mocht deze laatste nog eens werkelijkheid worden, dan zal zij dit niet het minst te danken hebben aan de welwillende en op bouwende critiek onzer Pers, die dan de film zelve ten slotte tot werkelijk schep pend vermogen zal gedwongen hebben, zoo dat men het ook hier bracht tot een har monisch geheel dat, docr de doelbewuste logica, waarmede filmische middelen van draaiboek, regie, montage en camera ge bruikt worden, als gesloten eenheid wel dadig aandoet. Geen ernstig filmrecensent zal ooit de onschatbare verdienste der film ontkennen, dat zij ruim baan geeft aan louter amuse ment, den velen niet-eenzamen ter ver strooiing, den talrijken eenzamen tot wel daad. Vaak is de film „la grande illusion" ge noemd. Juist, omdat zij dit óók niet is, rust haar rijk op gezonde, logische basis. Een betrouwbaar kameraad, die feilen toont en deugden waardeert, is de Pers. Beider aandeel in dezen gestagen arbeid ten dienste van het greote publiek zij en blijve onafscheidelijk. Door Dr. S. S. SMEDING, Voorzitter dier Vereeniging. Wilt ge als „goede buur" iets in ons jubileumnummer schrijven, dan gaarne, maar we vragen in de eerste plaats een bijdragee van U als voorzitter van de On derlinge Vereeniging „De Zeeuwsche Pers", zoo ongeveer luidde het vriendelijke briefje 't welk mij van directie en redactie dezer courant gewerd. Het een zcowel als het ander mei- ge noegen. Maar ik moet mij daarbij, dis in zender van een bijdrage, brj voorbaat hou den aan de kenbaar gemaakte wenschen mijner principalen, en derhalve dan maar eerst, en meest van „De Zeeuwsche Pers". Dit is dan seffens een goede gelegenneid, ereis een en ander omtrent deze organi satie mede te deelen, mogelijk een enkel misverstand omtrent haar op te ruimen. De nu reeds enkele jaren bestaande on derlinge vereeniging „De Zeeuwsche Pers" is een provinciale organisatie, waan; au alle in Zeeland verschijnende dagbla den, nieuwsbladen en advertentiebladen, vcorzoover zij geen gratis-advertentiebla den zijn, het lidmaatschap bezitten een twintigtal in totaal. Historisch voorzoover men over een half dozijn jaren dan al van historie spre ken mag is zij ontstaan uit collegiale samenwerking ten aanzien van vraagstuk ken en moeilijkheden van voornamelijk economischen aard. Men kan in 't politieke erg van meening verschillen en daar van, als 't moet, terdege doen blijken zonder dat dit een belemmering behoeft te zijn als vakgenooten tezamen vakbelangen te behartigen. Dat was de grondgedachte. Maar langzamerhand, en met voorzich tigheid, gaat de vereeniging toch verder. Reeds enkele malen is zij raadgevend en regelend opgetreden bij belangrijke provin ciale gebeurtenissen zij mocht daarbij, en tot haar genoegen, van hooge en hoogste provinciale en gemeentelijke gezagsdragers erkenning ondervinden, met dikwerf een juist begrip van de beteekenis der pers als voorname factor in het publieke leven van land en gewest. Ten bewijze van dit laatste diene b.v., dat zij er nog pas zeer onlangs in is geslaagd een regeling tot stand te bren gen met den Commissaris der Koningin in Zeeland, waarbij deze zich bereid verklaard heeft, het bestuur onzer vereeniging ge hoord, perspenningen uit te reiken aan haar leden en andere bona fide beroeps journalis ten, die in onze provincie gevestigd zijn. Wat de vereeniging allerminst beojgt is het aansturen op uniformiteit, centralisatie of eenheidintegendeeldiversiteit, de centralisatie en veelheid, als uitingen van een gezond economisch en geestelijk leven, eerbiedigt zij waar zij die aantreft. En verder houdt zij zich van dit terrein verre wie met de bladen in Zeeland voorheen van doen had, of in de toekomst van doen wil hebben, die heeft zich tot die bladen zélf te wenden ten aanzien van berichten en verslagen zoowel als ten aanzien van advertenties en dergelijke, kan men zich niet tot de Vereeniging wenden. gelijk wel eens geschiedt met verzoek, het een of het ander „in de Zeeuwsche pers" geplaatst te krijgen. Op dat terrein ligt de taak onzer vereeniging niet; slechts in zeer bijzondere gevallen van heel algemeenen aard zal het wel eens eea en kele maal kunnen voorkomen, dat de ver eeniging hier raadgevend of regelend op treedt. Want nimmer verlieze men uit het oog, wat ook het bestuur der vereeniging steeds in het oog hcudt we zijn scnoon van velerlei pluimagie, toch collega's, maar tevens concurrenten. Naast, en in geval van belangenstrijdigheid boven een gezond gemeenschappelijk belang stellen wij, elk voor onszelven, het gezonde en eerlijke be lang onzer eigen ondernemingen. Dat is onze plicht als goede zakenlieden. Het een sluit het ander, meestal, niet uit. Als voorzittei, van de oprichting af, dezer onderlinge Zeeuwsche persvereeniging rust op mij nu de plezierige plicht een lid, en een zeer gewaardeerd lid, dezer ver eeniging geluk te wenschen. Dit lid 's niet de „Vlissingsche Courant" want onze vereeniging kent geen bladen, doch slechts natuurlijke personen, als lid doch dit is de heer F. van de Velde, directeur van de „Vlissingsche Courant". Tegen dezen collega-medelid van de Z.P. heb ik maar één bezwaar dat hij zich nu enkele jaren geleden met een ijver, een veel betere zaak waardig, hardnekkig ver zet heeft tegen mijn oprechte streven, hem den voorzittershamer onzer orga nisatie in handen te spelen. Maar men moet toegeven, dat het dit ongedachte voordeeltje toch na zich sleepte men kan zichzelf moeilijk de hand schudden en feli- citeeren en zoodoende kan ik thans in die hoedanigheid collega Van de Velde, namens de onderlinge vereeniging „De Zeeuwsche Pers", van harte geluk wenschen met het 75-jarig ononderbroken bestaan van de „Vlissingsche Courant". Dat wij het eeuwfeest bij leven en welzijn nog mogen medemaken ook Door R. ZUIDEMA, Dir.-Hoofdred. „De Zeeuw", Goes. De „Vlissingsche Courant" hoopt op Maandag 31 Januari a.s. haar 75-jarig bestaan te herdenken. Bij de vele gelukwenschen die haar op dezen dag van alle zijden zullen geworden, wil ik gaarne de mijne voegen. Het zal misschien eenigszins vreemd schijnen, wanneer ik daarbij begin met te wijzen op ons uiteenloopend standpunt. De „Vlissingsche Courant" is en wil zijn een neutraal, een algemeen blad, terwijl ik van meening ben dat het, vooral in dezen tijd, nu zooveel ernstige gevaren ons volksleven bedreigen, van de hoogste beteekenis is, dat de Pers niet een neutrale houding aan neemt, maar een positief geluid doet hooren. Ik zeg dit niet, om bij dit jubileum en in dit jubileum-nummer te polemiseeren, maar om er dadelijk aan toe te voegen, dat de „Vlissingsche Courant" waarlijk het moge lijke doet om de onpartijdigheid te be trachten. De „Vlissingsche Courant" heeft als nieuwsblad een hoogë opvatting van haar taak. Het is een blad van distinctie. En ondanks verschil van standpunt een prettige collega, met wie het een genot is samen te werken. Aan Directie en Redactie gaarne mijn hartelijke gelukwenschen. Door Dr. ALB. VAN DER POEL, Hoofdredacteur van het Dagblad van Noord-Brabant en Zeeland Aan dit gezegde, dat de groote Schaep- man eens gebruikte tegen Isadc da Costa, moeten wij onwillekeurig denken, nu we by wijze van uitzondering als katholiek jour nalist een bijdrage leveren voor een neu traal blad, waarvoor wij anders dit in het algemeen nog meer op onze hoede zijn, dan voor een courant, die uit een af wijkend beginsel geredigeerd wordt. Zulks laat zich o.i. niet moeilijk begrij pen. Naar een verklaarden vijand loopen eigen menschen niet gauw over. Veel ge makkelijker laten dezen zich inlijven door een instantie, die zich als onzijdig aandient. De katholieke pérs heeft dan ook, vooral gedurende de jaren van het moeilijk begin in de neutrale pers haar taaiste tegen standster gehad. Om iederen duim grond is geworsteld en pas toen langzamerhand de katholieken zich bewust werden wat het dagblad voor hen kon beteekenen, werd het pleit voor de eigen pers gewonnen en kreeg zij de plaats, die zij terwille van de gods dienstige en maatschappelijke belangen der geloofsgenooten moest trachten te ver overen. Want de pers is niet alleen een beheer- scheres der openbare meening zij is ook een macht bij de vorming der geesten. Zij is behalve de berichtgeefster tevens de voorlichtster. Naast het nieuws immers in den engeren zin, geeft zij artikelen, be schouwingen, commentaar en correspon dentie, waarachter de wereldbeschouwing en de levensvisie van den schrijver staan. De neutrale pers maakt daarop geen uit zondering, kón daarop geen uitzondering maken, omdat ook zij wordt geleid en vol geschreven door denkende menschen, die hun eigen opvattingen hebben en daarom niet volkomen onzijdig vermogen te blijven al zy erkend dat in dat stelling nemen variaties voorkomen met groote onderlinge verschillen. Trouwens alleen al in het keurend kie zen uit den berichtenstroom, uit het opne men van advertenties, foto's en feuilletons kan een overtuiging zich nadrukkelijk ge noeg manifesteeren. En de daarvan uit gaande invloed is onweerstaanbaar, omdat de werking daarvan zoo onophoudelijk is als het telkens komen van wéér een dag. Reeds de zucht tot zelfbehoud drong daarom de katholieken, evenals aile an deren, die een domineerend beginsel voor staan, tot den strijd om het bestaan van de eigen krant. Maar voor vandaag blijft het zwaard in de scheede. Er zijn oogenblikken in bet leven, dat men hetgeen elkaar scheidt laat rusten, om zich bezig te houden me: dat wat vereent. Zoo'n oogenblik is ook een jubileum als ons Scheldestad-orgaan, de „VUssingsche Courant" mag viereneen diamanten feest. Een blijde herdenking van een 75- jarig bestaan, niet in ledigheid gesleten. Een even stilstaan bij vele zorgen, leed en teleurstelling, doch ook een overweging over beleefde vreugde, ondervonden wel slagen en goede dagen. Op zoo'n dag beziet men de rivale met een ander oog en met mildheid in het hart. Dan verblijdt men zich met haar blijheid en denkt men eerder aan ondervonden vriendschap en de ontmoeting op het kruispunt der wederzijdsche belangen, waar de samenwerking mogelijk was, dan aan de ideëen waartusschen een onoverbrugbare kloof gaapt. Te lichter valt dit, omdat ook achter de „Vlissingsche Courant" menschen staan, die men kent en waardeert om gaven van hoofd en hart. Menschen die als wij begrij pen, dat de strijd tegen de principes en niet tegen de personen gaat en daarom, vrijblijvend van persoonlijkheden, ridderlijk gestreden moet worden. Die waardeering strekt zich ook uit tot hetgeen de directie op materieel gebied voor haar uitgave heeft weten te bereiken. De „Vlissingsche Courant" werd oud, maar verouderde niet, omdat zij met haar tijd is meegegaan. Daarmede wenschen wrj den „vriend en vijand tevens" van harte geluk evenals met zijn positie die, door hard wer ken en veel toewijding, in de Vlissingsche gemeenschap er een van beteekenis is ge worden. Door HENRI DEKKING, Voorzitter Ned. Journalisten-Kring. Met genoegen zend ik aan de vijfenze ventigjarige „Vlissingsche Courant" een gelukwensch. Laat ik eerlijk erkennen, minder om de jubilaresse zelf, die ik niet zoo geregeld ontmoet, dan wel om de stad. waarin zij leeft en blijkbaar gedijt. Wel verdiend, want zij is een aantrekkelijke matrone. Maar Vlissingen is een stad, waar ik heel veel van houd. Als kind al kwam ik er graag en veel. In de latere jaren was ik vele winters aaneen een der geregelde gasten van het. Nutsdepartement, dat er bijzonder slag van had sprekers gastvr-p te ontvangen. En, na een, door het meelevend publiek, steeds goedgeslaagden avond, volgde er trouw voor spreker en bestuur eenoesterfuifje, zoo gul en zoo sma kelijk, dat ik er nog steeds met weemoed aan terugdenk. Als journalist voerde mijn plicht mij heeJ dikwijls naar Vlissingen Koninginnebezoe ken, onthulling van een monument, proef vaarten van de sympathiekste stoom'x>ot- orderneming van ons land de maatschap pij Zeeland, enz. enz. 't Regende meesta in Vlissingen, maan het was er altoos aange naam. In schoone beroeps- en vacantiereizen naar Engeland, Zeeuwsch-Vlaanderen en België was Vlissingen het opwekkende tus- sehenstation. En, mag ik nog zonder hoovaardij ver melden, dat een band van wederzijdsche waardeering mij bindt met Vlissingen's voortreffelijken magistraat burgemeester Van Woelderen. In den loop der jaren heb ik de bad plaats steeds aantrekkelijker en levendigei gevonden. Buiten mijn dierbare geboorte stad Rotterdam is er eigenlijk geen stad waar ik zoo van houd als Vlissingen. Daarom hoop ik dat de stem van deze sympathieke jubilaresse de „Vlissingsche Courant" nog een groot aantal jaren moge klinken, opgewekt, adrem, belangwekkend, aangehoord en gewaardeerd door een groei end abonnementental binnen een in zichzelf bloeiende en gelukkige stad. Vrijheid van drukpers is een kost baar volksbezitwaarvan men de beteekenis in onzen tijd dikwijls niet voldoende beseft. Vrijheid van drukpers is de groot ste hinderpaal op den weg van corruptie en andere handelingen die het daglicht niet kunnen velen. J. C. RUGAART, Hoofdredacteur Nieuwe Apeldoornsche Courant, Wat zegt ge van deze vijf en zeventig jarige 't Staat er zoo eenvoudig in den brief waarin een bijdrage gevraagd wordt voor het nummer van de „Vlissingsche Courant", waarin straks haar vijf en zeventigjarig bestaan zal worden herdacht„een open hartig geschreven opstel, waarin U uw meening geeft over de krant, zal ons het grootste genoegen doen." Aan openhartigheid behoeft 't niet te ontbreken, vandaar, dat ik beken aan het laatste deel van uw verzoek, om een oordeel te geven over de „Vlissingsche Courant", niet kan voldoen. Dat wil zeggen, dat ik, ook als daartoe aanleiding mocht bestaan, de roede van de critiek niet zou kunnen hanteeren. Zie, tusschen 1910 en 1937 ligt een periode van 27 jaar, in welk tijdsver loop ik niet in de gelegenheid ben geweest dagelijks met de „Vlissingsche Courant" mij op de hoogte te houden. Voorwaarde toch om gerechtigd te zijn een oordeel neer te schrijven. Ik zag de „Vlissingsche Cou rant" slechts zoo nu en dan, maar heel toevallig het laatste jaar wat meer ge regeld, of zoo men wilwat minder onge regeld. En die omstandigheid rechtvaardigt toch wel een uitspraak ten aanzien van „de krant van Van de Velde". Men houde mij die wat familiaire aan duiding ten goede, doch zij vloeide als van zelf, opgekomen uit mijn onderbewustzijn, uit mijn pen, toen mijn gedachten terug gingen naar de periode van 19071910, waarin ik, als jongste verslaggever van de „Middelburgsche Courant" m'n eerste voor zichtige schreden zette op den waarlijk niet makkelijken journalistieken weg en in nauw contact kwam met collega De Zeeuw van de „Vlissingsche Courant", de journalist in hart en nieren, die ons jongeren een voorbeeld is geweest van beroepsijver, werklust en werkkracht. Wanneer we in die dagen spraken over de „Vlissingsche Cou rant", dan spraken we over De Zeeuw. Die één was met zijn krant, zooals hij ook één was met Vlissingen, en als het noodig was, geheel Zeeland in zijn activiteit betrok. Natuurlijk was de „Vlissingsche Courant" van 1910 niet gelijk aan die van 1937, zoo als het blad van 1862 niet gelijkvormig ge weest zal zijn aan dat van 1910. Er is wat gebeurd, sinds ik het Walchersche stof van mijn voeten schudde en mijn heil zocht in regionen, die wat dichter bij Neerlands hoofdstad gelegen waren. De tijden zijn wel heel sterk veranderd; de menschen met hen, ik moge deze ietwat versleten uitdruk king hier bezigen maar met die tijden zijn niet minder de kranten veranderd. Vergeleken bij 25/30 jaar geleden heeft zich een revolutie voltrokken in het dagblad wezen, waaraan ook de provinciale dag bladpers niet is ontkomen. Tenminste, als de leiding, verpersoonlijkt 4n directie en redactie, „de klop op de deur" heeft ver staan. Nu kom ik terug op wat ik in den aanhef schreef. De vrij geregelde ontvangst van de „Vlissingsche Courant" in het laatste jaar, geeft mij aanleiding en recht om te constateeren, dat de leiding van de „Vlis singsche Courant" niet doof gebleven is voor dien klop en de ontwikkeling van haar blad gelijken tred heeft doen houden met de ontwikkeling niet alleen van de tech niek, welke, van hoeveel belang ook, voor mij eerst op de tweede plaats komt, maar vooral ook van de nieuwsvoorziening. Waarom het te ontkennen er is een tijd geweest, dat op de redactie-bureaux van de meeste provinciale bladen schaar en lym- pot onmisbare attributen waren, die veel, te veel, gebruikt werden. Meerdere provin ciale bladen bestonden voor een niet gering deel ik druk me voorzichtig uit bij de gratie van enkele grootere bladen. Die tijd is voorbij, voor goed voorbij. Schaar en lijmpot hebben, behoudens voor huishoude lijk gebruik, afgedaan, ook op de redacties van de provinciale en plaatselijke dagblad pers. Aan die bladen, welke zich zelf res pecteeren, wordt hard, zeer hard gewerkt. Moét hard gewerkt worden, want de lezer van 1937 wil geen schablonen-krant meer, waaraan vrijwel elk cachet van zelfstandi gen arbeid ontbreekt. Men wil ook in het plaatselijk dagblad en juist daarin een zielmen wil ervaren, dat er levende menschen aan de redactie zitten, die wat van hun krant weten te maken. Geen naaperrj van „een groote krant", welke men immers toch niet kan benaderen, omdat onmisbare voorwaar den daarvoor ontbreken, maar een krant met een eigen cachet, die, natuurlijk, in haar algemeene nieuwsgeving behoorlijk bij is, doch daarnaast afgestemd is op de bij zondere belangen van de streek, waar zij verschijnt, en die, wanneer daartoe aanlei ding bestaat, voorlichting geeft. Dat is, naar iiet mij wil voorkomen, de >rwaarde voor de bestaansmogelijkheid i bestaansmogelijkheid

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1938 | | pagina 20